Met enkele cruciale doelpunten loodste middenvelder Julien Gorius KV Mechelen weer midden in de rush naar play-off 1. Toch glipt de kersverse kapitein nog altijd na elke match stil weg. ‘Ik voel me niet op mijn gemak bij al die aandacht.’

Als hij zijn lijstje met voorbeelden afhaspelt, noemt Julien Gorius (25) steevast de naam van zijn landgenoot Zinédine Zidane. “Ik hou van elegante voetballers”, zegt hij. “Zidane had een natuurlijke klasse, ik vond dat fantastisch, ook al is het soms niet belangrijk. Ik zie Zidane liever bezig dan Gattuso. Je hebt natuurlijk van alles wat nodig. Met elf Gatusso’s kun je geen match winnen en met elf Zidanes ook niet, maar als je mij laat kiezen, kijk ik liefst naar jongens die móói voetbal brengen.” Tegenwoordig haalt Gorius op het middenveld van KV Mechelen regelmatig zijn eigen voetbalpenseel boven, twintig jaar nadat hij zich in zijn geboortestad liet inschrijven bij FC Metz.

Wat is de eerste voetbalherinnering die je hebt van jezelf?

Julien Gorius: “Als jeugdspelertje van Metz mocht ik vanaf mijn tiende mee naar toernooien. ( lacht) Met een beetje geluk miste ik dan een schooldag. We reden heel Frankrijk door met de trein. Onderweg zongen we, kaartten we en kwamen we andere ploegen tegen. We logeerden in gastgezinnen. Dat waren echt plezante reisjes. Op een keer deden we in Cannes mee aan een prestigieus toernooi, er waren alleen ploegen van het hoogste niveau uitgenodigd. Een zus van mijn ma woont ginder. Ze kwam naar mij kijken. Net toen werd ik uitgeroepen tot beste speler van het toernooi. Ik was zo fier als een gieter.”

Toen al was duidelijk dat je iets meer kon met een bal dan een ander?

“Dat je als kind talent hebt, zegt veel en weinig tegelijkertijd. Het is dan nog niet duidelijk hoe je lichaam zal evolueren. Vanaf mijn tiende tot mijn veertiende was ik heel goed. Tijdens mijn puberteit bleef ik op een normale manier groeien. Anderen kregen plots een scheut en waren ineens veel steviger gebouwd. Als de jongen naast jou in één jaar twaalf centimeter groter wordt en jij maar drie of vier, dan voel je dat verschil op het veld. Op het technische vlak trok ik mijn plan, maar qua kracht waren zij in het voordeel. Toen leek het een tijdje alsof ik minder goed was. Uiteindelijk komt er dan weer een soort van nivellering.”

Geobsedeerd door voetbal

Je was al vroeg vaak weg van huis, je leerde zo snel zelfstandig te zijn.

“Ja. Ik ging ook op internaat. Toen ik veertien was, werden in het oosten van Frankrijk de beste voetballertjes van 1985 gezocht. Dat ging via proeven in verschillende rondes, eerst waren er 10.000 jongens, dan nog 5.000, 1.000, 200 en uiteindelijk bleven er 20 talentjes over. Ik was daarbij. We mochten naar het centre de préformation van Madine, op een uurtje van Metz, waar we getraind werden door Yannick Stopyra, die met de nationale ploeg naar de WK’s van 1982 en 1986 ging. Dat was een droom. ’s Morgens ging ik naar school, ’s namiddags trainde ik, elke dag, terwijl mijn ploegmaats bij Metz maar drie keer per week op het veld stonden. Ik ging geweldig vooruit. Omdat onze spieren op die leeftijd nog niet ontwikkeld waren, lag de focus op het technische aspect: passes, controles, de lange bal… Uiteindelijk schopten twee van die twintig jongens het tot profvoetballer: Ludovic Guerriero, die nu bij Metz speelt, en ik.”

Weinig, hé.

“Toch tien procent, in om het even welk centre de formation ligt dat percentage niet hoger. Ik realiseerde me achteraf wel dat mijn ouders gelijk hadden toen ze er zo op hamerden dat ik mijn best moest doen op school. Maar ik was geobsedeerd door voetbal. Ik zat op mijn kamer úren naar matchen te kijken.”

