Zelfs in zijn geboortestad Hoogstraten zag men aanvankelijk geen groot voetbaltalent in Gert Verheyen. Op zoek naar de roots van de aanvoerder van Club Brugge.

Het is met de nieuwjaarsdagen aanschuiven in De Vrijheid, de straat die het centrum van Hoogstraten vormt. De drukte contrasteert met de rust die rond het stadje ligt, net voorbij de laatste afslag voor de Nederlandse grens van de snelweg Antwerpen-Breda. Nederlanders drukken steeds meer hun stempel op het straatbeeld. Vroeger kwamen ze vooral de plaatselijke voetbalploeg versterken, maar de laatste jaren vond Hoogstraten VV geen witte merels meer in het noorden. Dat is ook aan de rangschikking te zien : het sloot de heenronde in derde klasse A troosteloos af als rode lantaarn, met acht punten. Net voor nieuwjaar werd trainer Patrick Hantson nog gauw vervangen door Luc Maes, vroeger aan de slag bij Turnhout en Geel.

Hoogstraten VV is aan zijn zestiende seizoen in derde klasse bezig. In 1987 promoveerde het na 22 jaar onafgebroken verblijf in bevordering. Vier keer flirtte het met de promotie naar tweede klasse, maar telkens liep het in de eindronde mis. Een drama is dat niet, relativeert secretaris John Jespers : “Een drama zou het pas zijn als we wel naar tweede waren gegaan. Derde klasse is voor ons leefbaar.” Evenwicht, daar mikt roodwit op. Behalve streekbewoners Jan Verheyen en André Laureysen trok de club geen spelers aan met ronkende namen. Even voetbalde het oudste zoontje van Ronald Koeman er nog, voor hij verhuisde naar Amsterdam.

Ronald Koeman is één van de vele Nederlanders die de afgelopen jaren Hoogstraten ontdekte als woonplaats. Dat trekt de prijzen flink op, wat de druk op de voetbalclub vergroot om te verhuizen. Het stadionnetje in de Brouwerijstraat, waar gemiddeld zevenhonderd toeschouwers de wedstrijden bijwonen, ligt in een woonzone. Na het verstrijken van de huurovereenkomst wordt verhuisd naar de jeugdvelden, net buiten het centrum.

Trekken de Nederlandse inwijkelingen voor het voetbal massaal naar Breda (kwartiertje rijden) of Willem II (dik half uurtje rijden), dan zorgt hun aanwezigheid voor gevoelig hogere inkomsten bij de plaatselijke middenstand in De Vrijheid. Hoogstraten kreeg ondanks zijn beperkte inwonertal (net geen achtduizend) in de Middeleeuwen stadsrechten. De barokke Sint-Catharinakerk werd op het einde van de Tweede Wereldoorlog platgebombardeerd en nadien in de vroegere stijl heropgebouwd. Het begijnhof even verderop bleef wonderwel gespaard.

V

lakbij dat begijnhof is een bankkantoor van Dexia. In de inkomhal hangt een blauwzwart truitje van Club Brugge. Niet omdat Dexia Clubs hoofdsponsor is, maar vooral omdat het truitje met nummer zeven toebehoorde aan Gert Verheyen. Lang geleden werd het bankkantoor als een filiaal van het Gemeentekrediet opgestart door Gerts vader, Jan Verheyen, toen die nog voor Beerschot voetbalde. Vandaag werkt Verheyen senior er nog deeltijds. Afkomstig van het naburige dorpje Wortel lagen zijn roots steeds in Hoogstraten. Bij Hoogstraten VV zette hij zijn eerste en zijn laatste voetbalstappen. Later trad hij toe tot de raad van beheer, tot hij zich een paar jaar geleden helemaal uit het voetbal terugtrok. “Omdat ik er niets meer aan vond.”

Dat had te maken met zijn nieuwe passie : fietsen. Eerst ter ontspanning, maar later steeds fanatieker, tot 15.000 kilometer per jaar. Secretaris van Hoogstraten én jeugdvriend John Jespers : “Eerst was dat fietsen recreatief, maar Jan is een streber. Die wil zich altijd bewijzen. En ging dus wedstrijden rijden. Als hij samen fietst met jongens van twintig, sterft hij nog liever dan uit het wiel te moeten, ook al is hij intussen 57.”

