‘Geduld, een beetje geluk, bekwaamheid.’ Uitvoerend vicevoorzitter Luciano D’Onofrio over het leven, het werk, het voetbal en Standard. Een monoloog.

Het leven

“I k heb de Italiaanse nationaliteit, woon sinds 1985 in Portugal, maar sinds het eind van de jaren negentig zit ik meer en meer in België. Een gevolg van Standard. Ik heb in België een vastgoedkantoor, waarmee ik huizen voor mijn familie heb gekocht. Het huis in Luik, waarin ik woon, heb ik gerenoveerd. Allemaal officieel. Luister, ik heb bedrijven in het buitenland, maar alles wordt in volstrekte legaliteit gerund door een trustmaatschappij in Zwitserland. Het geld dat ik verdiende, heb ik altijd op wettelijke wijze aangegeven in de landen waar ik het verdiende. Maar in België vonden ze het vreemd dat ik bij Standard niets verdiende. Vandaar dat ik sinds februari 2006 een loon van Standard krijg. Zo kunnen de mensen niet meer denken dat ik geld verduister.

“H et interesseert me niet om bekend te zijn. Het liefst doe ik samen met mijn vrouw boodschappen zonder dat de mensen me herkennen. Mijn levensfilosofie is eenvoudig : geduld, een beetje geluk, bekwaamheid. Een vernieuwer ben ik nooit geweest. Ik was op het goede moment op de goede plaats.

Ik denk dikwijls aan mijn vader, die in Italië alles verliet om met zijn gezin naar hier te komen om te werken en te overleven. En aan mijn moeder die niet kon lezen of schrijven maar altijd voor haar gezin leefde.

Twee of drie keer per week ga ik lopen, alleen of met vrienden, tussen drie kwartier en een uur. Ontelbare keren ben ik al gestopt met roken, maar telkens herbegin ik. Toch zal het me ooit lukken. Omdat het slecht is voor de gezondheid, maar ook omdat ik voor mezelf wil bewijzen dat ik geen tabak nodig heb om gelukkig te zijn.

Een kritische geest, daar houd ik wel van. Je moet kunnen praten, gedachten uitdrukken en wisselen. Hoe goed je ook ergens in bent, je kunt altijd bijleren. Zonder die open geest houd je het niet vol bij Standard. Je moet kritiek aanvaarden en ook dat iemand anders iets bijdraagt. Dat geldt zowel voor de ploeg als voor het bestuur. Een club is een laboratorium. Je voert experimenten uit, je ontwikkelt je. De perfectie bestaat niet. Maar toen ik negen jaar geleden bij Standard belandde, was het wel met de bedoeling om te proberen er iets op te bouwen.”

Het werk

Ik was de officiële manager van veel spelers ( Boksic, Tudor, Futre), maar in bepaalde gevallen kwam ik op persoonlijke titel en zonder exclusief mandaat tussenbeide. Ik had, bijvoorbeeld, bemiddeld in de passage van Zinédine Zidane van Bordeaux naar Juventus. Op een dag nam Zidane contact met me op. Hij zag het niet meer zitten in Turijn. Hij zei : ‘Lucien, jij bent de enige die me hier weg krijgt. ‘ Dat is het belangrijkste voor een manager : gewaardeerd worden om wat je kunt doen. Juventus wilde eerst niet dat Zidane vertrok en plakte een prijs van 100 miljoen euro op zijn hoofd. Real wilde Zidane wel, maar wou er niet meer dan 50 miljoen euro voor betalen. Ik onderhandelde met beide partijen, uiteindelijk ging Zidane naar Spanje voor 75 miljoen. Iedereen was tevreden. Wat ik er zelf aan verdiende ? Ik had veel meer kunnen vragen. Het ging me niet om het geld. Het ging me erom beschikbaar te zijn en vertrouwen te wekken. Ik heb altijd heel doorzichtig gewerkt.

Ieder zijn mening. Er zijn transacties die de Luikse speurders niet begrepen. Ze vinden dat het over enorme bedragen gaat. Ik vind dat niet. Een transfer is een kwestie van overeenkomen. Ik heb niemand verplicht een contract te ondertekenen. Je moet als manager zorgen dat alle partijen tevreden zijn. Zonder twijfel ben ik bij die onderhandelingen een goede psycholoog. Maar vooral heb ik een zeer goede voetbalkennis.

