Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Het leven van Aleksandar Ilic zit vol comebacks en het telt een paar serieuze littekens. ‘Wie dacht dat ik afgeschreven was, kent me niet.’

In het begin van het seizoen leek hij te zijn afgeschreven. Op Teletekst stond te lezen dat Anderlecht Aleksandar Ilic (33) wilde betrekken in de transfer van Michal Zewlakow (26), maar van Moeskroen, zijn ex-ploegmaat Lorenzo Staelens noch van Anderlecht zelf hoorde de weifelende Joegoslaaf iets. En dus deed hij wat hij al jaren doet: terugvechten. Na een mislukt avontuur in Spanje krabbelde hij, na een ommetje in Griekenland, bij Club Brugge weer overeind. Op zoek naar erkenning in West-Europa. Na een weinig blauw, maar vooral zwart laatste jaar daar trok hij naar Anderlecht. En na zes, wegens kniepijn donkere maanden in 2002 bezet hij daar nu weer een basisplaats. Ondertussen verwerkte hij ook een burgeroorlog en het verlies van zijn vader die vorige winter door kanker werd geveld.

Da’s heel wat.

Aleksandar Ilic: Ik ben een vechter, heb een sterk karakter. Het heeft me allemaal getekend, maar ik knok terug, blij dat ik eindelijk weer mijn werk kan doen. Voor een voetballer is dat: spelen. Vorig seizoen ging vrijwel helemaal de mist in door een knieblessure. Na de wedstrijd tegen Moeskroen kreeg ik plots vocht in de knie, bleef ermee verder spelen, tot het steeds erger werd. Tijdens de winterstage in La Manga brak de meniscus bij een simpele trap op doel. Ik was bijzonder teleurgesteld. Ik wil niet beweren dat de medische staf het verkeerd voor had, maar achteraf gezien was ik beter vroeger met de training gestopt. Maar ook na de operatie, tijdens de rehabilitatie, voelde ik me niet zo goed. Eigenlijk ben ik zes maanden niet in staat geweest om degelijk te trainen.

In dezelfde periode overleed je vader aan kanker. Hij was pas 59.

In mijn leven vallen de dingen vaak samen. Eind vorige zomer, toen mijn vrouw moest bevallen, kwam hij naar België. Hij kreeg hier wat problemen, voelde zich niet goed, maar omdat hij zo’n sterke man was, dachten we dat het wel over zou gaan. Op de dag dat ik terugkeerde van de Europese wedstrijd tegen Real, bleek hij te zijn opgenomen in de kliniek. Hartproblemen. Bleek er dus toch iets serieus fout te zitten. Daarna begon hij zich slechter en slechter te voelen en wilde hij terug naar Joegoslavië. Je zag dat hij helemaal in de war was, hij vergat zijn ticket en paspoort – echt vreemd om te zien. Hij leek helemaal afwezig, alleen nog bezig te zijn met wat er in zijn lichaam broedde. Mijn vraag om te blijven en zich hier verder te laten verzorgen, wees hij beslist af. Toen werd ik bang.

Hij was zelf ook een voetballer.

Ja, een sterke beer. Hij heeft nog in Frankrijk gevoetbald, bij Troyes en Blois. In Nis was hij zes jaar aanvoerder van onze ploeg. Een topper, heel bekend in de stad. Nadien was hij nog trainer, maar nooit op het hoogste niveau, hij hield zich liever bezig met mijn broer en mij. Hij werkte liever met de jeugd.

Eind november kreeg ik het bericht dat de toekomst er slecht uitzag. Met de eindejaarsdagen zijn we hem gaan opzoeken. Toen ik hem terugzag, zag je al dat de kanker zich door zijn lichaam werkte. Het waren moeilijke dagen: je weet dat hij je gaat verlaten, maar je probeert optimistisch te zijn, tegen beter weten in, om hem wat moed te geven. Het was een agressieve kanker, die van het ene orgaan naar het andere trok. Het was te laat om nog een behandeling te starten. In februari, na mijn operatie, vroeg hij nog eens naar mij. Toen ik hem zag, was dat werkelijk verschrikkelijk, het einde bleek nabij. Omdat onze ziekenhuizen niet op zo’n hoog niveau staan als hier, besloten we om hem naar huis over te brengen zodat hij daar kon sterven. Ik heb een dokter en een verpleegster gevraagd om constant voor hem te zorgen, dat was het laatste wat ik kon doen.

