Anderlecht is voor de 27e keer in zijn geschiedenis kampioen. Centrale verdediger Hannu Tihinen legt uit waar de sterke en zwakke punten van de club liggen. ‘Als we sterker willen worden, moeten we nog meer als team spelen.’

Winnen op Lierse moest zaterdag niet meer om de titel te pakken, en dat was er ook aan te merken. Anderlecht speelde op het Lisp alsof het al een dag en een nacht gevierd had. De spelers zaten meer met hun gedachten bij het feestgedruis dat zou volgen, dan bij de wedstrijd. De match moest worden gespeeld, maar eigenlijk was hij er te veel aan, bedacht linksachter Olivier Deschacht, dit seizoen bij de kampioen de speler met het grootste aantal speelminuten, achteraf niet geheel onverwacht. Zelfs VincentKompany, de voorbij weken uitblinker, leek moeite te hebben met de concentratie. Rots in de branding achterin waren Tristan Peersman én Hannu Tihinen, Fin, 27 jaar en zoals vanouds geconcentreerd van seconde één tot minuut 93. Hij mag terugblikken op het seizoen van de landskampioen en diens sterke en zwakke punten.

Hannu Tihinen : “De eerste zes maanden voor nieuwjaar waren excellent. Erna werd het hoe langer hoe moeilijker om wedstrijden te winnen. Voor kerst hadden we wat meer geluk in de afwerking, de laatste tijd wat minder. Misschien door een gebrek aan concentratie, omdat het ‘maar’ de Belgische competitie is. Met Kompany kwam er achterin iets nieuws, een verdediger die de ploeg offensief wat bijbrengt, sterk aan de bal is en er mooie dingen mee doet. Ik werd nog meer dan het jaar voordien de man van het vuile werk. Offensief leek in augustus de afwezigheid van Jestrovic een probleem te kunnen worden, maar dat werd het niet, omdat Aruna zich schitterend ontwikkelde en we een heel nieuwe Mornar in de kleedkamer zagen. Veel positiever dan het jaar voordien, misschien omdat hij er zich van bewust was dat hij via Anderlecht een nieuwe kans in het buitenland kon afdwingen.”

Miste je hem in de tweede helft van het seizoen ?

“Moeilijke vraag. Een beetje. Mornar kon heel goed een bal bijhouden en vormde een goeie combinatie met Aruna. In mijn ogen was die zonder Mornar iets te vaak onze enige spits en wachtte iedereen een beetje te lang tot hij zou scoren of iets speciaals zou doen.”

Winst in twintig van de eerste tweeëntwintig wedstrijden, tot dan geen puntje verloren op verplaatsing. Indrukwekkende cijfers, maar minder lof kreeg het voetbal. Realistisch was het, vooral vanuit de organisatie. Of is dat voor Anderlecht een vies woord ?

“Ik vond het gevarieerd, de ene keer met drie achterin, de andere keer met vier. Aanvankelijk stond ik sceptisch tegen dat spelen met drie, maar eigenlijk zie je dat het ons spel verrijkt, omdat je meer mogelijkheden krijgt om een bal aan iemand af te spelen. Als je het goed uitvoert en elkaar goed coacht, biedt dit ook perspectieven.”

Niet wegdribbelen. Ben je het eens met de kritiek, of de vaststelling, dat Anderlecht soms te weinig avontuurlijk was ?

“( Voorzichtig.) Dat zou je kunnen constateren, ja. Voor nieuwjaar gingen we heel realistisch met onze kansen om. Dat is nadien veranderd, sinds nieuwjaar slagen we er veel moeilijker in om de kansen om te zetten in doelpunten. Té realistisch ? Dat weet ik niet. Wat is té realistisch ?”

Voetbal is een teamsport, maar wie zijn voor jou de grootste bewerkers van de titel ?

“Ongetwijfeld Aruna. Zijn eerste zes maanden waren fenomenaal. De rest van het team moest de bal inleveren en hij deed er wat unieks mee. Zeven doelpunten, acht assists en hij dwong ook een paar strafschoppen af. Dan moet je tevreden zijn over zijn prestaties.”