Tegenwoordig is Jan Verheyen vooral de vader van Gert. Toen Gert Verheyen begon te voetballen, was hij voor iedereen nog de zoon van Jan. Jan Verheyen werd tussen 1965 en ’76 als speler van achtereenvolgens Beerschot, Anderlecht en Union 33 keer geselecteerd voor de nationale ploeg. Als snelle rechtsbuiten debuteerde hij op zijn zestiende bij toenmalig tweedeprovincialer Hoogstraten. Na tien jaar Beerschot werd hij bij Anderlecht ploegmaat van Rensenbrink, Van Himst, Broos en Van Binst. Na vier jaar Union keerde hij in 1978 terug naar de heimat. Eerst een jaar als speler, later als speler-trainer. Tot een geschil met een lijnrechter hem in 1983 een tijdje aan de kant hield. Na een schorsing trad hij tot 1985 nog geregeld aan met de reserven en viel hij nog eens in met het eerste toen Hoogstraten tegen de degradatie vocht.

Hoogstraten was tijdens Jans afwezigheid opgeklommen van tweede provinciale naar vierde klasse. Toen hij aan de slag ging als speler, liet hij meteen ook zijn zoon aansluiten. “Gert voetbalde elke dag met zijn vriendjes op het terrein van de veiling. Ik wilde hen best trainen, en zo werden zij de miniemen van VV Hoogstraten.”

Op de vraag of hij in zijn zoon meteen een groot talent zag, schudt pa Verheyen het hoofd : “Helemaal niet. Hij maakte wél de meeste goals, maar dat kwam door zijn gestalte. Hij was toen al groot. Ik vond dat er mannekens tussen liepen die meer konden dan hij, maar daar is later niets van terecht gekmoen. Misschien was zijn geluk dat hij op zijn vijftiende weg kon naar een hoger spelende club. Op de leeftijd dat velen afhaken, kreeg hij bij Lierse een nieuwe uitdaging.”

N

a een jaar werd Jan Verheyen speler-trainer van het eerste elftal. Tot zijn vertrek bij Hoogstraten had Gert Verheyen bij knapen en scholieren George Michielsen als trainer. Die herkende in hem evenmin een uitzonderlijk talent : “Wat je wel al zag, waren zijn typische eigenschappen : vechten, volharden. Zo’n winnaarsmentaliteit als bij hem maakte ik zelden mee. Die had hij van zijn vader. Hij scoorde ook makkelijk. Was nooit zenuwachtig, tijdens noch voor een match. Technisch was hij veeleer beperkt. In vier jaar verloor ik met zijn lichting geen enkele match. Als we met 10-0 wonnen, scoorde Gert er een stuk of vijf. Soms, als de tegenstand te zwak was, haalde ik de voorlijn naar achter en moest hij verdedigen. Hij kon toen wel drie, vier spelers dribbelen. Dat zag ik later niet meer terug bij hem. Onze ogen gingen pas open, toen we aan een internationaal toernooi in Frankrijk deelnamen – Gert was toen eerstejaarsscholier. Hij werd uitgeroepen tot beste speler. Toen zagen we dat hij meer in zich had dan wij allemaal dachten.”

In eigen land werd hij niet eens geselecteerd voor de gewestelijke Vakla-selectie, de verzamelpot waaruit de provinciale jeugd werd samengesteld. Pas toen Michielsen een vriendenwedstrijd organiseerde van Hoogstraten tegen de provinciale scholieren, werd hij na een opvallende prestatie gevraagd voor de provinciale selectie, waarna die van Vakla niet kon achterblijven. Ook toen droomde Gert Verheyen nog niet van een profcarrière.

