Net als vorig jaar leidt Marc Brys de voorbereiding bij Germinal Beerschot. Tussendoor werd hij er even ontslagen en weer in dienst genomen.

Het gesprek vindt – toevallig – plaats in de schaduw van het Atomium, waar Marc Brys ruim een jaar geleden zijn grootste triomf beleefde toen hij met Germinal Beerschot de Belgische beker won. Korte tijd later werd hij ontslagen. Niet omdat voorzitter Jos Verhaegen Brys slecht vond : eerst bood hij de ontslagen trainer de functie van technisch directeur aan. Brys bedankte en probeerde liever als trainer de zwalpende tweedeklasser Deinze te redden. Dat lukte niet : Deinze eindigde als laatste met 23 punten.

Al met Nieuwjaar circuleerden geruchten over een mogelijke terugkeer als trainer bij Germinal Beerschot. Loze geruchten waren het niet. Brys krijgt wel een technisch directeur boven zich : de komst van Aimé Anthuenis noemt hij “een zegen voor de club en voor mezelf.”

Net als de vorige twee jaar wordt het een voorbereiding met veel verschuivingen, ervaart hij. Terwijl een lading Argentijnen op het Kiel arriveerde, verlaten verscheidene sterkhouders de ploeg. Evenmin als zijn ontslag zorgt dat voor onvrede. Wie verbitterde reacties verwacht, moet deze pagina’s maar omslaan. Rancune is de voormalige politieman vreemd. “Ik ben van nature heel loyaal.”

Net als vorig jaar gaan de puzzelstukken pas schuiven tijdens de voorbereiding. Eerst vertrokken Mohamed Messoudi en Tosin Dosunmu, dan wilde Genk plots Wim De Decker.

Marc Brys : “De kern waarmee ik nu werk, lijkt mij niet compleet, want té klein en te beperkt. De verdediging bleef intact, ik heb met de Argentijnen een heel nieuw middenveld maar dat was ook nodig : zowat het hele middenveld van vorig jaar is weg. Ik beschik ook over maar twee spitsen en slechts één linksvoetige verdedigende speler. Als er met Pieter-Jan Monteyne iets gebeurt, heb ik niemand meer. Een rechtsvoetige op links zetten kan in aanvallend opzicht een meerwaarde bieden, maar dat vind ik in verdedigend opzicht niet verantwoord. Ik wil er nog een linksvoetige polyvalente verdediger bij, plus nog een spits. Als je met twee spitsen wil spelen, heb je er toch drie nodig. Nu heb ik er met Cavens en Sterchele maar twee.”

Met Dosunmu verloor je heel wat scorend vermogen.

“Je scorend vermogen bepaalt de waarde van je elftal. Maar als een Franse eersteklasser zich meldt, weet je dat je als Belgische club moet passen. Ik ben tevreden met Sterchele, die we al twee jaar volgen. Die heeft veel troeven : jong, Belgisch en vooral hongerig, maar het is ook iemand met nog een ruime progressiemarge.

“Het verschil met de inkomende transfers van vorig jaar ligt in de kwaliteit. Vorig jaar werd kwantitatief ingekocht, nu kwalitatief. Ik heb, via een tolk, al met de nieuwe jongens individueel gesproken. Ze lijken me veel meer gedreven en bewust dan de Brazilianen die we twee jaar geleden hadden. Ik verwacht bijvoorbeeld zeer veel van Quinteros : die heeft, bleek uit ons gesprek, een heel duidelijke visie op voetbal. Hij kan zich opwerpen tot een van de leidersfiguren van het elftal.”

Habla un poco Español ?

“Un poco.”

Twee jaar geleden vroeg je aan je Belgische spelers om Portugees te leren, opdat ze de kolonie Brazilianen tegemoet konden komen. Het experiment faalde : de Brazilianen vormden een ploeg binnen de ploeg en boden geen meerwaarde. Dreigt dat gevaar niet opnieuw ?

