Zijn antwoorden houdt hij graag kort en zijn gedachten genuanceerd. Het is vooral met de neus naar het doel dat Elyaniv Barda zijn scherpte toont.

E lyaniv Barda blijkt vandaag goed bij schot op training. Het lobje van Goran Ljubojevic mocht er zijn, maar Barda’s controle en het schuine schot in doel gaven er een minstens zo fraai vervolg aan. Toch is het op Eli dat Hugo Broos het meest roept als de tegenstander in het onderlinge partijtje aan de bal is. ‘Play ! Play ! Play !’ Tevergeefs. De trainer krijgt het vuur maar niet in de aanvaller gejaagd. Elyaniv Barda heeft blijkbaar een snipperdagje genomen. Dat heeft Mohamed Dahmane duidelijk niet. De Fransman jaagt Balazs Tóth zodanig op dat hij balverlies lijdt en bij het neerkomen zijn enkel omslaat, waarna hij schreeuwend tegen de grond gaat.

Balazs Tóth is een van de spelers met wie Elyaniv Barda het goed kan vinden. Hoe vervelend een blessure kan zijn, weet Barda als geen ander. Toen hij aan de deur van de Israëlische nationale ploeg klopte, was het een blessure die ze voorlopig dicht- hield. Aansluiting met de nationale elf hoopt hij nu weer te kunnen vinden bij Genk, waar hij zich steeds beter geïntegreerd weet, ook al omdat de wereld eens te meer klein blijkt. Onlangs vernam de Israëliër namelijk tot zijn verbazing dat zijn vroegere ploegmaat bij Beer Sheva, Blessing Kaku, nog in Genk heeft gevoetbald.

Zegt ook de naam Davy Cooreman je nog iets ?

Elyaniv Barda : “Ja, natuurlijk. Ik heb hem hier al een paar keer gezien na een wedstrijd. Ik heb twee jaar met hem in dezelfde ploeg gespeeld in Israel.”

Davy Cooreman zegt : ‘In vergelijking met vroeger zie ik Barda nu minder overál lopen, maar met meer overzicht en directer naar het doel spelen.’

“Toen we samen in Beer Sheva speelden, was ik 16 jaar oud. Logisch dat je met de jaren beter wordt. Ik liep inderdaad over het hele veld, ik was niet alleen spits.”

Wanneer en waardoor is je manier van voetballen verbeterd ?

“Door telkens op een hoger niveau te kunnen spelen. Toen ik met Davy speelde, zaten we één jaar in de tweede klasse en daarna zijn we gepromoveerd. In de eerste klasse zijn we dan als derde geëindigd. Het jaar daarop ging ik naar Maccabi Haifa, de kampioen van Israël. Twee keer hebben we de titel behaald. Met Hapoel heb ik daarna twee keer de beker gewonnen.”

Wat was de grootste omschakeling die je moest maken toen je bij Genk kwam voetballen ?

“Het voetbal is wat anders, maar uiteindelijk blijft het spel over de hele wereld hetzelfde. Ik ben gewoon kalm gebleven, heb hard gewerkt en geprobeerd mijn best te doen, in wedstrijden en op training. Ik heb dus niets moeten veranderen.”

Neen ?

“Neen.”

Nochtans zegt iedereen die het Belgische en Israëlische voetbal kent, dat je hier fysieker moet spelen, meer moet lopen, terwijl je in Israël meer op je techniek kan teren. Dat vergt toch een aanpassing ?

“In Israël wordt technisch gevoetbald, dat is waar, maar als je je ginder informeert, zal je horen dat ik een speler ben die veel werkt op het veld. Toen ik naar hier kwam, kon ik dus blijven voetballen zoals ik gewend was. Misschien iets agressiever omdat het hier ook sneller gaat.”

In Gent zien ze hoe Gil Vermouth bij balverlies te gemakkelijk de spitsen van de tegenstander in zijn rug laat lopen. Te weinig meeverdedigen, klinkt dat bekend ?

“Ik spreek niet graag over andere spelers, maar Gili is nog jong én getalenteerd. Hij zal zich nog wel bewijzen.”

Hoe zit dat bij jou ?

“Ik help mijn ploegmaats. Je vindt in Genk geen speler die niet werkt in de wedstrijd. Het ligt ook in mijn natuur : ik ben een werker.”

