Vijftien jaar geleden zette het arrest met zijn naam de voetbalwereld op zijn kop, maar het was ook het definitieve einde van de voetbalcarrière van een groot talent. Hoe zou het vandaag nog met Jean-Marc Bosman zijn?

Drie kilometer slechts ligt het van de E40 van Brussel naar Luik (en omgekeerd), maar in het ondergesneeuwde Haspengouwse dorpje Villers L’Evêque verstoort niets de rust. Hier trok Jean-Marc Bosman zich na zijn arrest terug, op vijftien kilometer van de Luikse voorstad Ans, waar hij opgroeide.

De schoenen moeten niet uit, zegt hij. “Ik ben toch degene die het moet opkuisen.” Het huis dat hij in betere tijden liet bouwen, is al wat hem nog rest. Vandaag leeft Jean-Marc Bosman sober. Sinds mei heeft hij via de bemiddeling van de burgemeester recht op een OCMW-uitkering van 740 euro per maand. Dat houdt in dat er keuzes gemaakt moeten worden. Zijn tv-aansluiting heeft hij afgezegd, alleen internet heeft hij nog, maar voor het bezoek heeft hij wel taart gekocht. Een dag eerder was het precies vijftien jaar geleden dat het arrest met zijn naam geveld werd voor het Europees hof van Justitie.

Op 15 december 1995 leek het einde van het profvoetbal nabij, maar vijftien jaar later gaat er meer geld om in het voetbal dan toen. Het transfersysteem is een lucratieve business geworden, spelers verdienen een veelvoud van toen en hebben bovendien hun vrijheid, managers strijken enorme commissies op en de tv-rechten blijven stijgen. “Iedereen riep dat het arrest een ramp was, maar ze zijn er allemaal beter van geworden”, merkt Bosman terloops op, terwijl hij een glas limonade inschenkt. “Iedereen, behalve ik.”

“In Engeland zouden ze een standbeeld moeten oprichten voor mij. Wat had Chelsea aan prijzen gewonnen, als ze alleen maar met Engelse spelers hadden kunnen spelen? Inter had ook eens aan mij kunnen denken toen ze afgelopen lente Europabeker, landstitel en beker wonnen, zonder één Italiaan. Op het ogenblik van het arrest mochten ze maar drie buitenlanders opstellen. Ze hadden me op zijn minst een bedankingskaartje mogen sturen.”

Guy Thys

Voetbaltrofeeën zijn niet te zien in het huis. Nochtans was Bosman, wat zijn tegenstanders ook mogen beweren, begin jaren tachtig een aankomend toptalent in België. Op zijn tiende laat hij zich aansluiten bij Standard. “Ik begon bij de miniemen C, maar na drie wedstrijden stond op mijn kaart dat ik de volgende match zou spelen met de provinciale miniemen: ik huilde in de kleedkamer, want ik vond het fijn bij de miniemen C.” Hij doorloopt vanaf de min vijftien alle nationale jeugdploegen met België. “Op het middenveld speelde ik met Benoît Thans en Marc Degryse. In de spits stonden Marc Van Der Linden van Antwerp en een heel goeie spits van Club Brugge die later helemaal uit beeld is verdwenen: Bart Maes.

“Met de juniores van Standard wonnen we het internationale toernooi van Nice. Ik werd er uitgeroepen tot beste speler van het toernooi. In de finale klopten we Inter met 2-1, ik maakte beide goals. Na dat toernooi kwamen de mensen van Inter me zeggen dat ze me zouden blijven volgen. Maar Inter had al drie buitenlanders! Vandaag pakt Inter zo’n jonge speler direct. Begrijp je wat ik bedoel?”

Met de Belgische nationale beloften neemt Bosman deel aan twee EK’s: één in Finland en één in Engeland. “In Engeland speelde ik erg goed. Guy Thys was daar ook. Hij kwam naar me toe, klopte me op de schouder en zei: ‘Als je zo voort doet, zal je snel bij de Rode Duivels spelen’.”

