‘Ik ben altijd een twijfelaar geweest’

© INGE KINNET

Veertig jaar geleden sierde een actie van Jan Ceulemans met de Rode Duivels de allereerste cover van Sportmagazine op 20 maart 1980. Vandaag blikt hij in alle openheid terug op het voetbal in de jaren 80 én kijkt ook nog even terug op zijn trainersloopbaan.

De telefoon rinkelt in huize Ceulemans. Of Jan een korte prognose voor de komende topmatch van Club kan geven? Blauw-zwart laat hem nooit helemaal los. Dat kan ook niet. De vraag hoe belangrijk de Caje in zijn tijd voor Club was, beantwoordde Leo Van Der Elst onlangs met één zin: ‘Jan Ceulemans was Club Brugge.’

Toch overwoog diezelfde Ceulemans iets meer dan 40 jaar geleden, in het seizoen waarin dit blad boven de doopvont werd gehouden, naar Lierse terug te keren, de club die hem een jaar eerder verkocht aan Club.

Dat keerde uiteindelijk snel, en 1980 zou hét jaar van Jan worden. De landstitel en de finale van het EK 1980 bezorgden hem ook de Gouden Schoen en de Nationale Trofee voor sportverdienste.

In zijn huis vlakbij de Grote Markt in Westerlo grasduint hij met stijgende verbazing door de lijst met de belangrijkste sportfiguren van het jaar 1980, aangevoerd door judoka Robert Van de Walle die goud pakte op de OS van 1980, gevolgd door Wilfried Van Moer en… Jan Ceulemans himself. Veelzeggend voor die tijd: in die top 20 staat maar één vrouw, judoka Ingrid Berghmans, op de elfde plaats. In de lijst met 46 namen komen nog twee vrouwen voor, rolschaatsster Annie Lambrechts (30e) en zwemster Carine Verbauwen (32). ‘Sommigen was ik al bijna vergeten. Stilaan kom ook ik in die categorie ‘bijna-vergeten’ terecht. Niet dat ik er nu van wakker zal liggen wanneer ik op straat niet langer wordt herkend. Al gebeurde dat vroeger amper.’

Er hebben nog ploegen gebeld, maar ik ben nu wielrenner geworden.

Eigenlijk had Jan Ceulemans evengoed basketter kunnen worden. Klopt dat?

Jan Ceulemans: ‘Ja. Ik deed dat graag, en ik was daar ook goed in.

Had je ook in het basket eerste klasse kunnen halen?

Ceulemans: ‘Zeker weten. Ik was een afstandssjotter, goed voor minstens 20 punten per wedstrijd. Ik werd geboren aan een pleintje waar elke dag gebasket werd. Ik speelde bij Bus Lier, de allereerste club in België met Amerikanen. Mijn acht jaar oudere broer speelde met zijn vrienden bij de concurrent, Buffalo Lier. We speelden, net als de eersteklasseploeg, buiten op het hetzelfde pleintje. In de vakantie moest je daar al om acht uur ’s morgens zijn, dan werden de ploegen gemaakt voor die dag. Ook de eersteklassers basketten toen nog in open lucht. Ik ben ook een paar keer opgeroepen voor de nationale jeugdploegen, maar mijn vader zei: ‘Je kunt maar één ding goed doen.’ En voetballen deed ik nog net iets liever dan basketten, maar ik ben van het spelletje blijven houden, net als van volley. In Lier had je destijds met Rebels Lier één van de beste volleybalploegen in België. Later ging ik in Brugge vaak naar Saxon Torhout kijken, gewoon omdat ik graag volleybal zag.

‘School was ik vroeg beu. Ik stond op mijn zestiende aan de band in een schoenfabriek en heel erg vond ik dat niet. Ik was vooral blij dat school voorbij was. Ik zat toen ook al op de bank bij Lierse en op een dag vroeg toenmalig voorzitter Bob Quisenaerts wat ik verdiende in de fabriek. Hij bood me flink wat meer wanneer ik prof wilde worden. Ik dacht: van mijn hobby mijn beroep maken, dat is toch fantastisch? Toen ik zeventien was, bracht onze trainer Hans Croon me in contact met een Nederlands journalist Maarten de Vos die me naar Cor Coster leidde, de schoonvader van Johan Cruijff die het makelaarsbureau Inter Football leidde. Dat leverde me een deftig contract op, met daarin een opstapclausule van negen miljoen frank ( 225.000 euro, nvdr). Weet je hoeveel dat toen was, negen miljoen Belgische frank, voor een snotneus van zeventien die nog niets had bewezen? In die periode kon ik overal naartoe. Met RWDM, dat net kampioen geworden was, ben ik gaan praten, met Anderlecht en Club ook. Via mijn Nederlandse contacten hoorde ik dat de Nederlandse topclubs belangstelling hadden, en clubs uit Engeland.’