We hebben nog veel gepraat toen: over het leven, de toekomst, verantwoordelijkheid. Moeilijke gesprekken. Wat er op zo’n momenten door je heen gaat, is voor iemand die het zelf niet meemaakte moeilijk te beschrijven. Ik ben een dag of tien gebleven, maar moest dan terug naar Anderlecht om verder te revalideren. Voetbal is mijn werk, ik moest dus wel terug, maar wellicht heeft het allemaal bijgedragen tot het feit dat mijn terugkeer zo langzaam verliep. Eind februari raakte mijn vader af en toe bewusteloos. Mijn broer belde dat het bijna voorbij was. De machteloosheid die je dan overvalt… Je wil álles doen, álles kopen, maar je kan niks. We hebben hem nooit echt gezegd dat hij kanker had, maar hij was zelf intelligent genoeg om het te beseffen.

Heeft zijn dood je kijk op het leven veranderd?

Jawel. Je hebt maar één leven en daar moet je proberen het beste van te maken. Je moet proberen overal van te genieten : je werk, je familie, je vrienden. Druk en stress moet je van je weghouden. Tegelijk voelde ik me nog meer verantwoordelijk voor mijn familie, mijn broer – die intussen na het zoveelste knieprobleem gestopt is met voetballen en die nu iets anders moet gaan doen… Verantwoordelijkheid, dat zit al langer in mij. Bij ons bestond nog de verplichte legerdienst op achttien jaar, en toen ik uit het leger kwam, moest ik kiezen: studeren of alles op voetbal zetten. Ik koos voor het voetbal, vanuit een verantwoordelijkheidsbesef. Ik was verstandig genoeg om ingenieur te worden, maar dan koos ik voor een weg die honderden vóór mij al waren ingeslagen, voor een job ook waarin de werkloosheid groot was en waarin ik me met een gewoon leefloon tevreden zou moeten stellen. Het voetbal hield een groter risico in, want veel grotere talenten dan ik in mijn land hebben het niet gemaakt. Maar als ik hard zou werken en slagen, zou ik mezelf en mijn familie wel een beter leven kunnen bieden. Dat is gelukt: al op mijn 23ste tekende ik een goed contract bij Atletico Madrid. Op datzelfde moment brak in mijn land die vreselijke oorlog uit.

Je speelde nooit voor Atletico.

Het had toen nog een sterke ploeg. Ze leenden me uit aan Cadiz. Onwetend beging ik toen de fout een verkeerd contract te tekenen, eentje van één seizoen met een optie voor vier jaar. Maar goed, als het leven moeilijk is, accepteer je zoiets. Achteraf bekeken was het een slechte beslissing: je hebt altijd wat tijd nodig om je aan te passen en dan is één jaar snel voorbij. Cadiz speelde in de tweede divisie, was niet zo’n sterke ploeg en ik moest terug naar Nis. Daar bleef ik één jaar, vervolgens speelde ik twee jaar bij Pirgos in Griekenland, maar het was pas in Brugge dat mijn carrière echt begon. Ik was toen al 27. Door die ene fout brak ik dus maar laat door op het hoogste niveau.

Je kreeg vorige zomer de Belgische nationaliteit. Waarom heb je die aangevraagd?

Ik ben 33. Ik kan me niet inbeelden dat ik nog interessant ben voor de nationale ploeg. ( Grijnst) Voor onze nationale ploeg, moet ik nu zeggen. Wat niet wegneemt dat ik beschikbaar ben, als de bondscoach me nodig mocht hebben. Maar dat was dus niet de hoofdreden.

Ik leef nu zes jaar in dit land en door de nationaliteit aan te nemen, is het leven een stuk makkelijker. Ik moet ook denken aan het leven na het voetbal. Mijn kinderen zullen nu makkelijker kunnen beslissen waar ze willen leven. Ik weet dat ik nooit de band met dit land zal verbreken, maar waar ik straks zal leven… Dat weet ik niet. Ideaal zou zijn ergens tussenin.

Toen je nog voor Brugge voetbalde, vond je dat Belgen te weinig van het leven genieten.