Nooit word ik weer spelersmakelaar. Een andere club overnemen ? Ik denk het niet. Dat is echt niet gemakkelijk. Kapitaal bezitten is één zaak, een goed sportbeleid voeren is iets anders. Daarbij moet je het hoofd koel houden in de confrontatie met al die emoties, die passie, de media … Als ik zie hoeveel geld een Abramovitch in Chelsea pompt : daar kan ik niet bij. Maar je ziet wel : in het voetbal is het niet alleen geld dat over het resultaat beslist. Kijk maar naar de uitslagen van Real Madrid in de Champions League van dit jaar. Waar ik in het voetbal naar opkijk, wat me in het voetbal bevalt, dat is : bekwaamheid.”

Het voetbal in het algemeen

Ik heb zowat overal contacten. Ik heb veel geleerd bij Real Madrid, bij Barcelona, bij Juventus, in Milaan, bij Manchester United. Het komt er niet op aan bepaalde dingen goed en mooi te vinden. Het gaat om de gave van het zich aanpassen. Standard, bijvoorbeeld, heeft niet de mogelijkheid om, zoals sommige grote clubs, overal ter wereld te gaan scouten. Of om acht à tien miljoen euro over tafel te schuiven, zoals dat gebeurt bij Chelsea. Hoe dan ook, elke club heeft limieten. Eto’o zat bij Real Madrid alvorens hij bij Barcelona belandde. Maar zelfs Real Madrid kon zich niet boven de wet plaatsen en iemand van minder dan zestien jaar een contract aanbieden. Of een voetballer verkeerd evalueren, dat kan iedereen overkomen. Details maken soms het verschil : in een match of in een seizoen.

De toegevoegde sportieve waarde van een voetballer, daar is het om te doen. Met tactiek heeft dat niets te maken. Jongeren moeten de grote principes leren maar het is niet de tactiek van een trainer die betere voetballers van hen maakt. De tactische waarheid bestaat trouwens niet. Alles evolueert met de tijd. Zelfs binnen één match. Ik test ook graag de polyvalentie van een voetballer uit, en liefst uitgesmeerd over een lange periode. De souplesse van een speler is een pluspunt voor een ploeg. Een speler die maar één rol aankan, limiteert zichzelf. Zo boekt hij geen vooruitgang. Uitzondering gemaakt voor een speler die zo uitblinkt in die ene rol, dat hij voor die plaats onvervangbaar is. Maar zulke voetballers zijn uitzonderingen.”

Het Belgische voetbal

Men klaagt over het niveau van het Belgische voetbal, maar men zou zich vooral moeten afvragen of de clubs wel goed werken. Tijdens de passage van de jeugdcategorieën naar het profniveau kan er nog veel gedaan worden. Een voetballer blijft kneedbaar tot zijn achttiende à twintigste.

De relatie tussen de Belgische voetbalbond en Standard is nu goed. Ik ben tevreden over de invloed van de profclubs in de bond. De profclubs zijn dan wel niet vertegenwoordigd in de het sportcomité en het beroepscomité, maar zolang dat het kampioenschap niet negatief beïnvloedt, kan ik daarmee leven. Overigens heeft de Belgische voetbalbond een kolossale kans gemist door Michel Preud’homme niet tot voorzitter te benoemen. Een ex-speler van wereldklasse, een kenner. Michel was enorm ontgoocheld toen hij niet werd verkozen, maar intussen herstelde hij zich. Hij kreeg de kans om bij Standard trainer te worden en die kans heeft hij gegrepen. Maar had hij Standard verlaten, dan zouden we blij geweest zijn omdat iemand van ons het Belgische voetbal vooruit zou gaan helpen.