'Ik ben altijd een twijfelaar geweest'
© INGE KINNET

AC Milan

Had je een manager mee toen je bij Club tekenende?

Ceulemans: ‘Nee, mijn acht jaar oudere broer ging mee. Je had toen nog amper managers. Ik heb slechts één keer in mijn hele voetballoopbaan met eentje gewerkt, toen ik met Club onderhandelde om er trainer te worden. Vincent Mannaert was bij Eendracht Aalst een van mijn spelers geweest en deed nu de onderhandelingen. Verder deed ik die altijd zelf. Ik had een bedrag in mijn hoofd en als ik dat kreeg, was ik tevreden. Ik had er meer kunnen uithalen, maar mijn devies was altijd: wanneer je een contract tekent, moet je tevreden zijn met wat je hebt.’

Legendarisch is het verhaal van je onderhandelingen in Milaan in 1980. Milan vroeg wat je wilde verdienen en jij noemde een zot bedrag, omdat je naar huis wou. Na een korte beraadslaging ging van Milan akkoord, waarop jij tegen Antoine Vanhove fluisterde: ik wil terug naar Club.

Ceulemans ( lacht): ‘Zo is het gegaan. Milan stelde me 13 miljoen frank salaris per jaar voor, 325.000 euro, plus een opstapclausule van 80 miljoen frank, 2 miljoen euro. Wanneer ze meer voor me ontvingen, zou nog eens een derde naar mij gaan.’

Waarom nam je dat voorstel niet aan?

Ceulemans: ‘De belangrijkste reden was dat ik onzeker was. Ik ben altijd een twijfelaar geweest. Ik had net een fantastisch jaar achter de rug, maar dat was mijn eerste allereerste topjaar. Ik wilde eerst bevestigen. Trede na trede opklimmen, was mijn motto; wanneer je meer trappen tegelijk neemt, riskeer je op je gezicht te vallen. Mijn eerste droom was om ooit te voetballen in eerste klasse, de tweede om eens bij een topclub te spelen, de derde om international te worden en de vierde om naar het buitenland te gaan. De eerste drie dromen heb ik verwezenlijkt, de vierde had ik kunnen verwezenlijken. Maar toen tekende ik voor zeven jaar bij Club, zodat ik van die tweejaarlijkse onzekerheid af was. Daardoor zat mijn carrière er ook op toen dat contract afliep.’

Nooit spijt gehad dat je niet naar het buitenland bent gegaan?

Ceulemans: ‘Nooit. De enige vraag waar ik mee zit, is: had ik daar ook een topper kunnen worden? Want in België heb ik alles gewonnen wat er te winnen viel. Om topvoetbal te spelen, moest je niet weg uit België; in 1988 was Club ontgoocheld omdat we uitgeschakeld werden in de halve finale van de Europabeker. Kan je je dat nu voorstellen? Anderlecht en KV Mechelen wonnen Europese finales, Standard en Antwerp speelden die en haast alle internationals voetbalden in België, samen met veel buitenlandse topspelers: Arie Haan, Rob Rensenbrink, Preben Larsen, Wlodek Lubanski, Ralf Edström, Horst Hrubesch… Ik had echt niet het gevoel dat mijn niveau erop achteruit ging door hier te blijven.’

Rode Duivels

Heb je met Club of de nationale ploeg prijzen gemist?

Ceulemans: ‘Dat denk ik niet. Over dat EK in 1980 doet men nu wat lacherig, omdat er maar acht ploegen deelnamen, maar daar moest je wel eerst bij geraken. Het is nu veel makkelijker om een eindronde te halen en in Italië belandden we dan ook nog eens in een kwalificatiepoule met Engeland, Spanje en Italië. Gebeurt dat nu, dan twijfelt men of België de eerste ronde overleeft. In Mexico ’86 wonnen we maar één match na 90 minuten. Dat was niet goed, en toch zaten we bijna in de finale. Bang van Diego Maradona waren we niet. Wij waren na die zege tegen de USSR allemaal een halve meter groter. Tegen Argentinië kwamen we twee, drie keer alleen voor de keeper en werden we afgevlagd. Mocht dat nu op die manier gebeuren, dan zouden de scheidsrechter en lijnrechters levenslang geschorst worden.’

