SV Roeselare start de terugronde zonder zijn topschutter Mahamadou Dissa, die wil schitteren tijdens de Afrika Cup in Ghana. “Natuurlijk wil ik topschutter worden, maar het is zeker geen obsessie”, belooft de Malinees.

Dat hij tegen Lokeren OV, door de onbespeelbaarheid van het keiharde terrein, niet voor het eerst kon pronken met zijn shirt van topschutter van de Jupiler League deerde Mahamadou Dissa niet. “De trainer had me immers gewaarschuwd: ik moest het truitje zelf betalen en ook nog eens op zoek naar een gouden bal. Pfff; daar had ik weinig zin in”, zo lacht de Malinese aanvaller zijn witte tanden bloot. Met tien treffers uit de laatste tien competitieduels in zijn koffer vertrok de 28-jarige spits vorige week naar zijn thuisland. Op 7 januari moest hij zich immers melden bij de Malinese selectie voor de Afrika Cup, waar hij het in de poulefase mag opnemen tegen Benin, Ivoorkust en Nigeria. “Die beker veroveren met mijn nationale ploeg, daar droom ik soms wel eens van. Een selectie weiger je niet. De kleuren van je land mogen dragen, dat is de allerhoogste eer. Straks kan ik misschien schitteren aan de zijde van Frédéric Kanouté, de topaanvaller van FC Sevilla. Dat kan toch tellen als visitekaartje, niet? Trouwens, in Mali tellen we geen vedetten. Hij is bescheiden. Je kan alleen je status verhogen door uitmuntende prestaties.”

Met dank aan God

Een bedeesde jongen, zo hadden ze ons op Schiervelde gewaarschuwd. Niets is minder waar. Wanneer Dissa ons zijn levensparcours uit de doeken kan en mag doen, praat de schuchtere Afrikaan plots honderduit. De Malinees ontdooit in de kantine van het jeugdcomplex van SV Roeselare, terwijl hij klappertandend naar de bevroren grasmat kijkt. “In Afrika wordt er vaak teruggegrepen naar polygamie. Dat gold ook voor mijn vader”, vertelt hij. “Hij had twee vrouwen, in totaal dertien kinderen. Vijf jongens en acht meisjes. Ik behoor tot de jongere groep. Na mij komen er nog vier zussen. Mijn moeder is monitrice, een soort onthaalmoeder, maar dan in dienst van de overheid ( grijnst). Ze moest haar werktijd goed verdelen, want thuis waren er veel hongerige magen. Mijn papa overleed twee jaar geleden, op zijn zeventigste, in vrij bizarre omstandigheden. Hij had een prothese, maar sprong er niet zo zorgvuldig mee om. Een infectie werd hem fataal. Maar God zorgt goed voor hem ( korte stilte). Hij vervulde een belangrijke administratieve functie in Bamako, de hoofdstad van Mali. Een havenstad, met veel potentieel inzake textiel, katoen en landbouw. Catalogeer dat maar als ontwikkelingshulp. Papa was gouverneur-commandant, of zoiets. Ik weet het niet meer exact. Hij genoot alleszins veel aanzien. Dat merkte ik op zijn begrafenis. Van het bestuur van Brest mocht ik die bijwonen. Het betekende één van de meest trieste momenten uit mijn leven. Die tegenslag verteerde ik goed. Mijn geloof gaf me de kracht om de armen niet te laten zakken. Elke dag denk ik aan mijn vader, ik bid ook veelvuldig voor hem.”

“Ik ben een heel gelovige moslim. De regels volg ik heel strikt, ook tijdens de ramadan. Die periode is bijzonder hard. Ik heb geen enkele moeite om dat toe te geven. Je lichaam is fel verzwakt, de vermoeidheid slaat toe. Wanneer je dan op een dag twee trainingen hebt, moet je wel eens op je tanden bijten. Maar le bon Dieu zorgt altijd voor een beloning. Dat ik zo vlot scoor, dank ik voor een groot deel aan Hem. Een doelpunt vier ik altijd heel sober. Voor de showelementen, zoals salto’s of andere circusnummers, ben je bij mij aan het verkeerde adres. Innerlijk ben ik emotioneel en uitgelaten, maar mijn vreugde deel ik in eerste instantie met mijn vader en God. Elk doelpunt is een hommage aan hen. Natuurlijk betrek ik nadien ook mijn ploegmaats, want zij zorgen voor de juiste aanvoer.”

Meer observator dan prater

“Dat ik voetbal als hobby bedreef, was echt geen toeval. In de genen van elke Afrikaan zit dat balgevoel, die souplesse én techniek. Het is de populairste sport van Mali. Iedereen wordt er door aangetrokken en meegezogen. Als je andere jongens op straat ziet voetballen, heb je zin om mee te doen. Iedereen wordt toegelaten en aangemoedigd om te participeren, want het bevordert de samenhorigheid onder de bevolking. Ondertussen bestaan er opleidingscentra, ook al zijn die niet zo superprofessioneel georganiseerd als in Frankrijk. Maar de meest noodzakelijke materialen en de knowhow zijn aanwezig.”