Nu nuanceer ik dat. De laatste tien, twaalf jaar is mijn land hard veranderd. Easy, cool. Dat lijkt leuk, maar of het de juiste manier is om een levensstandaard op te krikken, dat betwijfel ik. Toch heb ik nog steeds het gevoel dat Belgen zich vooral bekommeren om hun job en hun familie, en veel minder om de rest. De meeste mensen hebben een programma en houden daar strict aan vast. Ik vind dat je soms wat moet relaxen. Maar wie ben ik? Joegoslaven en ook Grieken, stelde ik vast, leven heel anders. In Griekenland trainden we ’s ochtends vroeg en nog eens ’s avonds laat, en daartussen was je vrij om met vrienden een koffie te drinken, op restaurant te gaan, veel te lachen… Ik denk dat veel van mijn spierproblemen in België te maken hadden met een andere manier van leven, met plots veel minder tijd om te recupereren tussen twee trainingen in. Maar inmiddels leef ik als een echte Belg: ik kom hier professioneel mijn trainingen afwerken en ’s avonds hou ik me bezig met de kinderen.

Je bent in Brussel bezig aan je derde seizoen. Kijk eens achterom.

Het kon beter, dat is duidelijk. Het begin was moeilijk. Het jaar 2000 was ook een moeilijk jaar. Toen uitlekte dat ik naar Brussel zou verhuizen, werd ik door Club prompt uit de A-kern gezet. Kastje leegmaken en opkrassen. Ik was een prof, ik begrrep echt niet dat men eraan twijfelde dat ik me nog tot het einde van het seizoen zou inzetten voor de ploeg. Daarvóór al was ik boos geweest op Club, toen ze suggereerden dat ik een knieblessure veinsde. Bovendien leek het hen ook niet te kunnen schelen wat mijn familie in Joegoslavië tijdens de oorlog allemaal overkwam. Mijn huis werd gebombardeerd, maar niemand van het bestuur die me vroeg hoe het ging, hoe ik dat allemaal beleefde, wat ik voelde.

Op een dag was ik zo boos, dat ik foto’s van het internet haalde, uitprintte en in de kleedkamer ophing. Zodat ze met hun eigen ogen konden zien wat er zich allemaal afspeelde in mijn land. Ik begreep dat België aan de andere kant stond, maar dat belette toch niet, vond ik, dat er wat medeleven mocht zijn met de humanitaire gevolgen van de bombardementen, die niet altijd fabrieken of gebouwen troffen, maar ook mensen. Mensen die niet verantwoordelijk waren voor al die stomme dingen. Ik werkte voor een Belgische ploeg, mijn broer speelde een half jaar voor Antwerp: waaraan verdienden wij het om een bom op ons huis te krijgen? De vader van de vriendin van mijn beste vriend werd gedood toen ze een trein van een brug bombardeerden. Ze hebben niks van hem teruggevonden. Ik kan bij het graf van mijn vader gaan wenen, maar zij niet.

Gelukkig kreeg ik wél veel steun van de supporters van Brugge, daar ben ik ze nog altijd dankbaar voor.

Hoe moeilijk is het om tijdens al die tegenslagen de knop om te draaien, het veld op te rennen en je druk te maken over een foute pass?

Ik ben een sterke man met een sterk karakter. Mijn vader, de oorlog, dat laatste jaar in Brugge: ik zal het nooit vergeten, maar ik probeer het zo te verdingen dat het me niet uit mijn lood slaat. In het begin van dit seizoen had ik de indruk dat ik door velen afgeschreven was. Ilic is 33, zes maanden geblesseerd, het is voorbij. Mensen die zo denken kennen Ilic nog niet goed. Ik ben een vechter, ik kom terug.