“Het signaal dat ik toen gaf, is dat je nieuwe spelers op een volledige manier moet begeleiden. Het volstaat niet om tijdens de trainingsuren op het veld een groep te maken. Integratie gaat verder dan dat. Het is een beweging die van beide kanten moet komen, van nieuwkomers én blijvers. De kwaliteiten van de meeste Brazilianen waren onvoldoende om een meerwaarde te bieden. De kwaliteit van deze nieuwkomers ligt een pak hoger. Dat alleen al zorgt voor een betere integratie. Ik ga de andere spelers opnieuw vragen om een stap naar de Spaanssprekenden te zetten. Waarom zou je alleen eisen dat nieuwkomers zich aanpassen en niet dat de vaste kern wat openheid toont aan nieuwe jongens ? Als onze jongens daartoe niet bereid zijn, wordt het een slecht verhaal.”

Elk jaar verlies je een van je Belgische sterkhouders. Vorig jaar Carl Hoefkens, nu Wim De Decker.

“Het verlies van Hoefkens woog zwaarder dan velen beseften. Ineens vielen we zonder leidersfiguur op het veld. Wim heeft dat stap voor stap opgepikt. Zonder hem moeten anderen zich tonen. Wat de Nederlandstaligen betreft, kijk ik naar Jonas De Roeck, die verbaal zeer sterk is en zich goed geïntegreerd heeft. Voor de andere culturen verwacht ik dat Daniel Cruz zich opwerpt als verbindingsman.”

Cruz heeft een bleek seizoen achter de rug.

“Ik heb veel respect voor Daniel sinds ik zag hoe hij twee jaar geleden in zijn eentje van een zware blessure revalideerde. Daniel moet komend seizoen de leider van Germinal Beerschot worden.”

Tussen je ontslag en je terugkeer in werkte je zes maanden bij Deinze. Wat zocht je bij een kleine tweedeklasser ?

“Ik zocht iets buiten de provincie Antwerpen : weg uit de mentale omgeving waar ik de cultuur en de mentaliteit kende, op zoek naar hoe mensen en clubs elders in mekaar zitten. Er waren na mijn ontslag een paar contacten met clubs uit eerste en tweede, maar telkens in de regio die ik al voldoende ken. Daarom beviel het voorstel van Deinze me wel. Ook omdat ze helemaal onderaan stonden in tweede. Ik steek niet weg dat het meespeelde dat Deinze in de buurt ligt van andere clubs : Gent, Lokeren, Zulte Waregem, Brugge. Als ik daar iets spectaculairs kon neerzetten onder de neus van clubleiders die me niet goed kennen, zouden ze me wel ontdekken.”

Dat is je niet gelukt.

“Nee. Achteraf bekeken was het een les in nederigheid. Het leerde me dat je als trainer niet altijd alles in de hand hebt. Nog altijd ben ik blij dat ik het gedaan heb. Ik heb er meer geleerd dan wanneer ik vijf maanden thuis op mijn terras was blijven zitten. Maar ik ben er niet in geslaagd die neerwaartse spiraal om te keren en mijn inspanningen te vertalen in resultaten.”

Waarom is je dat niet gelukt ?

“Op de kantelmomenten, wedstrijdfasen die ons mentaal een kick konden bezorgen, rolde de bal net niet voor ons.”

Hoe bedoel je ?

“De eerste wedstrijd spelen we gelijk tegen Dessel. De tweede match op Antwerp voetballen we goed, maar scoren niet en worden in de tweede helft genekt door een paar klasseflitsen van Dong. Een week later kloppen we Kortrijk, trekken vervolgens naar KV Mechelen, waar we 0-1 voor komen. Op dat moment denk ik : we zijn vertrokken. Maar na de rust worden een paar individuele fouten afgestraft en zitten we mentaal weer even ver als voor mijn komst. Weggespeeld zijn we nooit. Misschien voetbalden we te dominant voor de sportieve mogelijkheden van Deinze. Op vier wedstrijden van het einde lag het verdict vast : Deinze zou de barragewedstrijden spelen om niet te zakken.”

Toen al stond vast dat je er niet zou blijven.

