Hij voetbalde in Griekenland, naar later bleek voor een onderwereldfiguur, maar leerde er ook zijn vrouw kennen en keerde er nadien toch terug voor zijn eerste stappen als trainer. Nu is Sven Vandenbroeck terug in België, herenigd met Jacky Mathijssen bij Oud-Heverlee Leuven. ‘Ooit wil ik naar het buitenland.’

Het is augustus 2005 en Sven Vandenbroeck is nog maar eens op de operatietafel gegaan met zijn rechterknie. Na vijf seizoenen in de Nederlandse Eredivisie staat hij terug in België. “Ik had geen club en trainde mee met Eupen”, doet hij zijn verhaal. “Mijn vriend Koen Wins was er keeper, Nico Claesen trainer. Omdat ze met wat geblesseerden zaten, mocht ik vriendschappelijk meespelen tegen Akratitos, een Griekse ploeg. Daar hingen een paar makelaars rond die me aanspraken. Ze zochten nog een zes. Het was eind augustus en ik dacht: waarom niet? Zo ben ik naar Griekenland gegaan. Puur toeval.

“Akratitos was pas gepromoveerd. Een club uit het noorden van Athene. Veld en accommodatie waren prima, Ilie Dumitrescu was er trainer. Roemeens international geweest, bij Tottenham gespeeld: niet de minste dus. Bogdan Stelea was de doelman, Paolo Vanoli was een voormalig Italiaans international, Massimo Paganin had bij Inter gespeeld. Het leek me een groep met kwaliteit. Ik was pas 26 en keek nog vooruit. Achteraf bleek dat ik me beter had moeten informeren. De voorzitter was Makis Psomiadis, iemand over wie je een boek kan schrijven. Hij was een van de eigenaren van AEK Athene rond de eeuwwisseling toen daar 40 miljoen verdween. Een onderwereldfiguur, zo bleek, die we overigens nooit te zien kregen. Behalve die keer dat we twee wedstrijden op rij verloren en hij de kleedkamer kwam binnengestormd. Zoals altijd met een dikke sigaar in zijn mond. Hij nam Dumitrescu mee naar de douches, waaruit die enkele ogenblikken later luid roepend en tierend terugkwam. Salut jongens, zei hij, en weg was hij. Ontslagen, tijdens de rust.

“Dat was Psomiadis. Verder zagen we hem nooit, zijn zoon deed alle onderhandelingen. Die studeert nu naar verluidt in Londen. Psomiadis zelf zit in Griekenland in de cel voor het vervalsen van wedstrijden. Vooral bij Kavala, een club die hij nadien kocht en waar Aad de Mos nog even trainer was. Het is nooit bewezen bij onze club, maar als ik er nu aan terugdenk: ik steek er mijn hand niet voor in het vuur.”

Kunstgras nefast

Vandenbroeck lacht: “Dat was mijn kennismaking met Griekenland. Op het eind van dat seizoen leerde ik mijn vrouw kennen. Ik mag zeggen dat ik ondertussen een halve Griek ben geworden. Athene is de stad waar voor ons allebei een stuk van ons hart ligt. Voor haar omdat ze er familie heeft, voor mij omdat ik het een fantastische stad vind en er mijn vrouw heb leren kennen.”

Vandenbroeck verliet Akratitos en tekende bij Lierse SK. Zijn latere Griekse vrouw volgde hem. “RenéTrost was aangesteld als de nieuwe trainer. Hem had ik nog als assistent gehad bij Roda. Het was kort na de gokaffaire met Ye Zheyun en er waren redelijk wat spelers moeten vertrekken. Dit was mijn kans. Het is helaas anders uitgedraaid: ik ben er van het ene probleem in het andere gesukkeld. Toen besefte ik: er zit niets hogers meer in. Ik ben uiteindelijk ontslagen, zogezegd omdat ik geld zou hebben gestolen uit de kleedkamer. De ware reden was een andere, maar daar ga ik niet op in omdat ik dan met andere mensen in aanvaring kom. Het was maart 2007 en ik was helemaal verbrand. Ik trok naar Visé, op een kwartier rijden van bij mij thuis. We promoveerden net niet naar de tweede klasse, maar ik had een normaal seizoen gedraaid. Alle wedstrijden plus play-offs gespeeld. Mijn lichaam was weer in orde. Ik wilde het nog één keer proberen, eender waar.”