Over jou kan je in Genk anders wel horen dat je vaak maar aan tachtig procent traint.

“( lacht) En je hoorde dat in Genk ? Ik weet het niet.”

Voel je in wedstrijden dat je overschot hebt en je je bijgevolg die instelling kan permitteren ?

“De trainingen zijn heel goed, op hoog niveau. Ik geef mij honderd procent, maar soms voel ik mijn lichaam en misschien – misschíén – doe ik het dan een beetje langzaam.”

Toen ze je voor het eerst zagen trainen, vreesden ze dat je het fysiek lastig zou krijgen.

“Ik heb geen problemen.”

Je hield je zeker in het begin wat afzijdig in de duels.

“Ik ben een nieuwe speler, dus ik had tijd nodig. Ik kan mijzelf niet opdringen, maar ik ben good friends met iedereen. In Israël ging het in de voorbereiding allemaal zonder bal, wat veel moeilijker was. Saaier ook. Hier doen we alles met de bal en ik vind dat beter. I like it. En je ziet in de competitie dat het goed is : je voelt je niet moe, na de wedstrijd zou je nóg een wedstrijd kunnen spelen.”

Vertrekken

Hoe kijk je terug op je carrière tot nog toe ?

“In Israël heb ik alles bereikt : kampioen gespeeld, beker gewonnen, gepromoveerd, Europees gespeeld met Hapoel in de groepsfase van de UEFA. Bij Haifa kwam ik toen ze net uit de Champions League lagen. Ik probeer het nu in Europa. We zullen zien.”

Je hebt Europees gespeeld in Israël, dat is met Genk dit seizoen niet meer mogelijk.

“Dat is een ontgoocheling want het was een van mijn ambities dit seizoen. Nu blijft alleen de competitie over en misschien de beker om te zorgen dat we volgend seizoen Europees spelen. We moeten vooruitkijken.”

Wat wil je nog ?

“Wat elke speler wil : slagen en beter worden, mij ontwikkelen als speler.”

En België is een goed opstapje naar elders.

“Zover denk ik niet. Ik probeer gewoon elke training en wedstrijd mijn best te doen.”

Een van je ambities is ongetwijfeld ook de nationale ploeg. Je zit aan één selectie.

“Ik was de kapitein van de -21 en ik heb er veel doelpunten gemaakt. Toen Richard Nielsen bondscoach was en mij bij de eerste ploeg bracht, ben ik geblesseerd geraakt. Ik was lang out.”

Nu is Dror Kashtan bondscoach. Hij is de trainer onder wie je bij Hapoel goed presteerde. Opent dat perspectieven ?

“Of het een voordeel is, zullen we zien. We wonnen met hem de beker en eindigden als tweede. Maar we hebben veel goede spitsen in Israel : eentje bij Mönchengladbach, eentje in Turkije, eentje bij Haifa die van West Ham komt, Yossi Benyaoun die nu bij Liverpool zit. Als ik goed blijf presteren, zal ik ook mijn weg wel vinden.”

Yossi Benyaoun was jouw voorganger bij Maccabi Haifa.

“Hij heeft, net als ik, ook eerst bij Hapoel Beer Sheva gespeeld. Dan is hij naar Maccabi Haifa gegaan en vervolgens naar Europa. Ik ben van Maccabi Haifa eerst nog naar Hapoel Tel Aviv gegaan voor ik naar Europa kwam.”

Je kon ook naar Apoel Nicosia.

“Ik kreeg een héél goed aanbod van hen. Ze gaven me echt alles wat ik wou, maar ik vond die competitie niet zo aantrekkelijk. Ik heb twee keer nagedacht, want ik kon ook naar Almeria in Spanje. Maar België is het centrum van Europa, dus dat maakt het gemakkelijker.”

Bij Maccabi Haifa werd je constant vergeleken met Benyaoun, wat je toen nogal vervelend vond.

“Ach, dat deden ze omdat we uit dezelfde club en uit dezelfde regio kwamen. Eigenlijk is het een groot compliment dat ik met zo’n speler vergeleken werd.”

Het laatste jaar bij Haifa zat je op de bank omdat er een probleem was tussen jou en Ronny Levi, de trainer.

