De Fransman Dennis Appiah was ondanks de uitschakeling van Anderlecht in de voorrondes van de Champions League een lichtpunt in de ploeg-in-opbouw van paars-wit.

De nieuwe rechtsachter van Sporting Anderlecht belandde via Toulouse, Monaco en Caen in Brussel. Tussendoor waren er ontmoetingen met Claudio Ranieri, Yannick Carrasco en N’Golo Kanté.

Hij doet ons zijn levensverhaal, beginnende bij zijn nieuwe club, RSC Anderlecht.

Wat is het eerste wat jou trof toen je in Brussel neerstreek?

DENNIS APPIAH: ‘Vooral de organisatie. Ik kwam van een kleinere club, Caen is een ploeg die probeert een vaste waarde te worden in Ligue 1, maar hier staan ze qua organisatie duidelijk een stap verder. Anderlecht doet me wat denken aan Monaco, met veel mensen die de spelersgroep omkaderen.’

Je bent niet over één nacht ijs gegaan en hebt, voor je hier tekende, de club bezocht.

APPIAH: ‘Klopt. Toen mijn manager sprak over belangstelling van Anderlecht, was ik sceptisch, om eerlijk te zijn. Ik kende Anderlecht van naam en wist dat ze de voorbije jaren geregeld deelnamen aan de Champions League, maar ik had geen beeld van de ploeg zelf, van het stadion, de werkomstandigheden. Ik had ook geen al te best beeld van België. Meestal komen Fransen naar dit land om hun carrière een nieuw elan te geven, maar slechts zelden is dat bij Anderlecht. Toen ik de club bezocht, was ik aangenaam verrast. Ik ben eerst naar het stadion gegaan, vervolgens naar het oefencomplex. Tussendoor sprak ik uiteraard ook met de clubleiding. Die vertelde me over haar ambities. Dat hele pakket heeft me overtuigd om te tekenen.’

Hebben de Fransen geen ander beeld van ons voetbal, na de doorbraak van Hazard, De Bruyne, Courtois en andere sterren?

APPIAH: ‘Jullie hebben een mooie generatie, dat klopt. En binnen Frankrijk kijken ze nu wel anders naar de nationale ploeg. Nu voetballen tegen België is niet meer zo makkelijk.’

Maar dat heeft jouw keuze dus niet beïnvloed?

APPIAH: ‘Neen. Wat meespeelde, is dat Anderlecht gewoonlijk spelers heeft die nadien in grotere kampioenschappen exploderen.’

Je ziet Anderlecht dus als een springplank?

APPIAH: ‘Zo is het. Zo heeft men mij dit project ook voorgesteld: de club helpen om haar doelen te bereiken en dan vooruitgang boeken in mijn eigen carrière. Ik ben 24, het is nog niet voorbij, ik begin pas aan mijn integratie binnen het Europese voetbal.’

DRUK

Wij vinden het vreemd dat iemand die een basisplaats heeft in de Franse eerste klasse, naar België komt. Werd je dan niet gevolgd door ploegen uit grotere competities?

APPIAH: ‘Ik heb vaak horen zeggen dat Engelse clubs me zouden volgen, maar concreet was er nooit wat. Toen ik tekende, was Anderlecht de enige ploeg die zich echt manifesteerde.’

Zodat je nu de facto in een minder goeie competitie moet aantreden…

APPIAH: ‘Dat klopt, en dat maakte me aanvankelijk ook wel wat bang. Anderzijds is dit wel een kampioenschap dat in de grotere Europese landen van nabij wordt gevolgd. Ik zit ook bij een club die van haar spelers vraagt dat ze élke wedstrijd winnen en dat ze kampioen worden. Dat is toch een ander gevoel dan voetballen voor een ploeg die vecht om het behoud. Dit is een club waar ik moet wennen aan leven met druk. Er is bovendien ook zeer veel kwaliteit in de kern.’

Is dat je al opgevallen?

APPIAH: ‘Ik ben een beetje later dan de anderen gekomen en het was een van de eerste dingen die ik vaststelde. Bovendien zijn ze zeer jong. Youri Tielemans, Dennis Praet, anderen… Er is techniek, fysiek én intensiteit op training. Ik heb het gevoel dat deze spelers meer prof zijn dan in Frankrijk. Dat vond ik toch van de voorbereiding. Toen ik begon, had ik het gevoel dat de spelers er al klaar voor waren. In Frankrijk gaat het tijdens een voorbereiding toch meer crescendo.’

Zou Anderlecht volgens jou in Frankrijk meekunnen?

APPIAH: ‘Moeilijk om te zeggen, omdat de kern nog niet af is. Als ik een brede marge neem, zou ik zeggen: ja, ergens, tussen de eerste en de achtste plaats. Ik heb echt niet impulsief voor Anderlecht getekend, maar daar lang over nagedacht. In de Ligue 1 stonden de ploegen niet te dringen voor mij en als ik dit liet liggen, had ik het gevoel dat ik misschien wel een kans miste. Het doel is vooruitgang te boeken via Europese wedstrijden en maar weinig clubs in Frankrijk kunnen je die kans bieden.’