“Dat stond al vast toen ik naar daar ging. Ik had bij Deinze niets op lange termijn in gedachten. Ik begrijp wel dat die mensen, die een trainer uit de eerste klasse haalden, ontgoocheld waren in mij. Maar het lag niet alleen aan mij. De les die zij moeten trekken is : je pleegt niet drie, vier jaar roofbouw op je elftal door telkens je beste spelers te laten gaan en je elke keer in extremis te redden, soms sportief maar vaker doordat andere clubs naast het veld in de fout gaan. Het zal wel geen toeval zijn dat ik vorig jaar al de derde trainer in één seizoen was.”

Wist je niet van tevoren dat je in een ploeg terechtkwam die het krap zou hebben om in tweede te blijven ?

“Als ik van tevoren wist dat het een verloren zaak was, was ik er niet aan begonnen. Ik ging ervan uit dat ik ze wél in tweede kon houden. Maar ik geef toe dat ik Deinze niet kende. Ik had ze nooit zien spelen. De trainers in de tweede klasse die ik raadpleegde, raadden het me allemaal af. Net daar lag de uitdaging : ik hoopte een spraakmakend resultaat neer te zetten.”

Wanneer nam Germinal Beerschot weer contact met je op ?

“Die contacten waren na mijn ontslag nooit verbroken. Waarom zou ik kwaad zijn op Jos Verhaegen of Germinal Beerschot ?”

Misschien omdat hij je na twee maanden buiten zette, nadat je de voorbereiding op een Europese campagne moest afwerken met maar één spits en een batterij testers.

“Ik vond het niet leuk om ontslagen te worden, maar snapte wel dat Jos Verhaegen iets moest doen om de club te redden. Als ik als trainer 3 op 24 haal, kan ik niet roepen dat ik goed gewerkt heb. Ik heb fouten gemaakt en daar ook de gevolgen van gedragen.”

Welke fouten ?

“Het jaar tevoren was het verdedigende aspect ons sterk punt. Ik dacht daar wat aan te kunnen knibbelen om naar voren toe iets meer te brengen. Qua spelniveau lukte dat, qua resultaat niet.

“Het individu is altijd ondergeschikt aan de club. Dat hamerde ik er bij de spelers van Germinal Beerschot twee jaar onafgebroken in : als het met de ploeg goed gaat, profiteer je daar als individu automatisch mee van. Moest ik me dan gaan keren tegen mijn eigen principes, omdat ik me geslachtofferd voelde door de club waar ik twee mooie jaren mee beleefde, die me een kans gaf toen niemand anders me kende ? Ik ben erg loyaal, altijd en overal.”

Als loyaliteit je ding is, waarom aanvaardde je dan niet het technisch directeurschap dat je een week na je ontslag bij Germinal Beerschot voorgesteld werd ?

“Omdat ik me op dit moment beter in mijn vel voel als trainer dan als technisch directeur. Ook al weet ik nu dat ik op een dag doorgroei naar die functie. Die functie alleen maar aannemen om in beeld te blijven wilde ik niet. Belangrijker was de vraag of ik die rol nu al goed kan invullen. Het antwoord is : nee.”

De club had blijkbaar wél nood aan zo’n man. Wanneer wist je dat Aimé Anthuenis technisch directeur zou worden ?

“We zaten samen een paar keer aan tafel voor het nieuws werd bekendgemaakt. Ik heb heel veel respect voor de mens én de voetbalman Aimé Anthuenis. Zijn naam zal een aantal deuren in binnen- en buitenland openen die zonder hem dichtblijven voor ons. Ook qua uitstraling naar het commerciële en de supporters is zijn komst een goede zaak. Zelf zal ik aan hem een goed klankbord hebben, iemand bij wie ik altijd te rade kan.”

Ben je niet bang dat hij zich met jouw werk zal bemoeien of dat de media naar hem stappen als jouw resultaten slecht zijn ?

“Nee. Daar ben ik van overtuigd. Anthuenis’ komst naar Germinal Beerschot vind ik een zegen.

“Toen de bond de eersteklassetrainers uitnodigde voor een kennismaking met de scheidsrechters, bleef ik een beetje onwennig in de hoek naast de ingang van de zaal staan, omdat ik daar niemand kende. Aimé was daar ook, als bondscoach. Meteen stapte hij van de andere kant van de zaal op mij toe, om me op mijn gemak te stellen. Hij moest dat niet doen, hé.”