En toch was het publiek niet tevreden. Hoe verklaar jij dat ?

“Vreemd. Ik heb het nog nooit meegemaakt dat in een team dat alles won, zoveel spelers bij het publiek de kop van Jut waren. Strange. Het kan niet dat één speler er telkens wordt uitgepikt. Een beetje jammer, zowel voor ons als voor die bepaalde spelers, die telkens het beste voorhebben.”

Hoe kijk je terug op je eigen seizoen ?

“Stabieler dan mijn eerste jaar. Ik ben een man van weinig hoogtepunten, maar ik ken ook weinig dalen. Nieuwe mensen rond me, een nieuwe partner centraal, een nieuwe doelman : het had allemaal weinig invloed op mijn spel. Een beetje zoals in mijn leven, ik heb al op diverse plaatsen gespeeld en gewoond en pas me overal relatief makkelijk aan. Mijn voordeel is dat ik mijn beperkingen ken. Ik kan dribbelen, maar dat heeft geen zin, het risico is te groot. Dus speel ik simpel in. Misschien een beetje saai voor de toeschouwer, maar dat neem ik erbij. Ik heb er ook geen moeite mee om fouten toe te geven. Liever eerlijk zijn dan de schuld op anderen afschuiven. En ik heb genoeg zelfvertrouwen om dat te kunnen. Ik ben hier om mezelf te verbeteren, als voetballer, maar ook als mens.”

Mijn god, een filosoof ! Hoe kwetsbaar vond je Anderlecht achterin ?

“Minder kwetsbaar op hoge ballen dan het jaar voordien. Brugge zaaide een paar keer paniek, maar zij hebben dan ook ontzettend veel lange mensen en een stijl die daarop is afgestemd. Op Celtic hadden we het ook lastig, maar Britse ploegen zijn daar nu eenmaal de hele tijd mee bezig. In andere wedstrijden vond ik ons daar stevig genoeg.”

Wamberto vindt het defensieve niveau van de Belgen de voorbije jaren ferm gezakt.

“Vergeleken met Engeland, waar ik kort bij West Ham voetbalde, of met Scandinavië – ik voetbalde in Finland én Noorwegen – vind ik verdedigers hier beter aan de bal. Technisch sterker. In de duels zijn ze misschien iets minder, omdat je dat hier niet zo vaak nodig hebt. Dat is mede een van de redenen waarom ik voor Anderlecht koos. Om iets meer polyvalent te worden, beter in het uitvoetballen en in het opvangen van andere types aanvallers.”

Welke ploeg deed je dit seizoen het meeste pijn ?

“Club Brugge. Een ploeg die er altijd voor gaat, met veel fysieke kracht. Dit jaar zijn we er niet in geslaagd om op hun spel een antwoord te vinden. Vorig seizoen lukte dat thuis wel. Ze zijn al wat ouder, misschien straks te oud ( glimlacht).”

Is het een smet op jullie seizoen dat je van Club noch Standard kon winnen ?

“Neen. ‘Anderlecht is een kleine kampioen omdat men het niet in de grote matchen kon’, las ik al. Het gaat om regelmaat, vind ik. En waarom het niet lukte… Op Standard vond ik onze tweede helft goed genoeg voor de overwinning. Thuis tegen Brugge kon dat ook gerust… In Brugge… Ik denk niet dat er echt een reden aan te wijzen is. Alleen omstandigheden.”

Ander opvallend gegeven : ‘Broos buiten’ werd ook dit seizoen weer een paar keer gescandeerd. Heeft ook dat je verrast ?

“Ja, maar daar moet je niet zo zwaar aan tillen. Soms vinden supporters wat ze zien leuk en andere keren niet. Ik kom zelden op Arsenal, weet niet of ze daar hetzelfde roepen aan het adres van Arsène Wenger, maar ik constateer hier dat Anderlecht de grootste club van België is en dat de supporters heel kritisch zijn. Je moet elke wedstrijd winnen, niet gewóón, maar met spektákel. Liefst nog met vijf goals verschil. Champagnevoetbal. Ik vond de trainer soms heel moedig. Als alle supporters achter Pär staan, is het niet makkelijk om in functie van de hele groep bepaalde ingrepen te doen.”