Is het niet verbazend dat jouw profiel de Franse ploegen zo weinig interesseerde?

APPIAH: ‘Ik vind het niet leuk om te zeggen maar ik voetbalde slechts voor Caen. Nochtans is dat een fantastische club. Had ik hetzelfde gepresteerd voor Rennes of Saint-Etienne, de perceptie was wellicht toch anders geweest.’

RANIERI

Waarom is het voor jou niet gelukt bij AS Monaco?

APPIAH: ‘Ik kwam eraan toen ze net naar tweede klasse waren gezakt. Ik stond direct in de basis, maar toen raakte ik geblesseerd. Spierscheur na spierscheur na spierscheur. De derde keer heb ik me laten opereren, maar ik ben toen iets te snel willen terugkeren. Claudio Ranieri was er trainer en die had graag dat ik speelde. Als het kon, stelde hij me op, maar ik was ofwel niet goed, of ik raakte geblesseerd of pakte kaarten. Ranieri heeft me kansen gegeven die ik nooit heb gegrepen.’

Je neemt hem dus niks kwalijk?

APPIAH: ‘Absoluut niet. Deze zomer hebben we elkaar tijdens de stage gekruist en hij nam me in zijn armen. Vraag het aan om het even welke speler van Monaco, ook aan hen die niet aan spelen toekwamen, en iedereen zal je antwoorden dat het een fantastische trainer is. Hij was hard, maar dat was goed. Zelfs al stond ik er vaak aan de kant, ik heb er geleerd wat veeleisend betekent op hoog niveau.’

De overstap van Monaco naar Caen was voor een jonge voetballer allicht niet makkelijk?

APPIAH: ‘Absoluut niet. Ik kon bij Monaco verlengen, maar tegen welke voorwaarden? Ik zou er op de bank zijn beland, of worden uitgeleend. Ik wilde ergens opnieuw starten vanaf nul, bij een ploeg die me absoluut wilde, die me ook wilde lanceren én die naar eerste klasse wilde. Het is allemaal gelukt, maar het was niet eenvoudig. Ik heb afgezien. In Caen kwam ik aan op mijn eentje, met de wagen. Mijn moeder en mijn broer bleven achter in Monaco. Het was mijn keuze, ik wilde alleen slagen, ik heb veel geleerd in die periode.’

Je groeide op in Toulouse. In welke omstandigheden?

APPIAH: ‘Mijn ouders zijn er vrij snel in geslaagd om ons uit de wijk Mirail, waar we aanvankelijk woonden, los te weken. Op mijn derde zijn we al verhuisd naar een meer residentiële buurt. Mijn moeder werkte in een bakkerij, mijn vader onderhield het gebouw.’

Je komt niet, zoals veel Franse voetballers, uit wijken met een ‘reputatie’?

APPIAH: ‘Neen. Mijn ouders hebben geprobeerd om ons uit dat soort buurten te houden. Ik heb een vrij rustige jeugd gehad en miste niks. Mijn enige ‘eis’ was dat ik kon voetballen.’

Waarom heb je eigenlijk nooit gevoetbald voor Toulouse?

APPIAH: ‘Ik debuteerde voor een klein ploegje, Pradettes, en toen wij de jongens van Toulouse partij gaven, vond ik dat die naast hun schoenen liepen. Ik vond hen hautain en kon hen niet verdragen. De club deed nochtans verschillende pogingen om me in te lijven. Wat ook meespeelde: in mijn ploegje was ik super, ik was bang dat ik bij hen maar banaal zou worden. Je moet weten, ik was toen middenvelder en mocht op het veld doen wat ik wilde. Ik had er geen zin in dat men me grenzen zou opleggen.’

Hoe kwam je dan bij Monaco terecht?

APPIAH: ‘Op mijn dertiende zat ik in een zogenaamd Centre de Préformation. Een soort vooropleiding. In Castelmaurou. Al vrij snel waren er diverse clubs die me volgden: naast Toulouse ook Rennes, Saint-Etienne, Sochaux, Bordeaux en Nantes. Ik ben bij een aantal ploegen langs geweest en zei twee keer neen tegen Monaco. In mijn hoofd was het duidelijk: ik wilde naar Sochaux. Dat was in Castelmaurou op dat moment het ‘normale’ traject, iedereen deed het. Toen ik er op bezoek ging, vond ik de werkomstandigheden daar ook zeer goed. Aan leefkwaliteit of zo dacht ik op dat moment minder. Maar toen verhuisde de directeur van het opleidingscentrum, Dominique Bijotat, van Sochaux naar Monaco en ik ben hem gevolgd. In een eerste fase hebben ze me daar gevormd als centrale verdediger. Ik was snel en anticipeerde goed. Groot was ik ook. Maar met de tijd kwamen er anderen die sneller waren én vooral groter. Vandaag vind ik de positie van rechtsachter een leuke, ook al is het een post waar je risico loopt en kwetsbaar kunt zijn tegen technisch vaardige voetballers.’

