De man die er niet bekend om staat lang bij een club te blijven, heeft zijn rusteloosheid afgelegd. Georges Leekens wil, hoe kan het anders, iets opbouwen bij Roda JC.

Het is nog geen kwart voor acht – ’s ochtends wel te verstaan – als de Mercedes met Belgische nummerplaat het Parkstadion Limburg, sinds vorig jaar de thuishaven van de Nederlandse ereklasser Roda JC, komt opgedraaid. Tot hij een geschikte woning vindt, rijdt Georges Leekens elke dag op en neer tussen Brugge en Kerkrade, twee keer 250 kilometer. Een enkele keer blijft hij overnachten in de Golfresidentie, een hotel even buiten Kerkrade.

Koffie is er nog niet zo vroeg, dus gaat het in één ruk door naar Kaalheide, het oude stadion waar de selectie traint. Leekens laat zich meteen door zijn assistenten uitgebreid informeren over de sterkte van Heerenveen, de komende tegenstander. Of die centrale verdedigers van Heerenveen groot of snel zijn ? En wie komt er van achteruit mee op stilstaande fases ? Het is even wennen, al die onbekende namen. De nieuwe trainer geeft toe dat hij de ploegfoto met de spelersnamen heeft moeten instuderen, maar het geeft hem “een extra drive”, zegt hij, zichzelf zo opnieuw in vraag te stellen na al die jaren met de vertrouwde namen in België te maken te hebben gehad. “Ik voel me toch een beetje avonturier.”

In Ijsland, waar hij met Roda al een Europese return afwerkte, praatte Leekens veel met assistent-coach Louis Coolen. Die was door de vorige trainer, Jan van Dijk, meegebracht. Coolen had het even moeilijk, maar bleef : “Ik heb drie kinderen en géén ontslagclausule”. Van Dijk noemde hem “collega”, maar ook van Leekens voelt hij na de eerste dagen respect en waardering. ’s Anderendaags zal Leekens hem vragen de tactiek voor de wedstrijd tegen Heerenveen toe te lichten voor de spelers. “Zoals hij het nu doet, geeft aan dat hij de inbreng van anderen duidelijk apprecieert.”

Leekens omringde zich ook bij zijn vorige clubs en bij de nationale ploeg met mensen van wie hij de kwaliteiten kent. Dat is één van de problemen bij Roda, vindt hij : je kan niet blijven werken omdat het al twintig jaar zo gaat. “Het kan toch niet dat ik of één van mijn assistenten gauw nog even de ballen moet oppompen ?”

Het eerste wat hij wil, is een degelijke organisatie op poten zetten. Coolen is er. Ex-speler René Trost was vorig jaar beloftencoach en moet voor Leekens voltijds bij de staf komen, omdat hij het huis door en door kent. Dat hij ook nog jeugdcoördinator is, maakt niets uit : “Dan moeten ze daar maar iemand anders voor nemen.” De keepertrainer die nu maar twee of drie keer per week langskomt, dat kan niet. Hij, vindt Leekens, moet minstens vijf of zes dagen per week op de club zijn. Pas met een organisatie die af is verliezen spelers geen energie meer aan details.

Om half elf is de training gepland, vijf minuten later slenteren de spelers, rustig babbelend met de vaste bezoekers, naar het trainingsveld. Trost geeft een warming-up, zoals tevoren besproken in de technische kamer. Even over elf stapt Leekens zelf naar de spelers toe, laat aanvallers en verdedigers apart de bal rondspelen, onderbreekt een paar keer om ze te laten rusten en gooit er even over half twaalf een wedstrijdje in, aanval tegen verdediging mét keepers. Om tien voor twaalf mag de helft beschikken, terwijl de anderen oefenen op corners en vrije trappen vanaf de zijlijn. Om kwart over twaalf komt een medewerker het veld op gerend met nieuws over de Europese loting. Roda kwam als eerste uit de trommel. Enkele spelers vloeken : “Shit, Tel Aviv”.

Op de persconferentie in de business-seats van Kaalheide, die nu fungeren als spelershome, kijkt Georges Leekens niet echt tevreden. De loting had gunstiger gekund. Standard Luik, bijvoorbeeld. Maar in het leven krijg je niet alles wat je wil : “De meeste mannen willen het liefst een mooie vrouw met veel geld en liefst nog een die zwijgt ook. Ik hoor een supporter die liever Tirol had geloot, maar daar lok je ook geen vol stadion mee. Trouwens : mijn Tirolerhosen zijn al weg.” Gelach.