In de collectie met seizoensgidsen van Sport/Voetbalmagazine duikt Bosmans naam voor het eerst op in de kern van het seizoen ’83-’84. Standard heeft dan net onder leiding van Raymond Goethals zijn tweede opeenvolgende titel gepakt, liet Erik Gerets en Arie Haan gaan, maar haalde met Horst Hrubesch van HSV wel een Europese topper. “Eigenlijk trainde ik het jaar daarvoor al mee met de kern”, zegt Bosman. “Ik keek enorm op naar Gerets, maar vooral naar mijn absoluut idool: Simon Tahamata. Een heerlijke voetballer, maar ook een ongelofelijk fijn mens.” Met Goethals – de omkoopaffaire Waterschei zou pas in februari 1984 uitbarsten en de ploeg onthoofden – had Bosman al meteen een aanvaring. “Ik weet dat sommige ploegmaats van toen wel eens verbaasd opmerkten dat ze nooit verwacht hadden dat de kleine, sympathieke Jean-Marc zo van zich zou afbijten, maar koppig was ik toen al, als ik het gevoel kreeg dat ik onrechtvaardig behandeld werd. Goethals stelde me een contract voor van 100 euro per maand, plus 25 euro verplaatsingsonkosten, en daarnaast fikse premies. Ik zei vlakaf dat ik dat te weinig vond. Razend was hij. Uiteindelijk heb ik ietsje meer gekregen.”

Zijn debuut met Standard maakt hij op 14 april 1984 als invaller tegen Beringen. Een week later staat hij tegen KV Mechelen aan de aftrap. In totaal speelt hij voor Standard 82 wedstrijden, waarvan 42 als titularis. “Voor het laatste seizoen zei de nieuwe trainer, René Desaeyere, dat hij van mij een international zou maken. Daarom tekende ik voor een jaar bij. Maar ik heb dat seizoen geen half uur in het eerste elftal gespeeld. Sportdirecteur Roger Henrotay zei me nog dat ik wat hem betrof niet weg moest, maar ik was gedegouteerd.”

750 euro per maand

In 1988 transfereert zijn manager, wijlen Fernand Goyvaerts, hem naar het Club Luik van Robert Waseige. Hij speelt er in twee jaar 24 competitiewedstrijden, waarvan twaalf keer als titularis.

In de lente van 1990 loopt het contract van Jean-Marc Bosman bij Club Luik af. Luik is niet van plan om hem een nieuw contract aan te bieden en wil hem verkopen. “Ik hoor Waseige nog tegen mijn vader zeggen: ‘We gaan hem ook niet gratis laten vertrekken, hein. ‘ Ze hadden me gekocht voor 75.000 euro en zetten me op de transferlijst voor bijna 300.000 euro.”

Aan Bosman zelf biedt Luik, zoals het KBVB-reglement het voorziet, het minimumcontract van 750 euro bruto per maand aan. Voorheen bedroeg Bosmans salaris 1875 euro bruto per maand, met premies inbegrepen kwam hij maandelijks aan 3000 euro. “Mijn manager zei me dat het wel rond zou geraken met het Seraing van Gérald Blaton. Maar de laatste dag van de transferperiode had ik nog niets gehoord. Een paar minuten na middernacht belde ik hem. Hij zei: ‘Het is niet gelukt’.”

Omdat geen club hem kocht en hij weigerde het minimumcontract te tekenen, wordt hij voor een jaar geschorst, zoals dat toen in die omstandigheden gebruikelijk was. Uiteindelijk is de Franse tweedeklasser Duinkerken bereid hem voor een jaar te huren en daarvoor aan Luik 30.000 euro te betalen. Omdat Luik twijfelt aan de solvabiliteit van Duinkerken, stuurt het geen transfercertificaat naar de Franse bond. Plots zit de speler in de problemen (voetballers hadden toen geen recht op een werkloosheidsuitkering). “Ik had geen inkomen meer, terwijl ik toch levenslang eigendom bleef van Club Luik. Daarom kreeg je in die tijd ook maar kortlopende, kleine contractjes van één of twee jaar. Nu is men bang dat talenten vertrekken: daarom geeft men ze langdurige contracten. Voor de spelers zijn die een garantie op een inkomen.”

Dus zoekt Bosman hulp. “In onze straat woonde een man wiens dochter verkering had met een jonge stagiair-advocaat: Jean-Louis Dupont. De vader van dat meisje zei: ‘Ga naar het bureau van Luc Misson waar Jean-Louis werkt’.” Met Misson stapt Bosman in augustus 1990 naar de rechtbank van eerste aanleg in Luik om schadevergoeding te vragen en het bestaande transfersysteem aan te klagen. Van de rechtbank krijgt hij ook in beroep gelijk. Op 19 juni 1991 wordt bepaald dat Bosman vrij is om te gaan naar een club van zijn keuze, zonder enige vergoeding voor Club Luik, dat verder 2250 euro per maand aan Bosman moet betalen zo lang die zonder club zit. In oktober kan hij aan de slag bij de Franse tweedeklasser Saint-Quentin, die na dat seizoen failliet gaat. Het jaar daarop speelt Bosman bij Saint-Denis, de club uit de hoofdstad van het eiland La Réunion, een Frans overzees departement, maar zijn vrouw krijgt heimwee. In mei 1993 tekent hij bij Belgisch derdeklasser Olympique Charleroi. “Voor 750 euro per maand. De vijf verplaatsingen per week deden we met vier spelers uit het Luikse, in een oude Ford Taunus waar in de winter uit de verwarming koude lucht kwam.” Intussen werden in de zaak ten gronde door de Belgische rechter twee vragen gesteld aan het Europees gerechtshof in Luxemburg:

(1) Is het wettig om na afloop van een contract een vergoeding te vragen voor een speler?

(2) Is het wettig om een beperking in te voeren op het vrij verkeer van werknemers binnen de EU via een limiet op het aantal buitenlanders uit andere EU-landen?

In weerwil van flinke lobbying aanhoort de voetbalwereld op 15 december 1995 verbijsterd dat de antwoorden op beide vragen negatief zijn. Voortaan zijn voetballers aan het eind van hun contract ook daadwerkelijk transfervrij, en mogen er geen beperkingen opgelegd worden wat betreft het aantal buitenlanders van andere EU-landen.

Op dat moment speelt Bosman bij vierdeklasser Wezet. “Plots streken alle cameraploegen uit Europa daar neer. Toen ik er aankwam, stonden er drie of vier reclameborden rond het veld, een maand later stond het vol en had de voorzitter zijn investering gerecupereerd. Men zegt dat ik daar tussen de 2000 en 3000 euro verdiende. Het was 1000 euro per maand.”

Alcoholverslaafd

De jaren na het arrest zijn één grote nevelvlek in zijn hoofd. De benefietmatch die flopte, de mislukte contacten met de FIFPRO, het feit dat hij ervoer dat zijn advocaat Jean-Louis Dupont toenadering zocht tot zijn eerdere tegenstanders en aan zijn eigen carrière werkte (Dupont werkt nu in Barcelona bij een internationaal gerenommeerd advocatenbureau en verdedigde onder meer de FIFA, de G14 en Real Madrid), de onzekerheid over wat hem financieel te wachten stond, de loze beloftes: het deed hem allemaal naar de alcohol grijpen. “Ik dronk omdat ik niet snapte hoe ik gerold en bedrogen ben. Nu snap ik hoe alles in mekaar zat en heb ik de drank niet meer nodig.”

Op 27 december 2007 stopt hij met drinken. Twee jaar houdt hij dat vol. Even hervalt hij. “Nu gaat het weer goed. Maar het gevaar loert altijd om de hoek.” Vrienden heeft hij aan zijn voetbalverleden niet overgehouden. “Mijn advocaat, Luc Misson, noem ik een vriend. Claude Dierick, de ondernemer die dit huis bouwde, ook. Hij was het die me op mijn alcoholprobleem wees. Maar ik wilde niet geholpen worden. Ik hield de schijn op, terwijl ik me ellendig voelde. Maanden, langer zelfs dan een jaar, opende ik mijn brieven niet meer. Op een dag, toen ik van de drank af was, heb ik alles eens goed doorgenomen. Dat was best schrikken, dat je door een aantal zaken op hun beloop te laten nog flink wat rekeningen moet betalen.”

Hij hééft geld gekregen. Een schadevergoeding van de FIFA, ten bedrage van 300.000 euro (310.000 Zwitserse frank). “Jean-Louis Dupont had er op weg naar Lausanne al op aangedrongen: accepteer dat, meer zit er echt niet in. Toen we daar aankwamen, stelde Michel Zen-Ruffinen me ook dat bedrag voor. ‘Op dit moment hebben we namelijk cashproblemen omdat we een nieuw gebouw aan het optrekken zijn, daarom kunnen we u nu niet meer geven’.” Bosman lacht. “Kun je je dat vandaag voorstellen, de FIFA met cashproblemen? En Dupont maar zeggen: ‘Teken, Jean-Marc!’ Ik heb dat getekend, beneveld als ik in die tijd was door de alcohol.”