Hij ontvluchtte België. “Ik nam me voor om nog drie jaar op het hoogste niveau te spelen. Een makelaar belde mij: ik kon op proef naar Noorwegen. Na twee dagen kreeg ik al een contract van drie jaar bij Løv-Ham. Ik ben twee en een half jaar gebleven. Het eerste jaar ging goed, het tweede moest ik me vaak al na een uur laten wisselen, het derde jaar trainde ik amper nog. Het kunstgras was nefast voor mijn knie. Ik redde het al voetballend nog wel met naast mij een ploegmaat die het vuile werk opknapte, maar in mijn hoofd had ik het steeds moeilijker als ik weer eens vier dagen moest rusten. De trap naar de voordeur van mijn huis kon ik amper nog op. Ik was 31, het leven beviel ons er enorm, maar ik vroeg me af: is het dat allemaal waard? Mijn dochter was twee, ze zou naar de kleuterklas gaan, de bouw van ons huis in België werd opgestart: in mei – halfweg het seizoen – zijn we teruggekeerd.”

Op straat doodgeschoten

Pas was hij thuis of hij kon als beloftecoach aan de slag bij zijn ex-club KV Mechelen. “Alles viel mooi in mekaar. Ik werkte overdag en zes avonden op zeven was ik op KV. Erg belastend voor onze relatie. Na twee jaar maakten we een familiale keuze: ik zou een fulltime job zoeken in het voetbal. Ik ben dan als assistent van Adrie Koster naar Tunesië vertrokken. Niet makkelijk voor een startende trainerscarrière, maar Club Africain was een topclub en samenwerken met iemand als Koster voor mijn eerste fulltime-ervaring leek me een goede connectie. Dat het in Tunesië was, was daaraan ondergeschikt: ik wilde vooral kennis opdoen. Dat is ook gebeurd, Koster gaf me veel verantwoordelijkheid. Maar zes weken later stond ik terug thuis. Enerzijds omdat er niets in orde was, anderzijds ook omdat de revolutie er uitbrak. Ons trainingscentrum lag vlak naast de straat waar alles zich afspeelde. Soms konden we niet trainen, de oppositieleider werd op straat doodgeschoten. Daar wilde ik mijn gezin niet mee naartoe nemen.”

Hoewel het voetbal er kreunt onder de corruptie, keerde hij terug naar Griekenland. “Ik zat zonder job. Begin augustus stond in de krant dat Guido Brepoels besloot om niet als assistent van Jacky Mathijssen naar Fostiras te gaan. Ik had Jacky pas leren kennen op de eerste les van de Pro Licence. Omdat ik Grieks sprak, is het vervolgens met mij in orde gekomen. Mijn vrouw was zo na zeven jaar weer dichter bij haar familie en ik had mijn fulltimejob. Onder Jacky bovendien, die toch wat naam had verworven in België. Dat de club een Belgische voorzitter had, was ook een rustpunt: in principe konden we hem meer vertrouwen dan een Griek.”

Die voorzitter was – en is nog steeds – Carlo Vandekerkhof. Hij bleek minder betrouwbaar dan gedacht en betaalde na verloop van tijd de lonen niet meer of te laat. Vandenbroeck stapte naar spelersvakbond Sporta, maar blikt niettemin terug op een sportief leerrijk jaar. “Ik stak veel op van Jacky. Ik mocht ook elke maand vier dagen terug naar België voor de Pro Licence. Na dat jaar besloten Jacky en ik om niet terug te keren wegens de financiële problemen. Ik sprak vervolgens met KV Mechelen over de job van assistent. Tussen alle andere kandidaten – Bart Goor, Eric Deflandre en Tom Caluwé – dacht ik een goede kans te maken. Toen ze voor Caluwé kozen, stond ik met lege handen.”