“Nu zijn we wel weer goede vrienden, maar toen ik daar speelde, kon ik niet aanvaarden dat ik niet in het eerste elftal stond. Zeker niet omdat het in Israël was. Ik besloot meteen om te vertrekken. Nog steeds weet ik niet waarom ik naast de ploeg viel.”

Naar verluidt waren er te veel vedetten die de trainer liever niet naast het elftal zette, en werd jij daar het slachtoffer van.

“Neen, neen. Ik voelde dat de trainer niet meer achter mij stond en dus heb ik mijn biezen gepakt.”

Journalisten hebben tot hun frustratie vruchteloos geprobeerd je iets te ontlokken, zeggen ze. Dat pleit voor je.

“Ja, ik spreek niet graag slecht over anderen. Dan houd ik het liever voor mijzelf.”

Diamanten

Ben je een ster in Israël ?

“Ik hou niet van dat woord. Ik ben geen ster. Ik was het vroeger niet en ik ben het nu niet. Ik ben een voetballer.”

Je hebt nochtans alles om het te zijn : de looks, de voetbalkwaliteiten …

“Maar ik wil het niet. Je kunt de ene week goed spelen en jezelf een ster vinden en daarna … Neen, dat heeft niks met voetbal te maken.”

Al je wedstrijden komen in Israël wel op tv.

“Ja, dat is zo, maar een ster zijn is bij een club op het hoogste niveau spelen en elke week goed voetballen. Ze zijn ginder blij als ik speel. Nu spreekt iedereen goed over mij, maar ik weet dat ik moet blijven presteren. Ik mag mijn voet niet van het gaspedaal halen. I tell you, ik wil zoals iedereen zijn. Zo voel ik me ook. Ik wil niet anders zijn, want dat ben ik niet.”

Je vader schijnt heel belangrijk voor je te zijn.

“Ja, hij is heel belangrijk voor mij. Hij heeft toen ik nog jong was geen wedstrijd gemist. Toen ik van Beer Sheva naar Haifa ging, reed hij twee uur om mij bezig te zien. Veel van wat ik in mijn carrière bereik, dank ik aan hem.”

Ook bij een transfer heeft je vader veel in de pap te brokken.

“Elke beslissing die ik in mijn carrière neem, neem ik samen met mijn vader. Nooit alleen. Hij was bankier, nu werkt hij op het stadhuis. Ik had in Hapoel als enige een clausule in mijn contract dat ik op elk moment de club kon verlaten voor een bepaald bedrag.”

Jij bent ook de enige van de Israëliërs die niet via Dudu Dahan, een als scout omschreven makelaar, naar België is gekomen.

“Ik ken Dudu Dahan heel goed, maar ik heb connecties met een andere man, David Cohren, die als familie is voor mij. Hij helpt mij hier met alles wat ik nodig heb.”

Hij heeft een juwelierszaak in Antwerpen.

“Hij en zijn familie behandelen mij als een koning als ik bij hen wordt uitgenodigd.”

David Cohren vertelde ons dat hij je als een ambassadeur zag voor het Israëlische voetbal. Voel je dat ook zo aan ?

“Elke keer als je je land verlaat, wil je het zo veel mogelijk eer bewijzen. Ik weet niet of ambassadeur het juiste woord is, maar je probeert toch happiness and joy te brengen voor je land.”

Wordt je broer de volgende die komt ?

“( lachje) Hij moet het nog twee, drie jaar goed doen in Israel. Beter worden. Misschien breng ik hem dan ook naar België.”

Zoon van een bankier, vrienden in de juwelierssector, … soms krijg je de indruk dat jouw wereld zich ver van het voetbalveld bevindt en dat je daarom enige afstand kan houden.

“Ik kan mij heel slecht voelen als ik slecht gespeeld heb, hoor ( lacht). Je kunt dat gerust aan mijn vrouw vragen. Het enige wat mij na een slechte wedstrijd nog interesseert, zijn mijn vrouw en mijn kindje.”

Wij associëren de Joden in België meestal met dure diamanten. Heb jij er in huis ?

“Neen, maar ik wou dat het zo was ( lacht hartelijk).”

Oké, dan ben je waarschijnlijk zoals iedereen. S

Door Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content