Jan Boskamp gaat de komende maanden in Dubai schouderklopjes uitdelen.

Jan Boskamp grijnst naar de teammanagers van Al Wasl Sports Club als hem weer zo’n typische vraag gesteld wordt. “Weet je wat die journalist over jullie land denkt ? Dat jullie alleen maar kamelen en zand hebben.” De teammanagers lachen, opgelucht dat ze dit keer géén spontane schouderklop krijgen.

Dubai heeft inderdaad meer te bieden. Wat dan wel ? Boskamp grinnikt samenzweerderig naar zijn companen François Dejonghe, Piet De Mol en Nico De Bree. “Olie, bijvoorbeeld. Héél veel olie. Méér olie dan in Marokko, bijvoorbeeld. Daar doen wij het voor, voor die olie.” Hij bedoelt : voor het geld. En omdat hij zijn hele staf naar believen mocht samenstellen. Alleen een Europese dokter mist hij ginder straks nog. Iemand geïnteresseerd ?

Omdat Al Wasl Sport héél veel olie heeft en de sjeik de investeringen in zijn voetbalcluppie als peanuts beschouwt vergeleken met zijn paardenstal, mag Boskamp met zijn spelers en staf twintig dagen logeren in De Residentie in Lichtaart, de plek waar vorig jaar de Rode Duivels tijdens Euro 2000 verbleven. Nu hangt er achter de receptie een geelzwart truitje van Al Wasl.

Na de middag liggen de spelers doodmoe in bed. Voor het vertrek naar Dubai overmorgen 24 augustus zullen ze liefst twaalf wedstrijden afgewerkt hebben, met tegenstanders variërend van Lichtaart tot Feyenoord. Tegelijk zullen ze elf keer vroeg uit de veren geweest zijn voor loopsessies om kwart over zeven, gevolgd door de ochtendtraining om half elf en, wanneer er geen wedstrijd voorzien is, een namiddagtraining. In totaal dertien loopsessies dus en tweeëntwintig trainingen.

Jan Boskamp moet straks een nieuw team bouwen. Al Wasl Sports Club is één van de vier teams uit Dubai die aantreden in de twaalf ploegen omvattende competitie van de Verenigde Arabische Emiraten. Enkele jaren geleden was een andere halve Belg er al eens succesvol trainer : Dimitri Davidovic. De laatste jaren kende de zesvoudig landskampioen geen succes meer; vorig seizoen eindigde het als vijfde. Van de sjeik kreeg Boskamp de opdracht om in de eerste drie te eindigen. Dat is goed voor een plaats in de Aziatische beker.

Tegelijk moet hij het team drastisch verjongen, een opdracht die Boskamp op het lijf is geschreven. Verjonging betekent ginder nog doorstroming uit eigen jeugd, want spelers kunnen er niet weg zonder de toestemming van de club en onderlinge transfers zijn er zeldzaam. Buitenlandse voetballers versperren eigen talent nauwelijks de weg. Boskamp heeft er twee : de Chileense international Christian Montenesia en de Iraanse international Farhad Magidib, ex-Rapid Wenen. “Er mogen maar twee buitenlanders in de kern. Daar kunnen ze in België nog iets van leren. Hier lijkt het wel dat er een reglement bestaat dat je maar twee Belgen mag opstellen.”

Wanneer de competitie van start gaat, weet hij nog niet. Dat hangt van de nationale ploeg af. Momenteel zitten alle internationals op trainingskamp, weet Boskamp. “Als ze zich plaatsen voor het WK, begint de competitie waarschijnlijk in november, zoniet in december. De volgorde van de wedstrijden staat vast, de datums nog niet.” Vanaf september gaat de Confederations Cup van start, maar die is minder belangrijk dan de échte beker, de Presidents Cup, die de competitie afsluit. “De sjeik zei me dat die Confederations Cup niet zo belangrijk is, omdat we eerst moeten bouwen. Ik zie wel hoe het toe gaat. Misschien ben ik na twee maanden al terug hier, al is dat niet de bedoeling.”

Boskamp tekende een contract voor twee jaar. In maart mag hij beslissen of daar nog een derde bij komt. Eigenlijk was hij helemaal niet van plan om naar Dubai te trekken. Het zou Marokko worden, maar net als de vorige keren kwam het er niet van. Hij grinnikt : “Ik mag dat land straks echt niet meer binnen. Het is al de derde keer dat ik ze dat lap. Ik zou mijn handtekening zetten onder een vijfjarig contract bij de legerclub, Far Rabat, met een optie om later eventueel de Marokkaanse nationale ploeg te begeleiden. Toen ik daar in het hotel zat, werd ik aangeklampt door de sjeik van Al Wasl Sports, die me aanmaande om naar zijn club te komen. Geld was geen probleem. Nou, als geld voor hem geen probleem is, dan voor mij ook niet. Ik mocht ook mijn eigen staf samenstellen.”

Hij had nog nooit van Dubai gehoord. “Mijn zoon was er eens geweest. Hij zei me dat het een heel moderne stad is, helemaal anders dan Koeweit. Daar was ik twee keer om te praten over een contract, maar van mijn leven wil ik daar niet zitten. Omdat het er niet zo vrij is als in Dubai.” Een verkenningstocht zat er niet in : “Als ik ging, moest het zijn om er te tekenen. Ik praatte in februari en ging in maart. Het was meteen rond. Nou, wat een stad ! Alles hebben ze er. In België zitten we echt tien jaar achter.”