Jan Verheyen : “Zijn interesses waren toen nog veelzijdig. Hij was niet het type dat met een bal opstond en ermee ging slapen. In die tijd wilde ik op tv nog alle voetbal zien, maar hem interesseerde dat niet. Op school was hij een uitstekend student. Op zondag in het eerste van Lierse spelen en ’s anderendaags met succes een examen wiskunde afleggen : geen probleem. Zijn humaniora in het Klein Seminarie van Hoogstraten maakte hij zonder enig probleem af. Dat verstand heeft hij van zijn moeder, want zelf ging ik niet graag naar school. Wat hij aanpakt, wil hij honderd procent goed doen. Dat is het geheim van zijn succes. Al die mannen die met hem studeerden, zijn nu advocaat of ingenieur. Zonder het voetbal was hij ook zoiets geworden. Maar toen mijn vrouw hem tijdens de kerstvakantie nog eens vroeg of hij opnieuw voor het voetbal zou kiezen als het te herdoen was, was hij formeel : heel zeker.”

T

oen Gert bij de nationale jeugdselecties speelde, informeerde een vroegere tegenstander van Jan Verheyen, Johan Boskamp, of Jan niet eens met zijn zoon naar Lierse zou komen. Jan Verheyen : “Ik zag dat niet zitten, maar Gert wilde het wel eens proberen. Zonder Boskamp was hij waarschijnlijk bij Hoogstraten in het eerste gekomen en als zovelen misschien op zijn achttiende gestopt. Lierse was net gedegradeerd en stelde niet zo heel veel voor. Ik vond het drie keer niets. Ik zei nog tegen Gert : als je een beetje kunt sjotten, mag je direct meedoen“.

Hoogstraten ontving voor Gert Verheyen alles samen zo’n 15.000 euro (600.000 frank). Bij Lierse kwam de jonge aanvaller al gauw bij de reserven terecht. Zijn vader : “Ik vond hem er in het begin nog vaak met oogkleppen op spelen. Als hij de bal kreeg, liep hij recht naar de goal, zonder te zien wat er rond hem gebeurde. Maar dat duurde niet lang. Omdat hij zo vaak scoorde, haalde Boskamp hem naar de A-kern. Toen werd het echt zwaar : elke dag na het werk naar Lier en pas om acht uur ’s avonds weer thuis om aan zijn huiswerk te beginnen. Dat jaar maakte hij al zijn debuut met de eerste ploeg, tegen Racing Mechelen, amper zestien jaar oud. Hij was nog heel stil, maar vooral Herman Helleputte en Stan Vandenbuijs vingen hem goed op. In die periode had hij dat wel nodig. Het was geen Wesley Sonck, hé.”

Het tweede jaar, nog steeds in tweede klasse, werd hij echt titularis. Eerst onder Walter Meeuws, maar na zijn benoeming tot bondscoach, ging het steil bergaf met Lierse. Toen het acht speeldagen van het einde voorlaatste stond, werd Dimitri Davidovic, ex-speler van de club, gevraagd om over te nemen. “Op zo’n momenten heb je wat geluk nodig”, vertelt Davidovic. “Ik zette een paar Nederlanders uit de ploeg, voerde een paar positiewissels door en riep de twee spitsen bij me. Ik had gehoord dat het niet klikte tussen Gert Verheyen en de andere spits, Didier Wittebole. Ik zei : vanaf nu spelen en slapen jullie samen. Ze reageerden daar allebei schitterend op. Gert had toen al een winnaarsmentaliteit, zoals Erik Gerets en Wilfried Van Moer. Hij gaf nooit op, noch op training, noch in de match. Hij kon in moeilijke momenten de rest van de ploeg omhoog trekken. Dat is weinig spelers gegeven.”

Bij Lierse was Stan Vandenbuijs, tegenwoordig scout voor Standard, toen aanvoerder : “Gert liet vooral zien dat hij beter was dan wat we toen hadden. Op je zestiende in tweede klasse spelen is niet evident, maar hij was toen al groot en sterk. Had een goeie mentaliteit ook, stond open voor wat je tegen hem zei. In het begin vond ik hem vrij timide, later durfde hij iets meer. Lierse kocht hem met de bedoeling hem een jaar of twee te testen en dan te evalueren, maar hij stond er meteen in. Toen al vond ik hem op zijn sterkst in de spits, niet op die rechterkant. Gert moet kunnen bewegen, je mag hem niet aan die flank vastkleven. Ik herinner me dat we voor een bekermatch uit op Kortrijk O-2 achter stonden en helemaal niet goed voetbalden. Toen ging hij ineens zo sterk te keer dat hij in zijn eentje de ploeg naar een hoger niveau haalde. Hij scoorde twee keer en bracht ons weer helemaal in de match. Als je dat op je zeventiende kan, zijn de grote ploegen direct geïnteresseerd.”