Jan Ceulemans, top bij Club Brugge: 'De enige vraag waar ik mee zit, is: had ik ook in het buitenland een topper kunnen worden? Sportief moest je toen niet weg uit België om topvoetbal te spelen.'
Jan Ceulemans, top bij Club Brugge: ‘De enige vraag waar ik mee zit, is: had ik ook in het buitenland een topper kunnen worden? Sportief moest je toen niet weg uit België om topvoetbal te spelen.’© INGE KINNET

Wat is het grote verschil tussen toen en deze generatie?

Ceulemans: ‘Er zat toen geen enkele vorm van druk op. Wij zijn nooit favoriet of outsider geweest voor een toernooi. Wij durfden ook zelf niet te zeggen dat we een kans hadden om Europees of wereldkampioen te worden. Vandaag zijn de Rode Duivels wel uitgesproken favoriet, en ze komen daar ook voor uit. Er is nu ook meer talent. Wij teerden op een goeie organisatie, de Walter Meeuws-buitenspelval, en een paar goeie individuen, maar het was niet constant spectaculair wat wij brachten. Het spel ging ook veel trager, omdat je op elk moment vanaf de helft van het veld de bal kon terugspelen naar je doelman.

Ik had ook basketter kunnen worden. In eerste klasse? Zeker!

‘Nu heb je met Romelu Lukaku een spits die sterk is in de zestien, én een die tegelijk erg snel is. Vroeger was Erwin Vandenbergh meer iemand voor de zestien meter, terwijl wij toch vooral een counterploeg waren. In 1979/80 maakte ik 29 goals, Erwin 37 en dan was er nog Swat Van Der Elst, een zwaar onderschatte speler die ook makkelijk scoorde. Daarmee wisten wij dat, als we de organisatie behielden en zelf geen goal pakten, de kans groot was dat we zelf scoorden. Heel wat landen waren toen jaloers op onze voorhoede.’

Heel lang was jij met 96 caps recordhouder wat het aantal selecties bij de Rode Duivels betreft. Vandaag ben je nummer vijf, na Jan Vertonghen, Axel Witsel, Eden Hazard en Toby Alderweireld. Hoe zwaar viel het je dat record af te geven?

Ceulemans: ‘Niet. Roger De Vlaeminck was daarvoor kwaad op mij. Hij snapte niet dat dat record afgeven me niets deed. Ik antwoordde: ‘Roger, records zijn er om gebroken te worden.’ Zeker omdat de ploeg zich vandaag bijna vanzelfsprekend plaatst voor toernooien waardoor spelers aan meer matchen geraken. Er is maar één record dat ik nog lang zal houden: de tijd dat ik alleen recordhouder ben geweest. Ik voorzie dat heel deze generatie over mij gaat wippen, maar elke nieuwe recordhouder zal snel ingehaald worden door de volgende, terwijl ik dat record 20 jaar had.’

Jan Ceulemans, top bij de nationale ploeg: 'De enige vraag waar ik mee zit, is: had ik ook in het buitenland een topper kunnen worden? Sportief moest je toen niet weg uit België om topvoetbal te spelen.'
Jan Ceulemans, top bij de nationale ploeg: ‘De enige vraag waar ik mee zit, is: had ik ook in het buitenland een topper kunnen worden? Sportief moest je toen niet weg uit België om topvoetbal te spelen.’© INGE KINNET

Voor welke speler van deze generatie heb jij een zwak?

Ceulemans: ‘Voor Lukaku, nog ene van de Lierse. Als je in de topcompetities waarin hij uitkomt elk jaar 20 goals maakt, dat is wel iets. Kevin De Bruyne bewonder ik ook, wat een loopvermogen. En een Eden Hazard, zo eentje hadden wij niet.’

Bosman

In 1995 verandert het Bosman-arrest veel in het voordeel van de spelers. Vanaf dan zijn ze vrijer, en gaan ze een pak meer verdienen. Denk jij nooit: was ik maar 30 jaar jonger geweest?