Vanaf je zestiende ging je terug naar Metz?

“Ja, toen werd het serieuzer. Het onschuldige verdween. Je moest beginnen letten op wat je at en het werd ieder voor zich. Er ontstond concurrentie tussen spelers, alleman vocht voor hetzelfde plaatsje.

“Ik geraakte snel bij de eerste ploeg, ik was nog geen 19 toen ik al trainingen meedeed. Ik werd ook opgeroepen voor de nationale U18-ploeg, wat toch iets wou zeggen. Maar ik sukkelde vaak met kleine blessures. Mijn lichaam was nog niet klaar voor die zware fysieke arbeid. Ik deed bij Metz maar een paar matchen mee en ging toen in op de vraag van Albert Cartier, die me bij FC Brussels wou. Hij was bij Metz trainer geweest vóór ik bij de A-kern zat en kende me omdat hij weleens naar de jeugdspelers kwam kijken.”

Hoe erg was het om Metz te verlaten?

“Het voelde aan als een mislukking, ik wilde mijn carrière daar maken. Ik vond het laf dat de club me geen profcontract liet tekenen. Ik had mijn kans nog niet gekregen. Zonder pretentie durf ik te zeggen dat Metz toen een vergissing beging. Ik was jong en zou hen niet veel gekost hebben. Ik had kwaliteiten, de juiste mentaliteit én ik was van de streek, toch belangrijk voor een club die jongens uit de regio vormt.”

Hyperprofessionele Brys

Was het aangenaam werken met Cartier?

“Echt wel. Hij stond me altijd bij, ik was nog groen achter de oren en kwam uit dezelfde stad als hij. Tegelijkertijd behandelde hij me streng, want hij wou dat ik zou slagen. Nog altijd bellen we vier à vijf keer per jaar met elkaar. Ik beschouw hem als iemand aan wie ik raad kan vragen. Toen Brussels naar de tweede klasse zakte en er uit verschillende hoeken interesse kwam voor mij, vroeg ik welke club hem de beste keuze leek. Hij noemde er twee, waaronder KV Mechelen.”

Daar kwam je Peter Maes tegen, weer niet de makkelijkste man die een voetballer voor zich kan krijgen.

“Toen ik in Mechelen aankwam, dacht ik: waar ben ik beland? Maes tierde de héle tijd. Als ik iets fout deed, reageerde hij direct en hevig. Ik ben niet het type speler dat daarvan houdt of dat nodig heeft. Hij verwachtte veel van mij en vond in het begin dat ik niet invloedrijk genoeg was in het spel van Mechelen. Hij had gelijk, maar ik kón niet sterker doorwegen omdat ik schrik had als ik de bal kreeg. Elke keer dacht ik: wat gaat hij nu weer roepen? Er waren dagen dat ik echt geen zin had om naar Mechelen te rijden voor de training. Uiteindelijk ontstonden er enkele hevige discussies tussen ons. Ik zei hem dat zijn werkmethode misschien kon aanslaan bij bepaalde spelers, maar nooit bij mij. Hij deed daarna inspanningen naar mij toe en ik naar hem toe, vanaf toen ging het heel goed. Als ik ooit opnieuw met hem moet samenwerken, zal ik dat met plezier doen. Ik vind hem een prima trainer. En de resultaten pleiten in zijn voordeel.”

Welke vooruitgang maakte je dankzij Maes?

“Vooral mijn bewegingen zonder bal werden beter. Als je de bal krijgt terwijl je tússen de middenvelders en de verdedigers van de tegenstander in staat, schakel je direct een linie van de andere ploeg uit. Als je de bal te ‘laag’ vraagt en krijgt, tussen de middenvelders van de tegenpartij, dan blijft al het werk nog voor de boeg.”

Marc Brys is geen roeper zoals Maes.

“De stijl van Brys is meer geschikt voor mijn karakter. Mocht ik trainer zijn, dan zou mijn aanpak in dezelfde lijn liggen.