“I

neens merkte iedereen hem op”, herinnert ook Jan Verheyen zich. “Na de bekermatch tegen Standard belde Robert Waseige me op, of Gert niet naar Club Luik wilde komen. Dat zag ik helemaal niet zitten en dat zei ik ook aan Waseige. Pas veel later heb ik dat eens aan Gert verteld.”

Uiteindelijk haalde Anderlecht hem binnen, mede dankzij het paarswitte verleden van Jan. Zijn vroegere ploegmaat Jean Dockx bleef maar aandringen. Op een dag stond hij zelfs met Michel Verschueren voor de deur. Jan Verheyen : “Je kent Verschueren : die heeft het niet over bedenktijd, het contract wordt direct gemaakt. Hij vroeg gewoon een handtekening, wij waren fier. Een paar jaar voordien was Polliet Vandenbosch, die jeugdtrainer was, al eens komen aankloppen. Toen had ik nee gezegd omdat ik het niet zag zitten om hem elke dag naar Brussel te voeren. Polliet was zo’n beleefde mens dat hij niet aandrong. Bij Verschueren gaat dat anders ( grijnst).

“Achteraf bekeken maakte ik toen een inschattingsfout. Ik was al 27 toen ik naar Anderlecht ging, hij amper 17. Bovendien schat ik de ploeg waarin hij terecht kwam, hoger in dan die uit mijn tijd. De eerste maanden woonde hij in Brussel samen met een paar Afrikaanse spelers en Luis Oliveira. Dat hield hij niet lang vol. Het was daar een straffe bende, daar gebeurde een en ander, hoor. Als we hem vroegen hoe het ging, zei hij goed, maar we merkten dat dat niet zo was. Toen is hij weer bij ons komen wonen en reed hij mee met Patrick Vervoort en Marc Van der Linden, tot hij op zijn achttiende zijn rijbewijs had.

“Op Anderlecht heeft hij moeten leren incasseren. Hoe denk je dat zo’n jongen van achttien zich voelt als een trainer als Aad de Mos hem voor het seizoen vraagt : hoe dikwijls denk jij dat je dit jaar zal mogen meedoen ?”

Dimi Davidovic : “Wat hem bij Anderlecht overkwam, was te voorspellen. Het verschil met Lierse was te groot. Voor zijn ontwikkeling was hij beter nog een jaar of twee bij Lierse blijven rijpen. Ik had hem ook liever gehouden, maar als trainer moet je ook blij kunnen zijn dat je zo iemand bij de opbouw van zijn loopbaan even hebt kunnen helpen.”

Gelukkig bezat Verheyen junior, net als zijn pa, de gave om te relativeren. Jan Verheyen : “Ik heb hem nooit opgehemeld of afgebroken. In het begin vonden de meesten mij beter dan hem, maar hij heeft het wél verder gebracht. Pas de laatste drie jaar bij Brugge is het echt goed gaan lopen. In het begin had hij ook daar nog ups en downs. Hij vond zichzelf ook niet altijd echt goed. Na een bekermatch met Club tegen Standard las ik eens een uitspraak van hem : als de anderen allemaal in vorm zijn, ben ik hier de minste. Toen heb ik hem gezegd dat hij met zo’n uitspraak zichzelf te kort deed. Zo erg was het nu ook weer niet. Maar rechtuit gezegd : ik ben ervan geschrokken dat hij zover geraakt is.

“Hij heeft nu 41 selecties voor de Rode Duivels. Dat zijn er al acht meer dan ik. Ik sta daar van te kijken. Ik heb altijd hard geroepen dat hij nooit aan 33 selecties zou geraken, ook toen hij al bij Anderlecht en Brugge speelde. Maar toen hij mijn aantal caps oversteeg, was ik heel blij voor hem. Hoe kan je nu jaloers zijn op je eigen kind ?”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content