“Mijn ouders waren niet zo sportief ingesteld. Ik had een goede band met mijn vader, die veel inspanningen deed voor zijn gezin. Mijn respect voor hem is dan ook heel groot ( richt zijn blik naar boven). Ik kan hem daar niet genoeg voor bedanken. Zijn kalmte en rust nam ik zeker over. Hij was ook geen grote prater, meer een observator. Maar indien nodig trad hij op. We moesten studeren. Eenmaal ons diploma behaald, mochten we als jongvolwassenen zelf onze weg uitstippelen. Financieel waren er weinig zorgen. We woonden ook in een nieuwe, goed beschermde wijk. De raad van mijn vader was vrij eenvoudig: ook al heb je een uitgebreide familie, volgens de Afrikaanse traditie doe je alles voor je ouders. Zij komen altijd op de eerste plaats. In die raad zit veel waarheid. Goed luisteren en altijd nederig blijven, ik probeer die levensfilosofie te volgen en door te geven.”

“Je moet durven openstaan voor elke uitdaging. Als voetballer werd ik ontdekt door onze bondsvoorzitter Salif Keita ( lacht). Een hele eer, hein. Hij speelde bij Saint-Etienne en had een omnisportclub in Bamako, waar veel jongeren verzamelden om te voetballen op een echt veld. Door hem ging de deur open naar Frankrijk. Heel wat talentenjagers kwamen immers naar zijn centrum.”

“Mijn idool was Diego Maradona. De meest complete speler die ik ooit aan het werk zag: technisch, heel mobiel en supersnel. Ongelooflijk ( grinnikt). Aan zijn talent kan ik nooit tippen. Ik keek ook op naar mijn oudere broer Yaya. Twee jaar geleden, op zijn dertigste, stopte hij door een overvloed aan blessures. Als spits voetbalde hij voor Niort en in Griekenland. Nu woont hij nog in Niort met zijn vrouw en twee kinderen, hij volgt daar een trainerscursus. De liefde voor de bal laat hem niet los.”

“In het begin van mijn loopbaan speelde ik als rechtermiddenvelder, offensieve middenvelder of spits. In het ontmoetingscentrum van Keita werd er veel aandacht besteed aan het fysieke aspect. Elke Afrikaan verafschuwt dat. Geef ons maar techniek, een natuurlijke kwaliteit waar je niet aan moet schaven. Afrikanen voeren nu eenmaal graag nummertjes op met de bal.”

Afgang met Beveren

“Pas op mijn vijftiende sloot ik me aan bij een echt team, CSK Bamako. In 1999 werden we tweede in het kampioenschap, ik scoorde veertien keer en werd opgeroepen voor de nationale jeugdploegen. Op de Afrika Cup voor junioren in 1999 maakte ik drie goals. Mijn grote doorbraak volgde een jaar later, op het WK onder twintig jaar in Nigeria. We eindigden derde, ik werd topschutter met vijf doelpunten. Ik maakte deel uit van een talentrijke generatie: Adama Coulibaly van Lens, Mahamadou Diarra van Real Madrid, Seydou Keita van FC Sevilla, Dramane Traorévan Lokomotiv Moskou en Djibril Sidibé van Châteauroux. Daar ontstonden de contacten met enkele Franse clubs. Ik koos op het gevoel voor Niort. Voor het eerst werd ik professioneel voetballer. Een droom ging daarmee in vervulling, ik was één van de uitverkorenen. De overstap naar Europa mogen maken, is enorm. Een schok! De omgeving is totaal anders, je bent volledig op jezelf aangewezen en moet zelfstandig leren leven in een appartement. Om te overleven in Europa is mentale sterkte nodig. Bij Niort werd ik opgevangen door Ousmane Bangoura, een Guinese international die ooit nog voor Charleroi speelde. Hij maakte me wegwijs in het Franse voetbal. De aanpassingsperiode bleef beperkt, want ik scoorde gemakkelijk en geraakte aan acht treffers in mijn debuutjaar. Het moeilijkste was de tactiek. Wij volgen graag onze intuïtie, maar ik werd nu verplicht om mee te verdedigen bij balverlies ( lacht). Regelmatig kwam ik doodmoe thuis. Maar ik ontwikkelde me goed: in mijn tweede seizoen geraakte ik aan negen goals in 29 duels.”