Ceulemans: ‘Natuurlijk zou ik liever vandaag voetballen, maar enkel omdat ik dan 30 jaar jonger zou zijn ( lacht), niet omwille van het geld. Wij hadden in onze tijd weinig te zeggen. In 1980 vielen we van onze stoel toen we in de aanloop naar het EK lazen wat de spelers van de andere deelnemers verdienden. Toen spraken we af om, wanneer we nog eens een eindronde haalden, vooraf alles vast te leggen. In 1982 is dat ook gebeurd.’

In januari 1988 was er in de winterstage ook een korte spelersstaking bij Club Brugge.

Ceulemans: ‘De spelersraad ( waar Ceulemans deel van uitmaakte, nvdr) besliste dat, na overleg met de selectie. Dat ging over iets wat al lang aansleepte: de premie voor het duel met Panathinaikos in de kwartfinale van de Europabeker. Die meeting werd altijd maar uitgesteld, waarop we uiteindelijk weigerden een vriendenmatch in Zeeland te spelen. Ik sta er nog altijd achter dat we dat gedaan hebben. Nu zijn zulke zaken allemaal lang van tevoren vastgelegd.’

In dat bewuste seizoen bereikte Club de halve finale van de Europabeker. Het was het jaar van de grote stunts: eerst een paar keer zwaar onderuit op verplaatsing, daarna de mirakels thuis.

Ceulemans: ‘We waren zo wisselvallig omdat we op verplaatsing de nul niet konden houden. Maar het was in die tijd wel plezant voetballen, we gingen er telkens voor, en Henk Houwaart moedigde dat aan. Vraag aan alle spelers uit die tijd wat ze de plezantste periode bij Club vonden, en ze zullen allemaal spontaan antwoorden: de tijd onder Houwaart. Als je me vraagt waarom ik geen spijt heb dat ik veertien jaar bij Club Brugge ben gebleven, is het antwoord simpel: ik heb daar al die tijd mijn goesting mogen doen. Als je je goesting mag doen, is dat plezant, en dan ga je elke dag met een grote glimlach naar je werk. Plezier is belangrijk. Wij mochten veel van Henk; één van zijn kwaliteiten was dat hij vrijheid gaf aan de spelers die vrijheid nodig hadden. We moesten niet voortdurend vijf, zes man achter de bal houden. Wij hadden de kwaliteit om vooruit te voetballen, waren fysiek sterk en wisten dat we de tegenstander daarmee op het einde dood konden maken.’

Trainer bij Club

De vraag van één miljoen, Jan: hoe belangrijk is een trainer in het topvoetbal?

Ceulemans: ‘Een trainer blijft in grote mate afhankelijk van de spelers waarmee hij kan werken. Een spelersgroep voelt: die trainer ligt ons of ligt ons niet.’

Heb jij er als trainer uitgehaald wat er in zat?

Ceulemans: ‘In zekere zin wel. Mijn start met Aalst was perfect: eerst de promotie, dan het behoud, vervolgens Europees voetbal. En telkens mee naar het carnaval. Dat moest daar. Ik kende het niet dus ik stond daar het eerste jaar samen met mijn assistent in gewone kleren. Opvallen dat wij toen deden, tussen al die verklede mensen. Het volgende jaar had ik een pastoorskostuum, mét masker, want als ze van ver je kop herkennen, is het ook niet plezant.

‘Na Aalst was ik verbaasd dat er niet meteen een nieuwe kans kwam in eerste klasse. Maar ook bij Ingelmunster beleefde ik een fijne tijd, daarna waren er die tien jaar Westerlo. Alleen dat laatste seizoen was er te veel aan, met veel gekwetsten en vertrekkers. Alleen mijn trainersperiode bij Club viel tegen. Ik had wel een voorgevoel dat het niet het ideale moment was om naar daar te gaan, maar ik dacht: het is mijn club, ik zal daar toch wat krediet krijgen. Dat bleek dus niet het geval.’

Wat heb je uit die trainerservaring bij Club gekeerd?

Ceulemans: ‘Heel veel. Vooral dat het snel kan keren.’

Heeft het wonden geslagen?

