Ik ben tevreden dat Hugo Broos weer aan de slag is geraakt bij Zulte Waregem. Onze wegen hebben elkaar dikwijls gekruist. Samen bij het leger, meer dan tien jaar ploeggenoten bij Anderlecht en de nationale ploeg, en later elkaar nog tegengekomen bij Club Brugge. Men beweert dat tegenpolen elkaar aantrekken. Wel, dat kan men hier zeker zeggen: Broos en ik zijn totaal verschillende karakters. Hij is een familiaal type. Bij mijn weten is hij een van de weinigen van onze ploeg die nog samen zijn met hun vrouw. Ik was meer een avontuurlijk type. We hebben onze doorbraak in het eerste elftal van paars-wit samen gekend onder George Kessler in 1971. Tijdens onze terugreis na een uitwedstrijd tegen Standard, waar we met 3-0 de boot in gingen, riep Kessler me bij zich en deelde laconiek mede dat ik de volgende wedstrijd, thuis tegen Union Sint-Gillis, laatste man zou spelen. Broos werd voorstopper en Jos Volders de nieuwe linksachter. Ik hoorde het donderen in Keulen, want ik had nog nooit op die positie gespeeld. En toch: vanaf dat moment waren we vertrokken en dat seizoen wonnen we titel en beker.

Onze legerdienst brachten we samen door in het Klein Kasteeltje, waar we in de keuken terechtkwamen. Afwassen was een van onze interessantste bezigheden. Vooral ’s maandags stond er een berg vaat op ons te wachten. Toen heb ik Hugo geleerd hoe het vlug kon vooruitgaan. Je nam tien borden tegelijk en droogde het bovenste gedeelte van het eerste bord af en de onderkant van het tiende bord. Hugo vond dat maar niets!

Tijdens de afzonderingen en buitenlandse reizen deelde ik tien jaar lang de kamer met Broos. Ik liet alles rondslingeren en daar ergerde hij zich duidelijk aan. Na een Europese uitwedstrijd was het de gewoonte dat er een stapje in de wereld werd gezet. Soms kon ik hem overtuigen om een pintje mee te gaan drinken, zoals die keer in Algiers, waar we een oefenwedstrijd hadden gespeeld. We zaten samen met Arie Haan aan de bar. Er waren ook een paar supporters meegereisd, waaronder een West-Vlaming met zijn dochter. Arie wilde die dochter wel een beetje beter leren kennen, maar de vader was een aanzienlijk struikelblok. “Laat dat maar aan mij over,” stelde ik Haan gerust, “nodig die man gewoon uit aan de bar.” Ik vroeg Hugo Broos die man een tijdje bezig te houden. Terwijl Hugo in een druk gesprek was gewikkeld met de supporter, haalde ik twee slaappillen uit mijn zak, die we kregen na een match om rustig te kunnen slapen. Zonder dat iemand het merkte, liet ik ze in het glas van het nietsvermoedende slachtoffer glijden. Na het drinken van de wijn werd de man suffer en suffer. We installeerden hem in een stoel naast de lift, waar hij prompt in slaap viel. Arie Haan heeft de dochter beter leren kennen en iedereen was tevreden, behalve Broos, die mij zei dat ik hem dat niet meer moest flikken. Hij vond het onverantwoordelijk wat er was gebeurd. En hij had nog gelijk ook.

Door een samenloop van omstandigheden is Broos in Brugge terechtgekomen. Bij blauw-zwart was ik werkzaam als assistent van George Kessler, toen ik op een zekere dag een telefoontje kreeg van Hugo. Hij vroeg mij of ik geen manager kende in Frankrijk die hem aan een ploeg kon helpen bij onze zuiderburen. ’s Middags had ik een afspraak met Kessler en maakte hem de groeten over van mijn oude kamergenoot. “Wat is hij van plan?”, vroeg de Duitser geïnteresseerd. “Hij wil naar Frankrijk”, antwoordde ik. “Zou hij duur zijn?”, vroeg Sir George zich af. “Hij heeft tien jaar in het eerste elftal van Anderlecht gespeeld en traditioneel vraagt men dan een vriendelijk prijsje”, repliceerde ik. Kess-ler had zijn besluit snel genomen, want hij zei: “Oké, we nemen hem!” Hugo Broos verhuisde dus naar Club Brugge, waar hij nog ettelijke jaren als speler en later als trainer zeer goed presteerde.

Het hotel Tower Bridge in Grimbergen, waar ik regelmatig vertoef, was het ouderlijke huis van Broos, waar zijn moeder een café uitbaatte. Ik ben er nog naar Hugo’s trouwfeest geweest. Hij is er eens gepasseerd toen hij zijn dochter had bezocht in Humbeek en mij telefoneerde om een pintje te gaan drinken in de bar van het hotel. Daar hebben we nog eens gesproken over ‘de goede oude tijd’. Toen ik hem vertelde dat ik een boek had geschreven, zei hij lachend: “Over jou kan ik drie boeken schrijven.”

“Broos zei me dat ik hem dat niet meer moest flikken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content