Net als in mijn eerste seizoen bij Anderlecht kende ik ook nu weer een moeilijke start. Ik speelde bij de reserven met jongens van 16, 17 jaar: ze konden mijn kinderen zijn. Op dat moment vraag je je wel af wat je daar loopt te doen. Maar ook daar haalde ik weer kracht uit. Ik moest professioneel handelen, wedstrijden spelen, sterker worden. Die manier om tegen de dingen aan te kijken, heeft me al heel mijn leven geholpen. Nu ook weer: op dit moment voel ik me beresterk, ik heb nog altijd het gevoel dat ik veel kwaliteiten heb als voetballer. Niet alleen genoeg voor een plaatsje in de elf, maar ook om daar nog iets meer te presteren. Maar dat laatste is moeilijk hier. Diverse keren al heb ik hier sterk gespeeld als centrale verdediger, maar toch mocht ik er nooit blijven staan. Altijd weer haalden ze me weg uit dat centrum, naar de linkerkant. En dan vonden ze dat ik daar beter kon. Dat vond ik zelf ook, maar dan wees ik er op dat ik ook al goed was centraal. Nog béter zelfs.

Dit jaar kwam ik weer als centrale man in de ploeg, maar intussen ben ik alweer naar de linkerkant verhuisd. Centraal haal ik altijd mijn zelfde niveau, op de flank zal het wat meer op en neer gaan, vrees ik. Sommigen zullen nu wel weer zeggen: verdorie toch, die Ilic is toch een moeilijke, nu staat hij in de ploeg en nog is hij niet tevreden. Maar zo ben ik: heel kritisch, ook voor mezelf. Je wil als voetballer nu eenmaal in ideale omstandigheden werken, dus op je beste plaats staan. Ik heb nooit gezegd dat ik geen linksachter wil spelen, maar ik vind van mezelf dat ik centraal sterker ben. En dan wil ik al eens op tafel kloppen en vragen hoe het zit. Zo steek ik in elkaar.

Maar je evolueert wel als linksachter door, bijvoorbeeld, al meer initiatief te nemen.

In het begin speelde ieder vanuit zijn eigen positie, zondermeer. Wat FrankyVercauteren zei over die eilandjes, dat klopte: er zat nauwelijks beweging of risico in ons spel. Voetbal is zoals het leven: af en toe moet je wat risico nemen. Michal ( Zewlakow, nvdr) en ik proberen dat nu te doen. Ik ben in de eerste plaats een verdediger, hij ook, maar samen kunnen we offensief ook iets brengen.

Bertrand Crasson zei na de zege tegen Lokeren: ‘We brengen geen champagnevoetbal, maar het is wel efficiënt’.

Volledig mee eens. Anderlecht moest zich wat aanpassen. Met Koller en Radzinski kon je de lange bal hanteren, nu moet je bouwen, het spel naar je toe trekken, werken om een partij te winnen. Deze ploeg is wakker geworden, ze besefte dat het tijd is om te tonen wat er in deze kern zit. Maar, weet ik nu wel, het is niet makkelijk om in deze club een echt team te bouwen. Iedereen is gefocust op deze ploeg, met kritiek en analyses, zonder veel kennis van de interne keuken.

Komend weekend verdedigen jullie in Brugge misschien al jullie laatste titelkansen.

Club oogt heel sterk, met teamvoetbal zonder sterren. Drie, vier jaar hebben ze gebouwd aan deze ploeg en dit is het resultaat. Wij zijn op de terugweg, hebben nog maar drie, vier máánden gebouwd. Dat is het verschil. Maar zo ver als de stand laat uitschijnen, liggen we niet uit elkaar. Lierse krijgt twee kansen bij ons, maakt ze allebei af en wint. In Brugge mist Huysegems de kansen en verliest Lierse. Dat scheelt zes punten. Wij verliezen van Lierse door een goal in de laatste seconde, in Bergen scoort Brugge in de laatste seconde… Dat soort kleine dingen bepalen een stand.

Ik ben benieuwd. Ik heb nog nooit een duel tussen Anderlecht en Brugge verloren. Met Brugge speelde ik vier keer tegen Anderlecht: vier keer gewonnen. Met Anderlecht speelde ik drie keer tegen Brugge: drie keer gewonnen.

Slotvraagje: had jij eigenlijk wel naar Moeskroen gewild?

Ik weet niet wat ik gezegd zou hebben, mochten ze het mij voorgesteld hebben. Ik twijfelde. Maar nu is mijn antwoord duidelijk: ik ben terug, nu niet dus. Misschien over anderhalf jaar, als mijn contract afloopt.

door Peter T’Kint

‘Je hebt maar één leven en daar moet je het beste van maken.’

‘Mijn vader ging dood. Dan wil je álles doen, álles kopen, maar je kan niks.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content