“Deze trainer is veel minutieuzer op het tactische vlak, hij toont veel meer video’s. Na iedere match maakt Brys een afzonderlijke USB-stick voor elke jongen die aan de aftrap stond. Daarop kun je je eigen acties terugzien. Die montage duurt acht à tien minuten en bekijk je met een trainer of thuis. Er wordt je gezegd wat goed was en wat beter kon. Onze trainer steekt daar een massa tijd in. Hij is hyperprofessioneel. Ik ben echt blij dat hij slaagt, want als je ziet hoeveel werk hij verzet, zou het zonde zijn als de resultaten zouden tegenvallen.”

Sinds zijn komst gelden er ook nieuwe regeltjes.

“We eten bijvoorbeeld niet meer naast wie we willen. De trainer vult in wie waar zit. Als we op afzondering gaan, bepaalt hij de kamerindeling. Dat maakt van ons een hechte groep. Als je één of twee dagen doorbrengt met iemand die je normaal niet rond jou hebt, creëer je een zekere affiniteit met die persoon. Als je mij zou laten doen, zou ik altijd met Xavier Chen optrekken, maar onlangs, net voor de match tegen Eupen, lag Anthony Van Loo bij mij op de kamer. Tot dan zeiden we gewoon goedendag tegen elkaar en praatten we niet echt veel, nu leerde ik die jongen op een andere manier kennen.”

Geen micro aub

Had je na het vertrek van Joachim Mununga verwacht dat Brys jou zou vragen om de nieuwe kapitein te worden?

“Ik vermoedde dat ik die kans zou krijgen, omdat ik al vicekapitein was. Op weg naar de stage zei de trainer me dat de aanvoerdersband normaal gezien voor mij zou zijn en dat het aan mij was om me te tonen. Vroeger stelde ik me heel discreet op, nu probeer ik meer verantwoordelijkheid te nemen en meer een leider te zijn, op en naast het veld.”

Er is altijd gezegd dat Brys aan Mununga vroeg om kapitein te worden met als achterliggend idee dat het Mununga zelf ook kon helpen. Zou het kunnen dat Brys die band nu aan jou geeft om jou wat uit je schulp te lokken?

“Dat is mogelijk. Anderzijds ben ik ook een van de spelers met de meeste ervaring. Hij gaat niet een kerel van 19 zomaar helpen. Hij besliste dit ook omdat hij aanvoelt dat ik het kan.”

Voel je na enkele weken bij jezelf al een verschil qua praten?

“Zeker. Je kan je karakter niet veranderen, maar wel bijschaven. Ik ben niet zoals Joachim, die altijd riep, maar zoals je geen ideale trainer hebt, bestaat er ook geen ideale kapitein. Iedereen moet zijn eigenheid behouden in zijn manier om de dingen aan te pakken.”

Jij blijft jezelf. Na een thuismatch glip je nog altijd geniepig weg langs een achterpoortje, niet langs de fans.

( lacht) “De steun van de mensen doet me veel plezier en als iemand mij aanspreekt, loop ik die natuurlijk niet gewoon voorbij, maar ik voel me niet op mijn gemak bij al die aandacht. Het blijven maar voetbalmatchen. Je hebt spelers die zich als een vis in het water voelen als je ze een micro in de handen duwt en op een podium zet, ik zou dichtklappen.”

Atypische jongen

Met je eerste kopbalgoals voor KV Mechelen zorgde je deze maand voor twee belangrijke zeges: 0-1 tegen Kortrijk en 0-1 Cercle Brugge, twee rechtstreekse concurrenten voor play-off 1. Je bent ook op weg om weer topschutter van de ploeg te worden.

“Vorig seizoen maakte ik elf goals in de competitie en drie in de beker, maar dit seizoen maak ik belangrijke doelpunten. Zelfs in de thuismatch tegen Germinal Beerschot, die we met 5-1 wonnen. De eerste goal was van mij.”

Was het doelpunt tegen Cercle extra mooi omdat de assist van Chen kwam?