De voorzitter zei, terugblikkend op je ontslag : “Ik moest wel ingrijpen, want de trainer nam sommige spelers te veel in bescherming.” Mario Cvitanovic, bijvoorbeeld.

“Als iemand een heel seizoen bewees een sterkhouder te zijn, gooi je die er niet na twee mindere wedstrijden uit. Dat je iemand na een sterk seizoen wat krediet geeft tegenover een nieuwkomer die pas laat in de voorbereiding arriveert mét een trainingsachterstand, vind ik geen handicap, maar menselijk. Ik zou niet graag bestempeld worden als een onmenselijke trainer. Dat wil niet zeggen dat ik bang ben om duidelijke beslissingen te nemen. Maar ik zal Mario wel missen, ook omwille van zijn professionele ingesteldheid.”

Zal je het straks anders aanpakken dan de voorbije jaren ?

“Waarom zou ik anders gaan werken ? Met mijn aanpak werd ik twee jaar kampioen met Berchem, eindigde het eerste jaar met Germinal Beerschot in de middenmoot, haalde het jaar daarop een punt meer én won nog eens de beker. Dat zijn meer argumenten om op mijn weg door te gaan dan om het anders aan te pakken.”

Moet je de spelers, van wie je er nog veel kent, opnieuw overtuigen ?

“Een trainer moet zijn spelers elke dag weer overtuigen, van zijn doel en zijn aanpak.”

Wil je van je verdedigende imago af ?

“Als Germinal Beerschot me opnieuw wilde, zullen ze mijn manier van werken wel goed vinden. Ik win ook liever elke week met 5-0, maar je kan maar spelen met de kwaliteiten die je in je team hebt. Ik hoorde geen applaus toen ik op een bepaald moment wekenlang met drie spitsen en twee aanvallende middenvelders aantrad. Maar het is niet bij gebrek aan lof dat ik daarvan afstapte. Wel omdat we daar te weinig punten mee haalden. Wat niet rendeert, moet je bijstellen. Eerst verdedigend, mét resultaat, daarna steeds aanvallender : in de bekerfinale speelden we bijna één op één achterin. Maar toen plakte het etiket van verdedigende trainer al op me. Ik hou niet van de hokjesmentaliteit van veel journalisten die je snel ergens in willen duwen.”

Je had jezelf beter kunnen verdedigen. Jij kon het niet helpen dat je met Dosunmu maar één fitte spits had toen de competitie begon, maar je bleef aardig voor het bestuur.

“Ik wil dat mijn spelers positief denken. Dat doen ze niet als je honderd keer herhaalt wat je allemaal niet hebt. Ik werk vooral aan wat we wél hebben. Dat lijkt me meer opbouwend dan geobsedeerd zijn door wat we niet hebben. Natuurlijk verspilden we te veel energie aan testers in de voorbereiding, waren we niet klaar als groep. Toch was er qua spelniveau geen gebrek aan beleving. Maar het resultaat was niet goed. Op de koop toe viel Dosunmu uit met een blessure door tandemfietsen. Dan kan je je afvragen : moet dat wel, tandemfietsen ?”

Tandemfietsen ?

“Als je teambuilding belangrijk vindt, moet je accepteren dat bij dat soort activiteiten evengoed iets kan tegenvallen als op een gewone training. Moet ik daarom overschakelen naar de conservatieve trainersaanpak ? Nee.”

Je aanpak leverde wel stof tot grapjes. “Ze zien het niet”, klonk het toen de spelers in de periode van de ogentesten kansen misten of slechte passes gaven.

“Ik vond die testen nuttig. Ze leverden ook verrassende resultaten op. Zo bleek dat twee, drie spelers eigenlijk al jaren contactlenzen hadden moeten dragen, zelfs bijna kleurenblind waren. Ach. Winnen we in die periode de meeste wedstrijden, dan doet 80 procent van de eersteklassers dit jaar ook een ogentest. Zo gaat het toch ?”

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content