FRANS VOETBAL

Sinds het WK in Brazilië is het Franse voetbal goed op weg om van zijn slecht imago af te geraken. Hoe leg jij al die affaires (Benzema-Valbuena, de staking in Zuid-Afrika, Ribéry…) uit?

APPIAH: ‘Ik weet nog niet hoe het zit in België, maar de Franse bevolking heeft het gevoel dat de voetballers… iets gestolen hebben. We verdienen goed onze kost, té goed volgens velen, en we doen niks anders dan tegen een bal trappen, profiteren te hard… Dat is het imago dat op ons kleeft.’

Zou je het als jaloezie omschrijven?

APPIAH: ‘Fransen geven graag kritiek op wat anderen doen en zij niet hebben.’

Zou je dat durven te linken aan een zekere vorm van racisme?

APPIAH: ‘Ik hou niet van het woord racisme, maar mensen met een kleurtje in het voetbal wordt meer verweten. Ieder geval is individueel. Sportief gezien had Karim Benzema een plaats moeten hebben in de Franse nationale ploeg. Ik weet niet wat er zich allemaal heeft afgespeeld, maar in deze situatie had hij zich niet moeten bevinden. Hij heeft uiteindelijk niemand vermoord! Wat mij stoorde, was de kruistocht in de media gedurende een half jaar. Het hakken op zijn persoon, terwijl er veel belangrijkere dingen gebeurden.’

Heeft men ook sommige spelers niet te snel belangrijk gemaakt?

APPIAH: ‘Misschien geldt dat wel voor de generatie van ’87 (de generatie van Benzema, Ben Arfa, Menez, Nasri…). Voor hen is het zeer snel gegaan, ze zijn zeer vlug grote sommen gaan verdienen. Als je negentien bent en je verdient een goed salaris, wil je ook wat profiteren. Mensen eisen dat ons imago perfect blijft, omdat jongeren ons bewonderen, maar we blijven ook gewone mensen. Ik weet ook dat we niet zo’n hard leven hebben als zij die elke dag om zes uur uit bed komen. Je moet ons vak relativeren, maar anderzijds is het wel een job met druk en af en toe moet die van de ketel. En wat doe je dan, als negentienjarige? Dan ga je uit en soms bega je daarbij stommiteiten. Niet vergeten: je komt op die leeftijd ook uit de beschermende omgeving die het opleidingscentrum was. Plots valt die omkadering weg en verdien je je eigen geld, heb je een eigen appartement, zijn er vrouwen, komen er mensen die van jou willen profiteren… Het is allemaal complexe materie.’

Denk je ooit aan de Franse nationale ploeg?

APPIAH: ‘Graag, als dat zou kunnen. Ik heb alle jeugdploegen in Frankrijk doorlopen, heb in alle nationale ploegen gespeeld. Als Frankrijk me vraagt, zal ik niet aarzelen.’

Jij zou ook voor Ghana kunnen voetballen.

APPIAH: ‘Dat weet ik, maar zij hebben me nog nooit opgeroepen. Ik wil ook niet naar Ghana gaan en me daar vast rijden. Voetballen voor een land betekent iets, je moet zelf wat investeren. Ik was in Ghana toen ik drie jaar oud was en een tweede keer op mijn achtste. Ghana is voor mij een vage herinnering.’

Je omschrijft jezelf vooral als verdedigend sterk. Minder als een offensieve back.

APPIAH: ‘Mijn voornaamste kwaliteiten liggen in het defensieve, al hou ik ook van mee oprukken en aanvallen. Maar voor mij is een rechtsachter in eerste instantie een verdediger. Op dat vlak ben ik een beetje ouderwets. Veel goals worden dezer dagen voorbereid op de flank, maar een verdediger moet in de eerste plaats zeer goed kunnen verdedigen.’

Bij Caen vinden ze dat jij je voorzetten moet verbeteren.

APPIAH: ‘Daar wordt hier aan gewerkt. De kritiek is terecht, zeventig procent van mijn voorzetten kwam niet aan en ik werkte er nochtans aan. Maar sinds ik hier ben, gaat het al veel beter, er zit niet te veel afval tussen. Ik leg ze goed neer. Iets nieuws voor mij.’ (lacht)

DOOR THOMAS BRICMONT – FOTO’S BELGAIMAGE – BRUNO FAHY

‘Ik heb echt niet impulsief voor Anderlecht getekend, ik heb daar lang over nagedacht.’ DENNIS APPIAH

‘Toen ik de club bezocht, was ik aangenaam verrast. Het oefencomplex, het stadion, de clubleiding: dat hele pakket heeft me overtuigd om te tekenen.’ DENNIS APPIAH

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content