Bruno Govers

Van de straten van Kinshasa naar het eerste elftal van Anderlecht. Junior weet goed waar hij naartoe wil, maar vergeet ook niet waar hij vandaan komt. ‘Andere jongens, met minstens evenveel talent als ik, zitten nu nog in Kinshasa.’

Met Club Brugge heeft hij een speciale relatie. De Belgische Congolees Gabriel Ngalula Mbuyi (zeg maar Junior) mag dan slechts een twintigtal wedstrijden met het eerste elftal van Anderlecht op zijn teller hebben, drie keer al was de 20-jarige middenvelder van de partij in een topper tegen Club.

“De eerste keer was in de heenronde van de vorige competitie”, weet hij nog. “Toen verving ik in de loop van de wedstrijd Bertrand Crasson als rechtsback. Ik zie die match als een keerpunt in mijn carrière. Die avond realiseerde ik me voor het eerst dat voetbal niet zo maar een simpel spelletje is, maar dat er hoge belangen mee gemoeid zijn. Dat besef werd nog verscherpt tijdens de terugwedstrijd, een match die Anderlecht niet mocht verliezen als het zijn kansen op deelname aan de Champions League wilde vrijwaren. Jammer genoeg gingen we de boot in, een strafschopdoelpunt van Timmy Simons.”

Vorige week speelde hij voor het eerst op het middenveld in een wedstrijd tegen Club Brugge. Zijn favoriete positie, zegt hij, al maakt het hem voor de rest niet veel uit. “Om in de eerste ploeg van Anderlecht mee te draaien ben ik tot alle toegevingen bereid.”

De meeste voetballers volgen in hun loopbaan een klassiek traject : van de jeugdploegen naar het A-team. Jij daarentegen hebt tot dusver een veeleer atypische carrière.

Junior : Dat klopt, in die zin dat ik me pas op vijftienjarige leeftijd bij Anderlecht aansloot en dat ik daarvóór geen enkele club heb gekend. Voor ik in Neerpede belandde, speelde ik voetbal in het park van Evere en voordien in de straten van Kinshasa. Daar ben ik geboren en opgegroeid, in 1969 ben ik definitief naar Brussel gekomen. Voordien was ik wel een paar keer heen en weer gependeld, aangezien mijn vader in Zaïre werkt en mijn moeder een job had gevonden bij het OCMW van Evere.

Bij ons thuis is de hele familie gek van voetbal, en in het bijzonder van Motemba Pembe, een topclub uit Kinshasa. Ik herinner me ooit een derby tegen Vita Club te hebben bijgewoond : in vergelijking daarmee was de beruchte wedstrijd van 7 december tussen Club Brugge en Anderlecht een lachertje. Als het voetbal in Zaïre een beetje georganiseerd en gestructureerd zou zijn zoals hier in België of zelfs in Afrikaanse landen als Kameroen, Ghana, Nigeria of Ivoorkust, zou ik ongetwijfeld bij Motemba Pemba hebben gevoetbald. Maar dat bleek nu niet mogelijk, dus moest ik me meer dan tien jaar lang tevreden stellen met wedstrijdjes op straat met de vriendjes en de buurjongens. Als ik doorgezet zou hebben, was ik misschien wel bij een kleinere club uit een lagere afdeling binnengeraakt en was ik naderhand tot een grotere club opgeklommen. Maar in plaats daarvan heb ik mijn geboorteland verlaten. Eens in België was mijn belangrijkste bekommernis – en die van mijn moeder, vanzelfsprekend – het behalen van goede resultaten op school. Voetbal had hoegenaamd geen prioriteit. En als ik ging voetballen, was dat puur voor het plezier. Geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om in het voetbal carrière te maken.

Hoe ben je dan bij Anderlecht terechtgekomen ?