Wat moet Anderlecht volgend seizoen doen om dat te brengen of nog beter te worden ?

“Meer als een team spelen. Bijvoorbeeld in de Champions League is dat belangrijk. Ik vond het Europees dit jaar al beter gaan dan vorig seizoen, maar het kan nog beter. Door compacter te spelen. Soms lukte dat, zoals thuis tegen Celtic, maar te veel vond ik nog dat we één helft goed speelden en de tweede minder was van kwaliteit. Kortere lijnen, minder individuele dingen… Dribbels moeten, maar gecombineerd met andere zaken. Meer praten ook op het veld, elkaar coachen. Een beetje zoals Porto het Europees deed dit seizoen. In bepaalde stadions, bij topwedstrijden, hoor je elkaar niet, maar het helpt als je veel praat in andere wedstrijden, zodat de ander in een topper alvast weet waar hij je kan verwachten.”

Jij bent 27 en de oudste achterin. Hoe voelt dat ?

“Oud. Je moet dat niet overdrijven, die jongens kunnen voetballen en de taal waarin ik kan coachen, blijft dezelfde. Ik weet niet of de jeugdopleiding hier zo goed is, maar het niveau dat die gasten halen, is indrukwekkend. Indertijd kwam ik in Finland ook vrij jong in de ploeg, ik was ook nog geen zeventien toen ik debuteerde, maar zo ver stond ik bijlange niet. En een talent zijn in Finland is lang niet hetzelfde als een talent zijn in Brussel. Ze maken nog foutjes maar door hun snelheid kunnen ze die goed compenseren. Van Kompany vind ik dat hij het spel ontzettend goed leest. Ik ben 27 en voor mij zijn bepaalde dingen makkelijk en normaal, maar hij is tien jaar jonger en het gaat al zo goed.”

Sommigen zien zijn toekomst eerder op het middenveld.

“Dat kan. Hij is goed aan de bal en snel en het gebeurt niet zo vaak dat een verdedigende middenvelder snel is. Met zijn lange benen kan hij iemand goed de bal uit de voeten halen. Waar hij wel op moet letten, is dat hij goed in positie blijft en zich niet te veel in het offensieve laat betrekken. Ook dat is iets wat met de tijd komt. Vanden Borre vind ik offensief sterk en voor een rechtsachter is dat niet onbelangrijk. Dat jong nu mode is en er misschien onder impuls van hun doorbraak nog anderen naar voren worden geschoven, daarvoor ben ik niet bevreesd. Kompany is een uitzonderlijk talent, Vanden Borre idem. Ik hoop alleen dat zij hun voeten op de grond houden en gewoon veel blijven trainen.”

Verbazend was dat diverse spelers, ondanks zó’n seizoen, weinig zelfvertrouwen uitstraalden.

“Dat zie je overal bij offensieve jongens. Een Thierry Henry is misschien sterk genoeg om zijn goeie vorm gedurende langere tijd vast te houden, maar bij veel andere spelers is dat niet het geval. Daarom zag je minder schommelingen bij de jonge jongens achterin dan bij mannen als Seol, Wilhelmsson of Kolar. Hoe meer die in de buurt van de dertig komen, hoe regelmatiger ze zullen worden.”

Wat maakt het verschil tussen een Europese exit in de eerste ronde en een plaatsing voor de tweede ronde zoals het bestuur dat voor volgend seizoen graag zou hebben ?

“Ik denk dat we er ook nu al dicht bij zaten, maar dat we in Lyon noch in Bayern het geluk hadden te scoren. Je kan verwijzen naar die strafschoppen en die waren in mijn ogen ook omstreden, maar je kan uit die twee wedstrijden ook concluderen dat we de andere kansen niet afwerkten. Een zaak van realisme, zowel defensief als offensief. Daar moet je dus aan werken.”