Standard wordt dikwijls verkeerd begrepen. Neem nu de fancard. Daar waren we altijd tegen en men heeft ons daarvoor uitgescholden en zelfs gedreigd ons uit de profliga te gooien. En nu, enkele jaren later, is die kaart niet meer verplicht. Of toen we streden voor de tv-rechten in ons stadion, ons niet achter de collectieve mening schaarden en alle tv-zenders tot een concurrentieslag veroordeelden. Standard heeft altijd heel scherpe ideeën en soms hebben we misschien te vroeg gelijk. Dikwijls werden we geïsoleerd, dan zeiden ze : ’t Is weer Standard dat van zijn oren maakt. Vaak werd er een negatief beeld van ons verspreid. Toen ik na die fameuze Gent-Standard mijn mening zei over de arbitrage, kreeg ik drie maanden stadionverbod. Terwijl Johan Vermeersch – een man die ik zeer respecteer – geen enkele sanctie opliep toen hij het veld betrad. Waar is de logica ?

Er was geen kandidaat van Standard toen Jean-Marie Philips van de profliga naar de federatie overstapte. Om voorzitter of directeur van de profliga te zijn moet je over bekwaamheid en over tijd beschikken. Pierre François noch ikzelf heeft tijd. Maar Pierre zetelt in het directiecomité van de profliga en we staan voor grote uitdagingen. De belangrijkste doelstelling is : het niveau van het Belgische voetbal opkrikken. Er zijn spanningen maar de eerste klasse moet absoluut een nieuwe structuur krijgen. De oplossing kan ik niet gauw uit mijn mouw schudden en ik wil niet zeggen of we nu naar twaalf, veertien of zestien clubs moeten, maar ik zeg wel dat er iets moet gebeuren. We moeten een sterke eerste klasse en een sterke tweede klasse krijgen. Hoe kan je de mensen anders een aantrekkelijk product aanbieden ? We moeten niet altijd de clubs met problemen op sleeptouw nemen – zij die de verantwoordelijkheid voor hun club aan anderen overlaten. De clubs moeten de kwaliteit van hun infrastructuur en van hun sportief niveau kunnen waarborgen. Er moet een gezellig stadion, een mooi veld, een goede sfeer zijn. Soms heb ik zelf geen zin om bij sommige clubs op bezoek te gaan omdat ik er een onveilig gevoel krijg.

We moeten de scheidsrechters helpen : ze krijgen het almaar moeilijker. De televisiebeelden zijn koren op de molen voor de spelers, de coaches, de journalisten. Fouten zullen er altijd zijn, maar de scheidsrechters moeten wel hun verantwoordelijkheid opnemen. Ze moeten hun vergissingen durven toe te geven. We hebben goede scheidsrechters maar ik zou willen dat ze meer persoonlijkheid hebben. Het volstaat niet om hen te helpen met videobeelden of met nog meer assistenten. Nee, ze moeten zelf een trapje hoger klimmen. De Belgische scheidsrechters moeten ophouden zich te verbergen. De lat moet hoger liggen. Het is een van de opdrachten van de profliga om daarover een dialoog met de scheidsrechterscommissie op te starten.

Hebben we genoeg goede trainers in België ? Een trainer is nooit alleen verantwoordelijk voor de resultaten. Dat geldt ook voor de nationale ploeg. Om te kunnen oordelen moet je alle omstandigheden kennen. We hebben geen slechte nationale ploeg en René Vandereycken is een trainer met kwaliteiten. De Rode Duivels hebben tijd en geluk nodig. Maar vormen ze nog wel een echte en hechte groep ? Als er geen goede groepsgeest is, lukt het niet. In vier jaar tijd moet Standard Robert Waseige en Johan Boskamp ontslaan, twee trainers van wie we veel verwachtten. Maar het geluk was niet met ons. Als de resultaten uitblijven, ben je eerst geduldig. Tot je het vertrouwen ziet afbrokkelen bij het publiek, het bestuur, de spelers.

De Belgische topclubs hebben niet dezelfde doelstellingen of dezelfde filosofie. En de middelen en budgetten verschillen ook : 30 miljoen euro per jaar voor Anderlecht, 25 miljoen voor Brugge, 20 voor Genk en 18 voor ons.”