Van de FIFPRO die het aanvankelijk voor hem opnam, kreeg hij 220.000 euro. Namens de Belgische profvoetballers gaven Filip De Wilde en Marc Degryse hem 1500 euro. Op het gala voor het 40-jarig bestaan van de FIFPRO in 2005 kreeg hij 10.000 euro voorschot op een mogelijke samenwerking. ” Theo van Seggelen beloofde me ook dat hij zou uitkijken voor een of andere vorm van samenwerking waarbij ik maandelijks een loon zou ontvangen. Die avond gaf Mark van Bommel me nog een cheque van 6000 euro. Hij zei erbij: ‘Als ik nu bij Bayern zit, is dat dankzij jou.’ De volgende dag had Van Seggelen geen tijd, de volgende weken bleef ik maar bellen. Zo ging dat de hele tijd, jarenlang. Beloftes die niet nagekomen werden. Het gevolg? Ik ging weer aan de drank.”

Hij toont de facturen voor zijn website die hij in de nasleep van een paar jaar geleden opstartte als actiemiddel tegen de 6+5-regeling: 61.000 euro heeft hem dat gekost, “waarvan 31.000 euro alleen al om de website op te starten.” Hij zou T-shirts verkopen. Eén heeft hij er verkocht: aan de zoon van Luc Misson.

In april 2010 regelt hij alles met de fiscus. Om te kunnen betalen wat de fiscus nog aan achterstallige belastingen opeist (46.676 euro), verkoopt hij zijn tweede huis en zijn sportwagen. Hij rijdt nu met een tweedehands Renault Mégane. “Wat heb ik niet moeten horen omdat ik korte tijd met een Porsche Carrera reed. Maar het was wel een tweedehandswagen: gekocht voor 46.000 euro en verkocht voor 55.000 euro. Moet ik me schamen omdat ik probeer mijn boontjes te doppen?”

Na het afbetalen van zijn belastingsschulden krijgt hij sinds mei van dit jaar via bemiddeling van vrienden een uitkering van het OCMW, 740 euro per maand. “Ik hoor de mensen al zeggen: waarom zoekt hij geen werk? Maar ik zoek best, hoor. Kijk.” Hij toont een map met reacties die hij kreeg van kandidaat-werkgevers waar hij zich aanbood. Een lijst vriendelijke, maar negatieve antwoorden. “Hoeveel kansen heeft een 46-jarige zonder diploma nog op de huidige arbeidsmarkt? Vaak heb ik ook de indruk dat mijn naam stoort. Soms denk ik dat ik beter mijn naam zou laten veranderen in Bodson.”

Uit het voetbal kreeg hij een jaar of vijf geleden ook een aanbod: “Standard stelde me voor om een jeugdploeg te trainen. Ik zou een goeie 1000 euro per maand verdienen. Ik heb bedankt, met een uitvlucht als excuus.” Zwijgt. “Weet je wat de echte reden is waarom ik het niet deed? Ik was toen aan de alcohol en ik was beschaamd dat men op een dag een drankgeur zou merken, of iets aan me zien, met die jonge voetballers die mijn naam kennen van mijn arrest. Ik was te trots om het beeld dat ik naar buiten overeind hield te verliezen. Nu weet ik: een tweede keer zullen ze het me niet vragen.”

De avond valt over Villers-l’Evêque. Bij de deur wenst Bosman iedereen gelukkige kerstdagen en een goed nieuw jaar. Eigenlijk zou hij de hele bladzijde graag omslaan. “Ik moet aan de toekomst denken. Ik heb een dochter van 21 uit mijn eerste huwelijk, een zoontje van negentien maanden uit mijn relatie nu, en straks in februari komt er nog een kindje.” Maar het blijft knagen. “Ik ben een van de bekendste Belgen in het buitenland, maar ik leef van het OCMW. Ik moet nog altijd antidepressiva nemen. Geen hoge dosis, maar toch.”

De enige raad die hij aan jonge talenten meegeeft, is: “Spaar geld en studeer! Toen ik zeventien was, was ik superbegaafd. Van alle kanten hoorde ik: ‘Die school is niet belangrijk, zet toch alles op dat voetbal.’ En nu zit ik hier, 46 jaar, zonder diploma, op zoek naar werk. Ik heb iedereen in het voetbal rijk gemaakt, maar er zijn er bitter weinig die iets voor me terug gedaan hebben.” Toch heeft hij geen spijt van zijn actie van destijds. “Toen ik in het verweer ging, wist ik dat mijn eigen carrière om zeep was. In de lessen moraal leerde ik: doe aan anderen wat je graag hebt dat ze voor jou zouden doen. Welnu: ik heb rechten gegeven aan een hele arbeidssector die geen rechten had. Daar ben ik best trots op.”

door geert foutré – beeld françois pera (reporters)

“Guy Thys zei me: als je zo voortdoet, zal je snel bij de Rode Duivels spelen.”

“Inter had me op zijn minst een bedankingskaartje mogen sturen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content