Zondag hoopt René Vandereycken met FC Twente tegen Utrecht de finale van de Nederlandse beker te winnen. ‘Maar het kan ook zijn dat bekerwinst géén goeie zaak is voor een club.’

Twee supporters staan er, twee, en ze kijken vanop afstand naar het veld waarop het tweede elftal traint. De andere terreinen, inclusief een synthetisch, van het Fanny Blankers Koen-complex blijven tot hun verbazing onbezet. Houdt RenéVandereycken de spelers van het eerste elftal binnen ? Wordt het een theoretische uiteenzetting vandaag ? Of een indoortraining ?

Weten wij trouwens, vertelt er eentje ongevraagd, dat deze accommodatie is gebouwd op de grond waar vroeger zijn hockeyclubje was ? En dat hij met pijn in het hart heeft staan kijken hoe ze het clubhuis afbraken ? Vlakbij ligt ook een militaire basis, waar dat vliegtuig dat net laag komt overvliegen gaat landen, zegt hij nog. FC Twente trainde er een paar jaar geleden toen in het inmiddels piekfijn onderhouden Fanny Blankers Koen-stadion de terreinen opgebroken lagen.

Daar is het dat FC Twente ook nu zijn training blijkt te hebben afgewerkt, op twee perfect onderhouden terreinen in een domein waar op spelers en trainers na niemand binnen mag. “We dachten naar de bekerfinale toe daar volgende week ook een of twee keer te gaan trainen omdat het hier qua supporters toch iets drukker zal worden. De plaatselijke tv van Utrecht wou ook beelden komen schieten, maar daar heb ik in deze fase geen boodschap aan ( grijnst)”, legt René Vandereycken uit. “Omdat er ook veel nieuwe spelers zijn ten opzichte van vorig jaar wou ik er deze week al eens naartoe om de omgeving te leren kennen. Dan is het niks nieuws waar ze volgende week terechtkomen in de aanloop naar de bekerfinale.”

Door die finale, die op 23 mei in de Rotterdamse Kuip tegen Utrecht wordt gespeeld, kan FC Twente zijn seizoen extra kleur geven. “Maar die laatste negentig of honderd twintig minuten zijn een surplus. In de gemoedsgesteldheid zullen ze uiteraard wel een rol spelen, maar het grootste werk hebben we in de bekercompetitie zelf al geleverd. Die laatste procenten gaan de rest niet negatief maken. Ik werk dan ook niet onder druk om die beker absoluut te winnen. We hebben een tamelijk ervaren groep, maar het element coachen, tot rust komen, dat moeten we afwachten. In de kwart- en halve finales hebben we dat goed gedaan, maar in sommige competitiewedstrijden had ik er meer van verwacht.”

Kleuren doet Vandereycken zelf tot na de bekerfinale rigoureus binnen de lijntjes : welke akkefietjes zich de afgelopen twee jaren bij Twente hebben ontvouwd en KRC Genk vormen geen onderwerp van gesprek. “Ik kijk nu alleen vooruit naar de bekerfinale.” En daar heeft Vandereycken zijn ploeg de voorbije weken voor klaargestoomd. “Utrecht heeft dat ook gedaan, maar bij ons wordt daar iets meer aandacht aan besteed. Waarom weet ik ook niet ( grijnst). Als je zes of acht weken voordien weet dat je de finale gaat spelen en je op dat ogenblik in de eigen competitie niet in degradatiegevaar verkeert en weinig of geen kans meer hebt om Europees voetbal af te dwingen, dan hou je rekening met trainingsschema’s, waardoor je conditioneel wel eens iets minder in vorm kan zijn. Bovendien waren er na de halve finale ook een paar spelers die uit blessure of ziekte terugkwamen en iets meer duurtrainingen moesten gaan doen, waarna je een herstelperiode moet inlassen om de frisheid terug te krijgen. De normaalste zaak van de wereld, vind ik.”

