In Heist-op-den-Berg stond ooit Jan Moons in het doel. ‘Maar soms waren we meer bezig met wat we na de wedstrijd zouden eten : frieten of croque- monsieurs ?’ Derde aflevering van een zomerserie.

Is het de tristesse van keurig onderhouden voetbalpleinen zonder teken van leven ? Zit het in de aluminium ramen en vale draperieën van een kantine ? Of ligt het aan de macabere onverschilligheid van vier gele en groene tuinslangen onder het gesuskewiet van een vink ? Want zo gezellig als de terreinen van Heist moeten zijn als er mensen komen, zo melancholiek lijden ze nu onder een brandende zon.

De BMW die het tafereel binnenrijdt, is zwaar en in chic zwart. Het soort waar je normaal regeringsleiders uit ziet stappen. Deze keer is het JanMoons (33) die tevoorschijn komt en even later de hoofdtribune op stapt. Hij draagt een hemd in feestelijk wit en blijft zijn olijke zelf. “Heel ongezellig, hé ( lacht). Die atletiekpiste rond het veld heeft mij altijd gestoord. Vroeger was hier ook een atletiekclub, maar wedstrijden heb ik toch niet veel gezien. Het veld hierachter was er niet, maar een kilometer hier vandaan lag een jeugdterrein. Ook vlak in het centrum was er één, waar nu een grote parking is, met een cultureel centrum, de bibliotheek, een theaterzaal. Maar toen ik als achttienjarige in de eerste ploeg kwam in derde klasse, was dat hier, net als mijn eerste stappen in het voetbal als kleine pagadder. De tribune aan de overkant stond er wel nog niet. Ik speelde bij Heist Sportief, want SV Heist stond meestal lager geklasseerd. De wedstrijden tegen elkaar, zelfs bij de jeugd, waren wel geladen. Absoluut. Ik had wel net zo goed bij Booischot kunnen spelen, waar we woonden, maar een van de jeugdtrainers was mij thuis komen opzoeken. Dat moment herinner ik me nog heel goed.”

Van klein af heeft hij er in doel gestaan. “Op foto’s of filmpjes van onze familie sta ik dikwijls in een aluminium goaltje in de tuin, met mijn vier zussen die op een rij klaar staan om op doel te trappen ( lacht). Maar het moet wel in de genen zitten, denk ik, het keepen. Maar ik voetbal ook heel graag. Ik heb één of twee jaar voetbal en keepen gecombineerd bij de miniemen : in het A-elftal in het doel en meevoetballen met de reserven. Van mijn 7 tot mijn 21, schat ik, heb ik hier gespeeld, daarna ben ik naar Lierse gegaan. Maar profvoetballer worden was eigenlijk helemaal niet de bedoeling. Dat zie je ook wat aan de keuze voor studies geneeskunde.

“Dat ik een eigen speler van Heist was, maakte dat ik me soms wel ondergewaardeerd voelde. Er passeerden hier spelers de revue die het vijf- of tienvoudige kregen van ik. Terwijl ik hier drie goeie seizoenen had gespeeld. Omdat ik op het eind op en af pendelde naar Diepenbeek kreeg ik extra onkostenvergoeding, maar die wilden ze mij in dat derde jaar weer afpakken. Dus dan hoefde het niet meer voor mij en ben ik heel snel en onverwacht toch bij Lierse terechtgekomen. Bij Heist had ik voor een appel en een ei gespeeld : 42.000 frank bruto zonder premies. Maar als je studeert primeert dat absoluut niet. Mijn carrière is zich pas daarna beginnen te ontwikkelen. De eerste vier jaar bij Lierse waren niet zo denderend : het eerste jaar zat ik zelfs niet in de kern. Maar daarna keepte ik telkens een stuk of twintig wedstrijden, maar het kampioenenjaar weer niet.”