Ceulemans: ‘Toch wel. Met Marc Degryse praat ik weer, met Michel D’Hooghe is het voorbij. Als ik hem zie, geef ik hem een hand, maar meer niet. Ik had het ook niet zien aankomen. Als je zevende staat, voel je bij een club als Brugge de bui wel hangen, maar zo slecht waren de resultaten niet. De ploeg stond er al toen ik kwam, Timmy Simons is nog weggegaan en Rune Lange viel uit. Kortom: de besten waren weg, er was geen geld om deftige vervangers te kopen en de jeugd moest een kans krijgen. Weet je wat het meeste pijn deed? Dat ze het jaar daarop Koen Daerden kochten voor vier miljoen euro. De duurste inkomende transfer van Club ooit, toen. Terwijl ze het seizoen ervoor geen geld hadden en ik de jeugd een kans moest geven. Dat stak, maar nu is dat voorbij.’

Een recente studie zou uitgewezen hebben dat de gemiddelde trainer per week maximaal 2,5 uur gelukkig is. Klopt dat?

Ceulemans ( lacht): ‘Nee, dat is overdreven.’

Drie uur dan?

Ceulemans: ‘Nee. De dag na een wedstrijd zit je hoofd vol, maar daarna gaat het weer. Als speler gingen we na de match een pintje drinken, altijd, ook na een nederlaag. Verloren? Volgende keer beter! Trainer zijn is anders, dan lig je al eens wakker. Het is een eenzame job. Je bent verantwoordelijk voor alles. Nu heb je 27 trainers in de staf en kun je al eens de verantwoordelijkheid delen. Uiteindelijk maakte ik als trainer maar in één ploeg druk mee: bij Club. Het is simpel. Waar het goed gaat, heb je geen druk.’

Mis je het trainersvak?

Ceulemans: ‘Nee, anders was ik nog bezig geweest. Er hebben nog ploegen gebeld, maar je moet als trainer toch een doel hebben. Ik ben een wielrenner geworden, ik doe dat graag. In de winter 60 à 70 per dag, in de zomer 120. Ik was 58 jaar toen ik als trainer stopte, in een wereldje waar ik sinds mijn zestiende deel van uit maakte. Deinze was nog plezant, maar dat is 125 kilometer van en twee keer de Kennedytunnel door… Het is mooi geweest, ik mag niet klagen. Wat me wel opviel, is dat je op een bepaald moment een etiket op je kop krijgt dat er niet meer van afgaat. In mijn geval is dat: hij is te braaf. Vervolgens zie je ook anderen ontslagen worden die net keihard waren. Uiteindelijk besef je dat alles maar om één ding draait: resultaten. Of je braaf of bikkelhard bent, zwijgt of staat te tieren maakt weinig uit. Ik heb 42 jaar in het voetbal gezeten en ik ben blij dat ik die jaren heb kunnen meemaken in een heel mooie periode.’

Het beste uit 40 jaar

Wie waren de beste voetballers die je zelf meemaakte in België?

Jan Ceulemans: ‘ Juan Lozano is de nummer één. Voor Wilfried Van Moer, tegen wie ik amper speelde maar die ik meemaakte bij de Rode Duivels, had ik het meeste respect. Met zijn leiderscapaciteiten bracht hij de nationale ploeg weer aan het voetballen.’

Van wie hing er een poster op jouw jongenskamer?

Jan Ceulemans: ‘Van niemand. Ik had geen idool, ik voetbalde gewoon graag. Ik ging ook niet zo vaak naar matchen kijken en op tv kwam toen alleen nog de eindronde van een WK of een Europese bekerfinale.’

Wat is de beste grap die ze ooit met jou uitgehaald hebben?

Jan Ceulemans: ‘Het kleine autootje van mijn vrouw waarmee ik naar training kwam bij Club was na de training verdwenen. Tot iemand na lang zoeken een hint gaf: ga eens op het plein kijken. Daar stond-ie dan, ze hadden er twee doelen rond gezet.’

Jan Ceulemans

Geboren

28/02/1957 Lier

Speler

1974-1978 Lierse SK

1978-1991 Club Brugge

Nationale ploeg: 96 caps, 22 goals (2 EK’s, 3 WK’s)

Eerste klasse: 517 wedstrijden, 230 doelpunten

Trainer

1992-1996 Eendracht Aalst

1997-1999 KSV Ingelmunster

1999-2005 KVC Westerlo

2005-2006 Club Brugge

2007-2012 KVC Westerlo

2012-2015 Cappellen FC

2015-2016 KMSK Deinze

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content