Na een wedstrijdje op de sportvelden van Evere werden mijn jongere broer Floribert en ikzelf apart genomen door Gianni Fortuna, een scout van Anderlecht. Hij drong erop aan dat we een test zouden afleggen bij RSCA Brussels, aan de Heizel. Die test zal wel positief uitgevallen zijn, want we werden meteen doorgestuurd naar de jeugdschool in Neerpede. In één twee drie was onze aansluiting geregeld. En een paar dagen later moest ik al een match met de provinciale scholieren spelen. Die wedstrijd begon om halftien ’s morgens. Om met het openbaar vervoer van Evere tijdig in Anderlecht te geraken, moest ik twee uur vroeger opstaan. Het is bekend dat stiptheid voor een jongen van Afrikaanse origine – zoals ik dus – voor problemen zorgt. Ik kwam, met andere woorden, te laat ( lacht).

Maar gelukkig was er nog een wedstrijd om elf uur, deze keer van de nationale scholieren. Toevallig ontbrak er een speler op het appel, en zo kreeg ik een speelkans. Ik heb iedereen bedankt op de best mogelijke manier, namelijk door een geweldige wedstrijd te spelen. Er was geen sprake van dat ik nog uit de ploeg zou worden gezet. Vervolgens werd ik, na het verdwijnen van de juniores, opgenomen bij de mintwintigjarigen. Daarna doorgestoten naar de invallers en nu bij de A-kern. Ik heb er vijf jaar over gedaan om dit te bereiken. Anderen, met veel meer ervaring, geraken niet eens zo ver. Dat schenkt me toch een zekere voldoening. Al geef ik er mij meer dan om het even wie rekenschap van dat in het voetbal niets definitief verworven is. En zeker niet bij Anderlecht.

Heeft het feit dat je zo relatief laattijdig bij Anderlecht kwam, je niet opgezadeld met een tactische achterstand ten opzichte van je leeftijdgenoten ?

Zeker wel, maar ik denk dat ik die achterstand op korte tijd heb goedgemaakt. Ik denk dat ik het kan compenseren met alles wat ik heb meegemaakt door in de straten van Kinshasa te voetballen met jongens die ouder waren dan ik. Dat gaat zo als je op straat, of ergens op een braakliggend grasveld voetbalt : dan kom je onvermijdelijk in contact met jongens die ouder en groter zijn. Om je tegen zulke kerels uit de slag te trekken moet een pluimgewicht als ik andere kwaliteiten ontwikkelen, zoals daar zijn : goed positie kiezen en het spel goed lezen. Daarom vind ik dat ik al over een behoorlijke bagage beschikte toen ik me bij Anderlecht aansloot.

De grootste aanpassing moest op mentaal gebied gebeuren. Dat was het moeilijkste. Voor ik bij Anderlecht kwam, bestond er voor mij geen verschil tussen winnen en verliezen. Als ik maar gevoetbald en me geamuseerd had. Die mentaliteit is me een paar keer zuur opgebroken. Bijvoorbeeld toen de nationale scholieren van Anderlecht vier opeenvolgende nederlagen leden. Het schijnt dat zoiets in de geschiedenis van Anderlecht nog nooit vertoond was. Onze trainer, Philippe Van Wilder, liet niet na om eens ongezouten te zeggen wat hij ervan vond. En dan richtte hij zich vooral tot mij, want die nederlagen schenen vooral mij niet te deren. In die tijd ging ik er ook niet van uit dat ik van voetbal mijn beroep zou maken. Het beste bewijs daarvan is dat ik gewoon mijn studies heb afgemaakt en dat ik daarna nog een avondcursus informatica ben gaan volgen. En ik heb vervolgens ernstig overwogen om hogere studies aan te vatten, ik wilde industrieel ingenieur worden. Maar de combinatie voetbal-studies bleek niet haalbaar, de uurschema’s waren gewoonweg niet compatibel. Ik moest een keuze maken. Op aangeven van Franky Vercauteren heb ik uiteindelijk voor voetbal gekozen.

Vercauteren heeft zich anders weinig vrienden gemaakt bij de buitenlanders van Anderlecht. Obiorah en Mbemba, bijvoorbeeld, hebben Anderlecht verlaten omdat ze het niet met hem konden vinden. Bij jou stelt dat probleem zich kennelijk niet.