Positieve commentaren

Toen belde zijn ex-coach van bij Roda, Wiljan Vloet. “Hij stond op het punt bij Niki Volos te tekenen en vroeg me mee als zijn assistent. Ik twijfelde: Volos lag niet in Athene, het was een promovendus en het mocht wegens gesjoemel uit het verleden maar drie buitenlanders en vier oudere spelers aantrekken. Een probleem, want de jeugdopleiding in Griekenland is heel matig. Ik twijfelde of we het zouden redden, maar omdat er in België niets vrij was, zijn we toch vertrokken.”

De kalender werkte vervolgens niet mee. In zijn eerste drie wedstrijden trof Niki Volos de top drie van het seizoen daarvoor. Resultaat: nul op negen. “Vloet moest weg. We waren als trio gekomen: Vloet, ik en de physical coach. Ik verwachtte dat we allemaal zouden vliegen. Dat was niet zo: ze vroegen ons of we de ploeg tijdelijk wilden overnemen. We twijfelden, maar hebben het uiteindelijk geaccepteerd. Ik heb drie wedstrijden in een week gecoacht, waaronder een bekermatch. De laatste uit bij Panathinaikos, wat heel speciaal was omdat ik nog drie jaar met hun trainer Yannis Anastasiou samen heb gespeeld bij Roda.

“De commentaren op onze manier van spelen waren positief, maar we verloren drie keer. Misschien had ik stiekem wel gehoopt dat ze met mij verder zouden gaan, maar toch niet heel hard. Het zou de ontgoocheling alleen maar groter hebben gemaakt. Alle kandidaten haakten af en uiteindelijk namen ze een 55-jarige Griek die nooit hoger dan de tweede klasse had gespeeld. Na een gesprek met hem beseften we: dit wordt niks. Toen hebben de physical coach en ik zelf een einde gemaakt aan de samenwerking.”

Bijna Rode Duivel

Dat was begin oktober 2014. Vandenbroeck keerde met zijn gezin terug naar België, in het ongewisse over het vervolg van zijn trainersloopbaan. Tot hij in de kerstweek van 2014 met Mathijssen werd herenigd bij het dolende OHL. “Ik werkte vijftien maanden in Griekenland en heb er veel kennis opgedaan”, blikt hij terug. “Ik debuteerde als hoofdtrainer, naast de enkele wedstrijden vorig seizoen in de eindronde toen Jacky in België was voor een schouderoperatie en ik overnam. Ik vond het fijn en uitdagend. Tactisch en technisch voel ik me er klaar voor. Qua peoplemanagement rond de ploeg denk ik soms: beter nog wat wachten. Eén ding is zeker: er heeft altijd een trainer in mij gezeten. Als speler was mijn coaching mijn grootste troef. Ik volgde ook heel vroeg al mijn eerste cursussen.

“Mijn carrière als speler is makkelijk samen te vatten: goed begin, slecht middenstuk, goed einde. Ik heb met Roda Europees gevoetbald, maar had graag één selectie voor de Rode Duivels gehad. Ooit was ik er dicht bij, onder Robert Waseige in 2001. Voor de afreis naar het WK in Japan behoorde ik telkens bij de vier, vijf beloften die met de A-ploeg mee mochten trainen als ze iemand te kort kwamen. Dat is het enige wat ik als een gemis ervaar. Net omdat ik er zo dicht bij was, al besef ik dat ik in se niet goed genoeg was. Ik miste explosiviteit voor een stap hogerop. Maar soms heb je andere eigenschappen die dat compenseren.

“Als trainer denk ik meer te kunnen bereiken. Communicatie, tactisch inzicht en dat kunnen vertalen naar oefenstof beschouw ik als mijn grootste kwaliteiten. Ik wil daar nog heel veel over het mentale aspect aan toevoegen. Een hoofdtrainer moet in mijn ogen veel kunnen delegeren, maar hij moet wel van alles een minimum aan basiskennis hebben. Ik laat niet graag iets aan het toeval over. Als alles draait zoals het in mijn hoofd zit, wil ik graag ooit via een grotere club in België naar het buitenland. Mijn vrouw en ik zijn al zo vaak verhuisd dat we ons overal aanpassen.”

DOOR JAN HAUSPIE – FOTO’S: BELGAIMAGE/CHRISTOPHE KETELS

“Over mijn voorzitter bij Akratitos kan je een boek schrijven. Een onderwereldfiguur, zo bleek. Hij zit in de cel nu.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content