Toen StanleyMenzo naar Bordeaux ging, dacht hij de kans te zullen krijgen, maar nog voor hij vertrok, haalde Lierse Philippe VandeWalle. “Iedereen blij, terwijl ik dacht : hier gaat mijn kans. Gelukkig is er een ruil gekomen en kon ik naar Germinal, waar mijn carrière eigenlijk begon. Het enige zwarte gat in mijn carrière is zo heel snel opgevuld geraakt door iets positiefs. Ik kreeg toen uiteindelijk ook nog een contractvernieuwing in Lierse met betere voorwaarden dan ik van JosVerhaegen kreeg. Maar ik heb toch bewust voor de kans in Germinal gekozen en bewust financieel een stap terug gedaan. Sportief bleek het dat niet : het eerste was een topjaar met Europees voetbal. Nadien is het telkens hogerop gegaan. De eerste jaren kwam ik af en toe nog eens kijken naar Heist, vorig jaar ook nog eens, geloof ik, tegen Bornem, waar MatthewAndrews, de tweede keeper bij Ekeren vroeger, keept. Eén keer op vier jaar ( lacht). Mijn eerste jaren in Lier speelde ik gewoon aan een minimumloon.”

De gang onder de tribune, waar we inmiddels door wandelen, ademt de vage herinnering aan een jeugdig verleden ; de kleedkamers de plechtige belofte van een stralende toekomst. “Ik merk”, zegt Jan Moons, “dat de gang er nog altijd net hetzelfde uitziet, maar de kleedkamers zijn wel wat veranderd. Ik kan tot in de gang waardoor we het veld oplopen nu nog altijd lopen zwanzen tegen de anderen. Dat was mijn voorbereiding vroeger en dat is ze nu nog altijd. Ik hoef niet stil in een hoekje te gaan zitten, dan zou ik alleen maar overgeconcentreerd kunnen raken.”

Een stilte valt.

“Ik ben iemand die heel snel vergeet. Soms, als ik mensen van vroeger terugzie, komen er altijd weer verhalen boven, maar ik ben dan wel niet degene die ze oprakelt. CisseSevereyns of BobPeeters doen dat zonder veel moeite. Ik heb eigenlijk altijd iemand nodig gehad om plezier mee te maken. Maar het aangename is dat zo af en toe het kind in je nog eens kan bovenkomen ( lacht). In de voorbereiding, herinner ik me wel nog, was er altijd een wedstrijd tegen KV Mechelen. Eén keer, weet ik, hebben we met 2-1 verloren, maar speelde ik een goede wedstrijd. Eén keer ook heb ik mijn duim gebroken, na een duel met WimVanLooy.”

Het was in de periode dat Moons het voetballen combineerde met studeren, tot hij er in het voorlaatste jaar geneeskunde de brui aan gaf. Wie dacht dat hij als arts in de voetstappen zou treden van zijn vader bleek net als hij te dwalen. Maar verdwalen is rijker aan ervaring dan de weg recht naar doel, zegt de filosoof. “Tja, wie weet stond ik nu aan een operatietafel”, zegt Jan Moons. “In Duffel heb ik op de spoeddienst stage gedaan. Duffel lag vlakbij een psychiatrische instelling, waar veel patiënten van binnenkwamen. Wat inschatten of het een lichamelijke of geestelijke kwaal betrof nog moeilijker maakte. Maar het is nooit weggegooide moeite, ook al is het kennis waar ik nu in het dagelijks leven weinig mee ben. Dat is wel eens spijtig, maar achter mijn keuze van toen sta ik nog altijd. Uiteindelijk is het de juiste geweest, ook al was het niet van jongsaf een droom om profvoetballer te worden. Bij zeven-, achtennegentig procent van de jongeren die met voetbal beginnen, is prof worden een droom die uiteenspat, terwijl het dat bij mij nooit is geweest. Maar nu besef ik dat ik God op mijn blote knieën mag danken dat ik dit beroep kan uitoefenen.