Dan vraag ik me af of een Belgische competitie jullie voldoende test in dat soort dingen.

“Misschien niet, neen. We zijn op dit moment goed genoeg voor het weekend, maar niet voor een dinsdag- of woensdagavond in de Champions League. Daarvoor zijn meer topwedstrijden in België nodig. Wat heb je hier naast Brugge, Standard of Moeskroen ? ( Denkt na.) Genk. Dat is het. Vier, vijf ploegen.”

Jij schiet met iedereen goed op. Hoe vond je de kleedkamer de voorbije twee seizoenen ?

“Er zijn verschillende temperamenten, verschillende mentaliteiten, en ik kan aannemen dat zoiets op bepaalde momenten moeilijk te verzoenen is, maar deze groep is intussen een tijdje samen en mijn indruk is dat het goed gaat. Pär kon makkelijk oorlog hebben gemaakt omdat hij niet zoveel speelde, maar wij zijn Scandinaviërs, wij kunnen het ook vanuit een ander perspectief bekijken en het standpunt van de club begrijpen.”

Hoe ambitieus is kampioen Hannu Tihinen ?

“Ik wil ooit in een groot kampioenschap spelen, want ik weet dat ik het aankan. Dat voel ik na zo’n Champions League, ik vond het persoonlijk heel jammer dat het voorbij was. Ik lig nu nog twee jaar onder contract en zou kunnen zeggen : ‘Nog één seizoen Brussel en dan zien we wel’, maar in voetbal is het moeilijk plannen. Ik stretch veel, verzorg mijn lichaam, mag eten wat ik wil zonder bij te komen, maar een blessure kan altijd. We hadden dit jaar vier zware knieletsels, dat kan ook mij overkomen.”

Ben je niet te fair om het als verdediger aan de Europese top te maken ?

“Fair, maar hard genoeg, dat leerde mijn verblijf in West Ham. Nooit over het randje, je zal me nooit een elleboog zien gebruiken of zoals Dugarry indertijd vijf keer naar een tegenstander spuwen, maar ik ben hard genoeg. Vraag dat maar eens aan Jestrovic of Aruna. Ik train zoals ik speel, en zij zijn daardoor vaak genoeg geïrriteerd.”

Wat is dan het verschil tussen Sammy Hyppia, Fin en aanvoerder van Liverpool, en Hannu Tihinen, Fin en schaduwkapitein bij Anderlecht ?

“Hij is beter in de lucht, uitstekend zelfs. Engeland is wat dat betreft een goeie keuze voor hem. Ik ben iets sneller en misschien, nu zal je lachen, beter aan de bal. ( Observeert.) Ik constateer nu een lichte glimlach.”

Heeft iemand belangstelling voor Hannu Tihinen ?

“Er zijn altijd clubs, maar ik zeg iedereen, ook mijn manager, dat ik hier nog een tijdje wil blijven, omdat ik van het leven in België geniet, zowel cultureel, culinair als op het veld. Anderlecht was een uitstekende keuze. Vooraf vertelden ze me dat het in Brussel altijd regende, maar wie dat zei, was nooit in Stavanger.”

Tot slot : wat vond je van het wieleruitje woensdagnamiddag ?

“Vreemd voor ons, want in Scandinavië vind je dat niet. Op tv zie je het wel eens, maar als je dan in het echt ziet met welke snelheid die jongens zo’n muur van Hoei beklimmen, ben je toch onder de indruk. Ik heb een mountainbike, maar gebruik die zelden. Door dat wielrennen heb ik ook het boek van LanceArmstrong gelezen. Ik hoorde dat de Tour deze zomer in Waterloo passeert, hopelijk krijgen we straks vrij om dat te zien.”

door Peter T’Kint

‘Nog meer dan het jaar voordien was ik de man van het vuile werk.’

‘Ik wil ooit in een groot kampioenschap spelen, want ik weet dat ik het aankan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content