Veel buitenstaanders dachten nochtans dat Twente via de competitie nog Europees voetbal had kunnen afdwingen. “Maar dat was geen realistische inschatting, eerder gebaseerd op een uitzonderlijke goeie periode en een zesde plaats. Als je zesde staat en de vijfde plaats geeft recht op Europees voetbal, dan zijn er veel die denken : het zijn maar twee of drie punten… Maar je moet altijd het hele plaatje bekijken. Dan pas kan je inschatten hoe groot de kans is. En die kans was te miniem. In de laatste periode van de eerste ronde en in februari hebben we goeie momenten gekend, maar op dat ogenblijk speelden we bijna altijd met het basiselftal. Als we meerdere spelers moeten missen of een paar in hetzelfde ploegonderdeel dan valt ons niveau te ver naar beneden om punten in te halen op Heerenveen of AZ om zo via de competitie nog Europees voetbal af te dwingen. Bovendien hebben we ook aanvallend aan kwaliteit ingeboet door een CollinsJohn die in de winterstop naar Fulham ging. Dat brengt met zich dat het volgens mij niet verantwoord zou zijn om die risico’s te nemen en honderd procent voor de competitie te blijven gaan. Je hypothekeert voor een groot deel de bekerfinale en het is aanpassen aan de mogelijkheden die je hebt.”

Die flexibiliteit verwacht Vandereycken ook bij zijn spelers. “Ze zijn daarin goed geëvolueerd. Een aantal keren zijn tactische veranderingen goed meegevallen en dan krijg je er als speler ook vertrouwen in. Voeren ze het goed uit en is het resultaat niet navenant, gaan ze toch nog twijfelen. Maar gekoppeld aan het resultaat en de manier van voetballen hebben ze zelf vertrouwen gekregen dat ze bekwaam zijn een tactische wijziging in de tweede helft uit te voeren. Dan gaan ze het ten minste met honderd procent vertrouwen uitvoeren. Dat is, als je jarenlang in een bepaalde voetbalcultuur opgeleid bent, soms moeilijk. Soms toch van bepaalde vastigheden kunnen afstappen en er open voor staan is een goeie kwaliteit, denk ik. Die heb ik hier vastgesteld.

“In het algemeen gaat het in Nederland die richting uit met trainers als Koeman, Advocaat, Hiddink, die in het buitenland gespeeld of getraind hebben. Omdat zij resultaat halen wordt dat dan door andere ploegen ook geprobeerd. Als ik drie, vier jaar geleden naar het Nederlands voetbal ging kijken, werd er, vond ik, veel aan koppelvorming gedaan. Over het hele veld zelfs. Vaste posities innemen en die tegenstander volgen, met een koord ertussen bij manier van spreken. Men spreekt dat dan niet uit, maar dat was vaak mandekking over het hele veld. Dat is niet echt wat ik nastreef. Het nodigt de spelersgroep niet uit om na te denken en openingen te creëren. Bij wijze van spreken als robot uitgespeeld worden vrolijkt je als speler niet op, terwijl een speler in balverlies, maar zeker in balbezit heel veel beslissingen moet nemen. Dat kan een trainer vooraf op het bord onmogelijk allemaal uitleggen. Laat je dat niet toe of moedig je dat niet aan, dan gaan sommigen verkrampt spelen en zich alleen maar baseren op de richtlijnen die ze meekrijgen. Gaat de tegenstander dan eens iets anders doen, dan weten ze niet meer te reageren.

“Ik ben er daarom eerder voor ruimtes te creëren en mekaar in de loop aan te spelen in plaats van in de voeten. Balsnelheid en timing zijn daarbij heel belangrijk en de richting waarin je je vrijloopt. Dan ben je verplicht meer na te denken. Ik hoorde van mijn assistent dat spelers daar moeite mee hadden zich daaraan aan te passen. Vroeger was het altijd in de voet, maar dan krijg je geen bewegingsvoetbal. De bal beweegt wel, maar de medespelers te weinig, waardoor ook de tegenstander minder moet bewegen. Dan ga je ervan uit dat iemand in het elftal op een gegeven moment de individuele actie in huis heeft. Die moet je dan zo goed mogelijk in een man-man-situatie brengen. Maar dikwijls zie je dat de rugdekking direct daar is als je de goeie flankspeler die je hebt, direct aanspeelt. De rechtsbuiten was snel, maar hij moest ook telkens wachten voor de anderen aangesloten waren.”