“Voetbal is voor mij nu belangrijker dan toen, maar dat ik levensvreugde vind en kan genieten, is zeker zo belangrijk. In de fase dat ik hier speelde, kende ik mijn huidige vrouw ook al. Dat we ondertussen getrouwd zijn en kinderen hebben, verandert natuurlijk wel iets, maar dat voetbal niet allesverslindend is, die opvatting is dezelfde gebleven. Met de kern in Genk proberen we dat aangename ook te vinden en dat was hier destijds bij Heist ook zeker het geval. Hier primeerde eigenlijk dikwijls nog het tweede ( lacht). Ik dacht er net nog aan, toen we de kantine passeerden, dat we hier ook redelijk veel plezier hebben gemaakt. Zelfs in derde klasse waren we bij momenten meer bezig met wat we na de wedstrijden zouden eten : frieten gaan halen of de vrouwen croque-monsieurs laten bakken ? We hebben hier nog discobars georganiseerd en het café half afgebroken, denk ik ( lacht). Het was gewoon een hele goeie, spontane kliek toen.

“Ik ben niet echt een voetbaldier. Ik speel het heel graag en ik beleef het voor de volle honderd procent, maar om nu te zeggen dat ik daarnaast nog naar voetbal ga kijken of er voor de tv fervent mee bezig ben… Waar ik in de loop der jaren misschien wel wat in veranderd ben, is dat je op een gegeven moment toch gaat proberen om je wil wat meer door te drukken dan vroeger. Ik heb wel graag de touwtjes in handen om richting te geven, maar dan wel niet te fel, niet te veel op de voorgrond. Ook al was mijn seizoen goed dit jaar, mij zal je dat geen drie keer hebben horen zeggen in de kranten.

Low profile, zo is ook mijn manier van keepen, denk ik. Hoe dikwijls ze ook zeggen dat je het publiek moet bespelen, dat is mijn ding niet. Dus zal ik dat ook nooit doen. Dat er in Genk nu waardering gekomen is, is plezant, maar daarom ga ik me nog niet anders voelen of gedragen. Ik ervaar dat voor supporters en pers het spectaculaire vaak het beste lijkt, maar iemand die in het voetbal zit, kan dat anders bekijken. Geert DeVlieger is heel sober, Frédéric Herpoel lost het ook eerder positioneel en met goed voetenspel op, terwijl een Dimitri Habran of een Barry Boubacar Copa voor eenzelfde bal een snoekduik doen. Niet dat het mij irriteert, maar soms sta ik daar wel eens bij stil.”

Zijn vader, zegt Jan Moons eens we weer op de tribune zitten, is lang actief geweest in de plaatselijke politiek en het verenigingsleven. “Met de verkiezingskaravaan meerijden en affiches gaan plakken heb ik ook nog gedaan. Van het moment dat ik in Heist voetbalde, raakte hij ook betrokken bij de club als organisator van evenementen, het feestcomité, dat soort dingen.”

Werd hij geen dokter, de appel is dan toch ook niet al te ver van de boom gevallen. “Heel vroeger heb ik iets overgenomen van mijn schoonzus, die met oud en nieuw telkens iets organiseerde voor vijftig, zestig man familie en vrienden. Ik ben daarin gerold tot het uiteindelijk is gegroeid tot bijna 230 man. Het laatste jaar was in 2000 en dat wou ik groots doen en dat is gelukt : 1000 man, optredens, auto weggegeven, reizen…, echt een serieuze organisatie. Een concert van MarcoBorsato heb ik ook georganiseerd, in 1997, toen hij nog niet zo bekend was. Zelfs in het middelbaar of hier bij de junioren organiseerde ik wel al zoiets als een fuif om geld in kas te krijgen. Ik ben niet echt een dromer, eerder een planner. Dat is mijn manier van vooruit kijken. Mijn plannen kunnen ook zo snel wisselen, maar misschien val ik ooit wel op iets. Dan kom ik dikwijls terug op dat organiseren. Dat zijn dingen die in mijn hoofd zitten en die ik wil uitvoeren en waarvan ik er al een deel heb verwezenlijkt. Maar ik hoop nog drie, vier jaar mee te gaan als doelman en wie weet nog langer.”

door Raoul De Groote

‘We hebben hier het café nog half afgebroken.”Het publiek bespelen is mijn ding niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content