Het gerecht

In mei 2004 zochten ze naar witwasoperaties bij Standard. Ze vonden niets. Maar de Franse justitie kreeg lucht van het onderzoek en riep me in oktober 2004 op om voor de rechtbank te verschijnen in het proces over de rekeningen van Olympique Marseille. Ik had met die zaak niets te maken. Dat zijn oude geschiedenissen die teruggaan naar de periode dat ik als manager over de belangen van Christophe Dugarry waakte. Die trok van Bordeaux naar Milaan, dan naar Barcelona en vervolgens naar Marseille. Omdat Dugarry van het ene land naar het andere verkaste, dacht de Franse justitie aan manoeuvres van belastingontduiking. Maar daar was geen sprake van, die transacties voltrokken zich in de grootste openheid. Ook Fabrizio Ravanelli heb ik naar Marseille getransfereerd. In september 1997 transfereerde ik hem van Middlesborough naar Marseille. Ik deelde de commissie met zijn Italiaanse manager. Waarom mag ik niet over dat geld beschikken ? Ik protesteer ertegen dat ze me het recht ontzeggen om mijn drie bedrijven te gebruiken : in Panama, Liechtenstein en Nederland. Alles was nochtans zeer duidelijk. Het ging om een commissie die Marseille me had uitbetaald nadat de club me de opdracht had gegeven om die transfer te realiseren. Maar goed, ik werd veroordeeld en ben tegen die uitspraak in beroep gegaan : in juni valt de beslissing. We zullen wel zien. Maar omdat ik in Frankrijk in proces lig, heeft de Luikse justitie zich in juni 2006 opnieuw over mijn zaak gebogen. Gevolg : huiszoekingen bij Standard onder verdenking van vervalsingen.

Ik heb nooit geld verduisterd. Waarom al die ondervragingen in het Luikse justitiepaleis ? Ik weet niet precies wat ze me verwijten. Die verhoren zijn overigens wel goed verlopen, de rechercheurs gedroegen zich bijzonder correct. De laatste drie jaar werd al bij 35 personen van Standard een huiszoeking verricht, maar het is duidelijk dat ze mij viseren.

In Frankrijk werd ik twee keer veroordeeld en dat stond in grote titels in de Belgische kranten. Maar toen ik telkens in beroep werd vrijgesproken, kwam dat met geen woord in de pers. Ik heb geen enkel communiqué ter rechtzetting laten publiceren. De journalisten moeten hun werk maar doen. Tegenwoordig beschuldigt men mij van misbruik van vennootschapsgoederen. Maar ik heb nooit misbruik gemaakt van gelden van Olympique Marseille of van Robert Louis-Dreyfus, de hoofdaandeelhouder van de club. Die man had altijd het volste vertrouwen in mij.

Ik ben ervan overtuigd dat justitie haar job zo goed mogelijk doet. Maar zouden mensen weten welke invloed zulke zaken hebben op het leven en de gezondheid van de betrokkenen ? Er kleeft een etiket van bandiet op mij. Terwijl ik slechts een eerlijke avonturier ben. Ik leef in vrede met mijn geweten. Ik vraag me alleen af : waarnaar zijn ze eigenlijk op zoek ? Al was ik altijd blij dat de zaken tot het bot werden uitgespit. Daaruit bleek alleen maar mijn onschuld.”

Standard

Ik hoor vaak de kritiek dat Standard een duiventil is, waar er voortdurend spelers komen en spelers weggaan. Het is onmogelijk geworden om spelers voor vier of vijf jaar te houden. Ze hebben sportieve en financiële ambities. Elk interview met een jonge voetballer uit de eerste klasse eindigt met de wens om ooit bij een grote club te belanden. Ma- rouane Fellaini zegt dat hij van het Engelse voetbal droomt. Dat zijn normale verklaringen, ze getuigen van ambitie. Met spijt zag ik Vedran Runje, Mémé Tchité en Oguchi Onyewu vertrekken, maar dat is nu eenmaal de realiteit en een club moet ook over zijn financiële gezondheid waken. Als een speler echt goed is, breekt er altijd een moment aan dat we hem niet meer kunnen geven wat hij wil. Dat gebeurt ook bij Anderlecht en Genk, maar het is vooral bij Standard dat ze het verschijnsel vaststellen.