Met Gakhokidze op links, N’Kufo voorin, Christensen op rechts en Ramzi achter de spits of rechts had Vandereycken er dit seizoen vier aanvallende spelers bij. Dat liet de ploeg toe offensiever voetbal te brengen. Tussen het vorige en dit seizoen zat een duidelijk verschil. “Bedoeling is altijd geweest compact te spelen, maar naar voren. Achterin hadden we te weinig snelheid om veertig, vijftig, zestig meter te gaan overbruggen. De mentaliteit van deze groep is ook om voor het thuispubliek naar voren te gaan voetballen. Zouden we iets behoudender gaan spelen, dan voelen ze zich wat onwennig. Terwijl dat vorig seizoen bij momenten wel nodig was, anders zouden bepaalde gebreken te snel afgestraft zijn. Dan moet je niet zo dom zijn te blijven uitvoeren wat je voordien deed. Een aantal jaren geleden ging men koppeltjes vormen. Had je dan bijvoorbeeld een aanvallende middenvelder als KurtVandePaar, dan moest je die niet met allerlei defensieve opdrachten opzadelen. In de zin van : zijn tegenstander mag niet over hem heen gaan want hij is er verantwoordelijk voor tot de laatste verdediger gaat uitstappen. Zulke spelers moeten een bepaalde offensieve vrijheid krijgen. Wat me nog altijd bijstaat, is wat ik zag op de videocassettes voor ik kwam : dat Van de Paar voorin zijn man eens liet lopen, maar dat die niet werd overgenomen door een andere middenvelder die zelf zijn tegenstander had. Ze keken eens en lieten Van de Paar zijn man dan maar lopen. Dertig, veertig meter verder pas werd dat opgevangen door een laatste verdediger die uitstapte. Zoiets moet op het middenveld al opgevangen worden door verschuivingen en elkaar rugdekking geven. Dan kan een speler voorin al eens uitrusten om offensief zijn kwaliteiten te tonen. Dat vond ik het frappantste toen ik die cassettes zag, want dat was niet het voetbal dat ik nastreef.”

Inmiddels haalde Twente dit seizoen alvast een betere rangschikking, met pieken door overwinningen tegen onder andere Feyenoord en Ajax. Rest nu alleen volgend weekend de beker nog. “Elke prijs die je kan pakken, is belangrijk. Maar misschien zijn er zelfs negatieve kanten aan als we zouden winnen. Gaat men één ronde spelen in de Uefacup of één ronde en dan de poulewedstrijden ? Want dan ga je vijf, zes, acht Europese wedstrijden spelen. Is de selectie volgend jaar daar sterk en breed genoeg voor ? Wat zijn dan de gevolgen voor de competitie ? Het is koffiedik kijken op dit ogenblik, maar het is niet uitgesloten dat bekerwinst op lange termijn geen goeie zaak is voor een club. Wat niet wil zeggen dat we niet gaan proberen die beker te winnen natuurlijk ( grijnst). Uiteraard heeft het ook positieve kanten, maar het is altijd beter langzaam te groeien. We hadden, zeker op basis van de resultaten in uitwedstrijden, goed tien punten meer kunnen hebben in deze competitie. Maar in de groei op langere termijn is het beter dat we nu op deze positie staan, dan krijgen alle geledingen in de club meer kansen om aan te sluiten. Je ziet soms ploegen die sportief boven hun mogelijkheden gaan spelen zodat de rest van de club niet kan volgen. Mijn assistent, die volgend seizoen mijn opvolger wordt, en ik hebben het wel eens lachend tegen mekaar gezegd : ‘We moeten ook niet te veel punten gaan halen, anders wordt het straks moeilijk voor hem om beter te doen ( grijnst).’ Niet dat we het erom gaan doen, natuurlijk, maar dat is een realistische inschatting. Je mag niet te snel groeien. Men zegt dikwijls die of die club moet altijd voor Europees voetbal gaan, maar het is uiteindelijk de ploeg die de resultaten moet neerzetten. Als je de spelers niet hebt, gaat dat dus niet. Die inschatting vergeet men wel eens te maken. Met onrealistisch opgestelde verwachtingspatronen ben je anders bij de start van de competitie al gedoemd te mislukken.”

Daar weten ze bij Genk, waar Vandereycken volgend seizoen aan de slag gaat, ondertussen alles van.

door Raoul De Groote

‘Als robot uitgespeeld worden vrolijkt je niet op.’

‘Van vastigheden kunnen afstappen is een goede kwaliteit.’

‘Je moet je aanpassen aan de mogelijkheden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content