“Door persoonlijke omstandigheden, waarover ik niet wil uitweiden, vertrok ik naar Grenoble. Een slechte herinnering, totaal niet geslaagd. Ik speelde niet veel en scoorde heel moeizaam. Op een bepaald moment zat ik meer in de tribune dan op de bank. Ik ben gelukkig een optimist, die altijd het positieve van alles tracht te onthouden. Mijn goede vriend Jonathan Joseph-Augustin moest me constant opmonteren. Een reeks zakken, naar derde klasse bij Brest, bleek een goede keuze om mijn loopbaan een nieuw elan te geven. We promoveerden en ik werd door mijn uitstekende prestaties door trainer Vincent Dufour – een echte vakman, die het voetbalspel goed analyseert en mirakels realiseerde – gecontacteerd om naar Beveren te gaan. Een mooie challenge, maar ik beleefde er een pak slapeloze nachten. Niet door de coach, maar vooral door de vele nederlagen en het eindeloze getreuzel van mijn Ivoriaanse medespelers. We voetbalden tot aan de zestien meter te vaak in etappes, zoals in de zaal, kozen te weinig voor de diepgang, terwijl dat net één van mijn sterkste troeven is ( lacht). Dat we het indoortoernooi tijdens de winterstop in Gent wonnen, was daar een logisch gevolg van. De afstanden mochten niet te groot zijn, op de korte ruimte bleken we quasi ongenaakbaar. Maar we waren geen hecht collectief, leden vaak aan concentratieverlies en waren niet in alle sectoren binnen de ploeg even efficiënt. Het brak ons uiteindelijk zuur op. Een voldaan gevoel hield ik niet over aan mijn passage bij Beveren, ook al scoorde ik 21 keer in 63 duels. Die degradatie beschouw ik dan ook als gezichtsverlies, een zware afgang. Ik voelde me voor een groot deel verantwoordelijk.”

23 doelpunten

“Ik ben een perfectionist. Dagelijks dwing ik mezelf om completer te worden als voetballer. Ik ken mijn gebreken maar al te goed: koppen en het afschermen van de bal tegen de fysiek sterke verdedigers, die in België snel het contact zoeken. Dat we met Stefaan Tanghe over een uitstekende passeur beschikken, beschouw ik als een groot voordeel. Hij beschikt over ervaring, net als Koen De Vleeschauwer. Ook met Paul Kpaka loopt de samenwerking voorin almaar beter. Wij zijn misschien vergelijkbare aanvallers, die graag infiltreren en daarbij gebruikmaken van onze snelheid, maar blijken toch bijzonder complementair. Ook ik vind dat verwonderlijk, maar wijt dat aan onze perfecte omschakeling en de leepheid van onze middenvelders. We zoeken de limieten op, proberen de buitenspelval te ontlopen. Het killersinstinct van Izzet Akgül hebben we niet, maar het scoren loopt de laatste maanden toch vlot genoeg. Met tien goals tot nog toe ben ik meer dan tevreden. Ondanks de grote concurrentie sta ik regelmatig in de basiself en zit ik al boven mijn gemiddelde aantal doelpunten ( grijnst). Maar ik ben geen egoïst, het ploegbelang staat voorop. Wanneer er iemand anders in een betere scoringspositie staat, sta ik met plezier de bal af.

“Het meest ideale scenario bestaat eruit dat we met Roeselare zo snel mogelijk het behoud veiligstellen en ik 23 keer scoor, even veel als mijn rugnummer. Dan is iedereen tevreden. Natuurlijk wil ik topschutter worden, maar dat is zeker geen obsessie. Mocht ik aan 25 doelpunten geraken, dan is dat een mooie bonus. Ik weet alleen dat vechten tegen de degradatie mentaal zwaar belastend werkt.

“Ik voel me goed thuis bij Roeselare. Er heerst hier een opperbeste sfeer, veel gemoedelijkheid en vriendschap. Dirk Geeraerd is een heel gepassioneerde coach, met een specifieke manier van voetballen: iets directer, meer met de lange bal, maar ook gebaseerd op kaatswerk, afhaken als spits en een hogere balcirculatie. De trainer is heel streng op het trainingsveld en tijdens de wedstrijden. Geen detail ontsnapt aan zijn aandacht. Maar hij houdt ook wel van een grapje, kan met een juiste kwinkslag een speler op scherp zetten. Daar hou ik wel van. Hij gruwelt van laksheid en een gebrek aan winnaarsmentaliteit.

“Een voetballoopbaan moet je stapsgewijs uitbouwen. Wie goed presteert, zal door God worden beloond. Ik ben 28, sta dichter bij de uitgang dan aan de start van een grootse carrière. Natuurlijk zou ik graag eens van de Spaanse competitie proeven. Het paradijs ( knipoogt). Maar ik ben liever een uitblinker in een minder hoog aangeschreven competitie dan een anonieme voetballer in een topkampioenschap.” S

door frédéric vanheule

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content