Je zou nog voorbeelden kunnen geven : Yasin Karaca en Lukas Zelenka, om maar die te noemen. In tegenstelling met al die spelers werd ík nooit met de vinger gewezen en werd ik nooit aangeraden naar een andere werkgever uit te kijken. Integendeel, Vercauteren heeft me altijd steun gegeven. Hij heeft me altijd gezegd dat het voor mij beter was om te leren van de profs van Anderlecht dan om van omgeving te veranderen. Oop een bepaald moment heb ik me effectief afgevraagd of het niet beter voor me zou zijn om van lucht te veranderen en verhuurd te worden. Maar amper had ik, op het eind van het seizoen 2000/2001, deze mogelijkheid uitgesproken of ik werd benoemd tot kapitein van het invallersteam. Voor mij was dat een signaal dat de technische staf op me rekende. Vanaf dat moment begon ik het voetbal bloedserieus te nemen, begon ik voor het eerst te dromen van een loopbaan als profvoetballer.

Daarna is alles heel snel gegaan. Van bij het begin van het seizoen werd ik opgenomen bij de vijftien. Tegen Gent speelde ik enkele minuten, dat was mijn debuut. Die entree had er veel vroeger kunnen komen : bij de eerste uitwedstrijd van vorig seizoen tegen La Louvière. Anthuenis hield me klaar om me helemaal op het einde van de match in te brengen, maar ik kende brute pech. Anderlecht stond twee doelpunten voor en beschermde die voorsprong door de bal te monopoliseren. Ze hielden de bal minutenlang in eigen rangen, die bal wilde maar niet buiten gaan. En ik stond daar maar te wachten en te trappelen van ongeduld. Toen die bal eindelijk buiten de lijnen rolde, maakte ik me klaar om het veld op te stormen voor mijn grote officiële debuut bij Anderlecht. Op datzelfde ogenblik floot de scheidsrechter de wedstrijd af. Dat was een enorme ontgoocheling voor mij, ik was er echt het hart van in. Gelukkig nam ik nadien nog aan twaalf wedstrijden deel.

Wat bij jou vooral opvalt, is dat je in elke situatie ijzig kalm blijft. Tijdens je eerste wedstrijd tegen Club Brugge speelde je in het eigen strafschopgebied twee tegenstanders uit. Een ander had die bal in de tribunes gekeild.

Ik laat me niet gemakkelijk onder druk zetten, dat is waar. Probleem is dat die kalmte soms overslaat naar nonchalance. Zoals op Racing Genk, waar het wel twintig minuten duurde voor ik goed in de match zat. Vercauteren zei me achteraf dat ik in het vervolg beter wat vroeger wakker zou schieten, want dat ik anders mijn plaats in de ploeg dreigde te verliezen. Dat zou wel heel jammer zijn, nu ik zoveel speelgelegenheid krijg door het uitvallen van Yves Vanderhaeghe. Die kans wil ik met beide handen grijpen. En op iets langere termijn hoop ik in het seizoen 2003/2004 te proeven van Europees voetbal, en hopelijk van de Champions League. Het besef dat zoiets tot de mogelijkheden behoort, dringt nu pas tot me door.

Ik heb geen redenen tot klagen. Ik besef zeer goed dat ik eigenlijk geprivilegieerd ben. Om te beginnen heb ik het geluk dat ik in het toenmalige Zaïre geboren ben in een familie zonder zorgen – wat in het Zaïre van toen en het Congo van nu niet evident is. Bijvoorbeeld : als ik ging voetballen kon ik voetbalschoenen aantrekken, de meeste vriendjes speelden blootsvoets. Daarna had ik het geluk dat ik kon emigreren naar België. Vervolgens viel de kans om bij Anderlecht te voetballen als een geschenk uit de hemel. Ik wil maar zeggen : ik ben een gelukzak. Andere jongens, met minstens evenveel talent als ik, zitten nu nog in Kinshasa. Dat zal ik nooit uit het oog verliezen. Ik denk dat daar de verklaring ligt voor het feit dat ik nogal filosofisch door het leven stap.

door Bruno Govers

‘Ik had schoenen om te voetballen. De meeste vriendjes speelden blootsvoets.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content