“Ze was ten eerste mooi omdat er een collectieve actie aan voorafging volgens de stijl van Brys: omschakelen, snel oprukken, voorzetten en scoren. Dat Xavier de pass gaf, deed me natuurlijk ook veel plezier. Hij is weer aan een heel goed seizoen bezig. Voor mij is hij allang klaar voor een stap hogerop. Alleen heeft hij hetzelfde gebrek als ik: hij zet zichzelf te weinig op de voorgrond, voor hem telt de groep.”

Komen jullie daarom zo overeen?

“We voelen ons allebei atypisch. ( lacht) Hij neemt na een thuismatch dezelfde uitgang als ik. We houden niet van al dat mediagedoe. Net als hij ga ik niet graag naar feestjes waar er veel voetballers zijn. Ik weiger veel uitnodigingen. Mij zie je bijvoorbeeld ook niet op het gala van de Gouden Schoen. Ik voel me niet op mijn gemak tussen mensen die zich graag laten zien. Als ik ooit het geluk heb om genomineerd te zijn, zal ik wel gaan, dan heb ik een reden. Maar zomaar, om me te tonen, nee. Natuurlijk speelt dat in mijn nadeel, maar ik blijf ervan overtuigd dat een goede speler zonder dat circus ook wel opgemerkt wordt. Ik ben eigenlijk geen fan van het voetbalmilieu. Ik vind dat er veel pretentie is bij voetballers, veel schijn, veel nep.”

Omdat je er niet was, zal ik het je maar zeggen: je kreeg geen enkel punt voor de Gouden Schoen.

( lacht) “Dat had ik in de krant zelf ook al gelezen.”

Wat vind je daarvan?

“Als een middenvelder van Standard, Anderlecht, Club Brugge of Genk zowel op beide flanken zou spelen als in het centrum en veertien doelpunten zou maken in één seizoen, dan zou die jongen, denk ik, toch zeker één punt hebben. Ik voetbal bij Mechelen, in een discreet hoekje. Maar dat is geen probleem.”

De aantrekkingskracht van Genk

Het Turkse Gençlerbirligi was enkele weken geleden niet alleen geïnteresseerd in Mununga, maar ook in jou. Wilde je graag gaan?

“Waarom niet? Het kon een mooie ervaring worden. De clubleiders stelden me hun project voor, dat klonk interessant. Ik kon er ook drie à vier keer meer verdienen dan hier. Maar KV Mechelen wou niet dat ook ik vertrok. Daarnaast is het niet evident om in het midden van het seizoen zo’n overstap te maken en had ik nog niet veel inlichtingen over de club ginder. Zo halsoverkop vertrekken, van de ene dag op de andere, dat is moeilijk voor mij, ik ken mezelf. Maar het is mogelijk dat ik op een dag in het buitenland speel, misschien in Turkije.”

KV Mechelen wist niet vooraf dat Gençlerbirligi met jou zou praten en was daar boos om.

“Een club die een speler wil, belt die jongen eerst eens rechtstreeks op. Dat is niet goed, maar het is ook overdreven om dat een gebrek aan respect te noemen, want het gaat overal zo.”

Had je deze winter ook contact met andere clubs?

“Nee. Aan het begin van het seizoen waren er wel een Belgische topper en subtopper die zeiden dat ik een goede speler ben die hen kan interesseren, maar verder ging het niet.”

Welke Belgische topclub spreekt je het sterkst aan?

“De grote vijf interesseren me allemaal, maar de stijl van Genk kan ik wel appreciëren. Genk en Anderlecht brengen mooi voetbal en zijn goed gestructureerd. Een verschil tussen die twee is dat Anderlecht verplicht is om al zijn matchen te winnen en Genk niet. Als de spelers van Genk naar Gent gaan, moeten ze daar een resultaat neerzetten, maar het is niet zo dat ze absoluut móéten winnen. Genk is nog aan het groeien, dat past bij mijn carrière.”

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN: ERIC HERCHAFT/ REPORTERS

“Dat je als kind talent hebt, zegt veel en weinig tegelijkertijd.”

“Na iedere match maakt Brys een afzonderlijke USB-stick voor elke jongen die aan de aftrap stond.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content