Omdat niemand mocht weten dat hij in Dubai was, woonde hij er geen wedstrijden bij. “Pas op 15 juni ben ik voorgesteld aan de plaatselijke pers. Ik heb wél zesendertig tapes gezien van de ploeg, het verouderde team dat ik moet verjongen en waar dus weinig van over blijft. Het is een club die je in België qua omvang alleen met Anderlecht kan vergelijken. Qua structuur is er geen vergelijking mogelijk. Al Wasl heeft een stadion van achttienduizend man, en acht voetbalvelden die net zo groen zijn als hier.”

Het spelniveau moet wel opgekrikt worden. Met acht spelers onder twintig jaar vergelijkt Boskamp Al Wasl Sports met een Belgische vierdeklasser. “Met die twee buitenlanders en onze internationals erbij wordt het een goeie Belgische derdeklasser. Ontzettend balvaardig zijn ze. Die bal hebben is het leukste, dus denken ze dat ze gewoon kunnen blijven staan als ze hem niét hebben. Ze missen drie dingen : het omschakelen van aanvallend naar verdedigend denken, het aangaan van rechtstreekse duels omdat de scheidsrechters ook meteen fluiten, en het denken als ploeg. Ze zijn allemaal een beetje hun eigen BV’tje.”

Ze hebben ook hun gewoontes. Op een minuut meer of minder te laat wordt niet gekeken. Boskamp : “De eerste training hier in Lichtaart waren ze maar vijfenveertig minuten te laat voor het lopen om kwart over zeven. Stonden wij daar alleen. Ik heb me niet kwaad gemaakt. We losten dat simpel op, door te zeggen dat de trainingen ’s anderendaags op kwart over zés begonnen. Ze waren allemaal mooi op tijd… om zeven uur.”

Zijn keuze voor het buitenland is geen vlucht uit België, benadrukt Boskamp. Het was er gewoon nooit van gekomen omdat zijn vrouw het niet zag zitten. “Nu is de situatie anders,” legt hij uit, “maar ik sluit niet uit dat ik ooit terug in België aan de slag ga. Net zoals ik bijna was ingegaan op het voorstel van Dinamo Tbilisi om daar weer te keren. Dat ik ginder nog een pak geld te goed heb, maakt niet uit. Dat krijg ik wel. Ik vond het er heerlijk werken, tot ze me voorstelden om vijfenzeventig procent in te leveren. Zo gek ben ik niet.”

Ook zijn ontslag bij RC Genk stoorde hem niet. “In Genk aanvaardde ik alles, omdat het voetbal op dat moment voor mij niet meer op de eerste plaats kwam. Ik was mezelf niet meer. Achteraf kan je je de vraag stellen of ik Genk wel had moeten doen. Terwijl ik er werkte, werd het almaar erger ( met de gezondheidstoestand van zijn vrouw, nvdr). Op het laatst was ik nog maar met één ding bezig, en dat was niet het voetbal. Daarom was ik ook niet echt ontgoocheld toen ik op straat gezet werd, ook al was het pas de tweede keer in mijn loopbaan. De eerste keer, bij Lierse, vond ik het wel erg.”

Was hij wél zichzelf geweest, had hij het bij Genk waarschijnlijk anders aangepakt. Op een agressievere manier. “Dan had ik misschien problemen gehad met mensen daar. Nu niet.” Het verwijt dat hij bij Genk zijn eigen spelersgroep kon samenstellen, raakt hem niet : “Er waren dingen waar ik niets mee te zien had. Dat bedoel ik met dingen aanvaarden. Ik heb altijd gezegd dat ik de hele verantwoordelijkheid op me nam. Vroeger had ik gezegd : nee, die komt niet. Maar het voetbal was de laatste zes maanden gewoon mijn wereld niet meer. Er waren belangrijker zaken.”

Net had hij zijn vrienden gevraagd of ze meegingen naar Dubai, toen zijn wereld thuis ineenstortte en zijn vrouw er niet meer was. “Dan zit je in de vernieling, interesseert het voetbal je niet meer. Hadden zij ( wijst op Piet de Mol, François Dejonghe en Nico De Bree, nvdr) neen gezegd, was ik niet eens meer naar Dubai gegaan. Nu heb ik er geen spijt van, ik kom langzaam weer tot mezelf. Wat bij Genk gebeurde, zal hier niet meer kunnen.”

Zijn mening over het Belgische voetbal heeft hij nog niet bijgestuurd : “Opleiding blijft de enige weg. Er lopen heus nog goeie jonge voetballers in België. Alleen denkt men nu overal dat wat van elders komt automatisch beter is. Bij Gent had ik een percent op de meerverkoop van jong talent moeten bedingen. We haalden Collen, Roussel, Delorge en Van Handenhove voor een prikje; niemand zag het in ze zitten toen ze kwamen. Als ze nu hopen dat er bij elke tien aankopen één Hossam zit, doen ze maar. Een speler kopen om hem twee maanden later te verkopen, is geen voetbal meer maar merchandising.” Hij herinnert zich de klaagzangen van Lokerenvoorzitter Roger Lambrecht, toen Gent overal elders beloftevolle jongeren wegplukte. “Hij vond dat dat niet kon, maar ik zie ze nu toch ook niet in zijn ploegie spelen. En dat komt heus niet omdat wij ze allemaal wegplukten.”

Stilaan komt de adrenaline terug, maar de gebeurtenissen van de voorbije jaren hebben hem getekend. ” Jean-Marie Pfaff manager bij RWDM ? Ik hoorde vorige week pas dat De Bilde terug is bij Anderlecht. Goeie zaak is dat. Weet je, de laatste drie jaar klopte het tikkertje niet meer voor het voetbal. Ik ben – hoe zeg je dat ? – de dingen gaan relativeren. Vroeger was er alléén voetbal.” Toen keek hij de hele nacht door voetbal, van de ene satellietzender naar de andere. “Dat doe ik nu nog, maar dàt is meer een ziekte.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content