De verleiding bestaat om meer geld in de club te steken en zo in de prijzen te vallen. Maar we hebben al zo veel clubs zien verdwijnen. Standard is momenteel een perfect gezonde club. En nee, dat zeg ik niet met het oog op een eventuele verkoop van de club. De plannen om Olympique Marseille te verkopen hadden totaal geen verband met Standard. De twee clubs worden volkomen apart bestuurd, ook al is Robert Louis-Dreyfus in beide clubs aanwezig. Onze raad van bestuur bestaat uit drie personen : Robert Louis-Dreyfus, Reto Stiffler en mezelf. Omdat Reto voorzitter van de raad van bestuur is, is hij tegelijk voorzitter van de club.

Ik bezit tien procent van de aandelen van Standard. Die aandelen werden al eens opnieuw gekapitaliseerd. Maar wie gaat Standard kopen en daarbij al die investeerders hun geld terugbetalen ? Onze investering loopt momenteel op tot 35 miljoen euro. Als we nu een Europese topclub zouden zijn, ja dan zou dat misschien iemand kunnen interesseren. Maar ik heb geen zin om Standard te verkopen.

Standard is financieel gezond. In het geval van financiële problemen zullen de aandeelhouders hun verantwoordelijkheid opnemen. Maar het is momenteel niet nodig. Ons budget is in evenwicht en dat vormt de basis. Sinds enkele jaren moeten we geen geld toesteken. Nogmaals, indien nodig leveren we een inspanning. Zoals met de Académie Robert Louis-Dreyfus in Bois Saint-Jean. Die hebben we betaald met eigen fondsen, naast de steun van het Waalse gewest. En voordien was er de renovatie van het stadion in al haar facetten : allemaal uit eigen fondsen gefinancierd.

Standard, dat is de algemeen directeur (Pierre François), de technisch directeur (mijn broer Dominique) en de trainer (Michel Preud’homme). Ik zet de werklijnen uit en bij problemen kom ik tussenbeide. Als alles vlot verloopt, hebben ze mij niet nodig. Al breng ik veel tijd door met Michel en de spelers. Wie het voetbal in zijn bloed heeft, wil het veld voelen. Op en vlak bij het veld geef je je ook het best rekenschap van de verbeteringen die je nog kan aanbrengen.

In commercieel opzicht leveren wij de inspanningen die we wensen. We geven de voorkeur aan onze eigen, interne diensten van sponsoring en marketing, boven uitbesteding aan derden. De zaken gaan niet slecht, al is Wallonië niet meteen een bloeiende markt. We kunnen ons wat dat betreft niet vergelijken met Anderlecht, dat in Brussel ligt ingebed. Maar we hoeven niet te blozen over ons imago. Het is een nationaal imago. Toch krijgen we sommige multinationals niet over de streep. We slagen er bijvoorbeeld niet in een shirtsponsor te vinden die zich engageert voor drie miljoen euro per jaar. Waar blijven de grote banken en de grote bedrijven ? Baseren ze zich op marketingstudies om Standard zo buitenspel te zetten ? De verklaring is wellicht dat hun beslissingsmacht niet in Wallonië ligt.

De personen die Dominique vorig seizoen met modder bekogelden, dat zijn geen supporters. Want onze supporters houden van Standard en van de mensen die Standard diensten bewijzen. We hebben voor onze supporters onder leiding van Louis Smal een structuur geïnstalleerd : La Famille des Rouches. Het zijn met voorsprong de beste supporters van België op het vlak van sfeer en gedrag.

Het mooiste compliment dat men mij kan maken, is dat Standard goed wordt bestuurd. Na zeven jaar hebben we het evenwicht teruggevonden en ons toeschouwersgemiddelde is gegroeid van 12.000 naar 22.000. Ik ben er trots op om deze club weer gelanceerd te hebben, altijd onder het motto : we winnen samen en we verliezen samen. Nu hoop ik dat we de beker van België winnen. Een prijs pakken zou de club nog meer elan geven. Ofschoon ik altijd een beetje boven het resultaat sta. Voor mij is de match op zich al een overwinning. De wedstrijd is het resultaat van een aantal zaken die goed zijn verlopen.

Mijn doel is nu om voor Standard een groot stadion te bouwen. Een stadion met meer dan 40.000 plaatsen. Ik heb al twee perfect geschikte locaties in mijn hoofd, daarover onderhandel ik met de lokale overheden. Ik wil een stadion dat lijkt op dat van Bayern München. Het is tijd om verder te gaan met de toekomst van Standard.”

door John baete

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content