De loting is voor Leekens geen aanleiding om zijn programma te herzien. Hij vindt het meer aangewezen om een beeld te krijgen van zijn nieuwe ploeg tegen Heerenveen, dan het vliegtuig te nemen richting Israel. Dat wordt een opdracht voor René Trost. De vraag of zijn team een kans maakt tegen Tel Aviv, is een voorzet voor open doel voor Leekens : Roda moet ervan uitgaan dat het tegen iedereen een kans heeft, op voorwaarde tenminste dat het zich bewust is van zijn kwaliteiten en gebreken !

Er wordt doorgevraagd naar zijn aanpak van de komende competitiewedstrijden. Leekens trapt niet in de val van zijn voorganger en geeft geen duidelijke selectie : alle spelers moeten zich ’s anderendaags aanmelden, en dan pas worden de achttien aangeduid die tegen Heerenveen op het blad gaan. “Ik ben geen trainer die er ineens vier of vijf spelers uitgooit.” Leekens wil voortborduren op de twee laatste zeges. Natuurlijk weet hij dat Roda van ver terugkomt en lang nog niet helemaal terug is. En dus mag men voorlopig niet te streng oordelen, bezweert hij. Alleszins moet het anders dan tegen de Ijslandse tegenstander. Daar voetbalde zijn ploeg niet verstandig, want te veel naar achter.

Dat stoort de trainer ook op de zaterdagtraining. Nadat Louis Coolen om half elf de tactische ontleding van Heerenveen heeft mogen doen, trekt Leekens om elf uur het veld op om na een uitgebreide warming-up een wedstrijdje te laten spelen waarin drie teams van zes elkaar beurtelings bekampen, met twee vaste keepers in het doel. Als het spel even vast zit, wordt spontaan teruggespeeld op de keeper. Leekens hamert er nog eens op dat dat niet mag : “Sinds Van Gaal dat invoerde met Van der Sar, hebben ze dat hier allemaal overgenomen. Het moet eruit, want met zo’n terugspeelbal verlies je in één keer zeventig meter ! Geef die bal dan naar voor, ook al staat je ploegmaat gedekt. Moet hij maar een fout uitlokken, dan krijg je nog een vrije trap mee en schiet je wéér op.”

Dan verzamelt hij zijn spelers. De laatste vijf minuten zijn vrij, dan mogen ze doen wat ze willen : afwerken op doel, vrije trappen geven, stretchen. Om half zes praat de nieuwe trainer in de brasserie van het stadion over Europees voetbal voor een publiek van sponsors en supporters. De wijndegustatie laat hij aan zich voorbijgaan, sinds hij bij het verlaten van het stadion na de eerste wedstrijd tegen FC Den Bosch gelijk al werd tegengehouden door de politie voor een alcoholcontrole. “Negatief, natuurlijk !”

Veel rumoer, maar Leekens bespeelt handig zijn publiek. Hij noemt Tel Aviv een rotloting. “Een verplicht nummer. En dat is, zoals u weet, nooit plezant.” Gegniffel in de zaal. Leekens : “Blijkbaar zijn er kenners in de zaal.” Gelach. Tussen de vragen door benadrukt hij nog eens zijn boodschap : de mentale weerbaarheid bepaalt de sterkte van een ploeg, een verplaatsing naar Roda moet een gevreesde uitstap woorden voor de andere ploegen. “Niet iets waarop ze zich verheugen om eens lekker te ballen.” En hij ijvert voor een positieve ingesteldheid. “Ik heb daar toevallig een boek over geschreven. Omdat ik leerde dat het op termijn altijd werkt.” Gevraagd naar zijn favoriete Europese wedstrijd merkt hij gemaakt nonchalant op : “Ik denk toch één van mijn Europese finales.”

De verzamelde Nederlandse en regionale pers kan hem nog niet inschatten. “Jan Van Dijk kwam hier als een olifant in een porseleinkast. Na een vaderfiguur als Vergoossen kregen ze hier een straatschopper. Leekens is ontzettend slim, dat merk je aan zijn uitspraken. Een tacticus in alle opzichten. Hij denkt nog niet echt in Nederlandse termen. Zijn voorbeelden haalt hij uit Belgische precedenten. En hij antwoordt niet zwart-wit. Als je een vraag stelt, is zijn antwoord niet altijd to the point. Na twee weken heeft hij zijn ware gelaat nog niet laten zien.”

Toen Georges Leekens als Belgisch bondscoach Nederland op een 0-0 hield op het WK ’98 in Frankrijk, kreeg hij de hele oranje natie over zich heen voor zijn ultra-defensieve aanpak. Inmiddels verkeert het Nederlandse voetbal in een diepe identiteitscrisis en is er begrip voor de Belg. Ook bij Roda, waar ze niet opnieuw de fout zullen begaan een onervaren trainer als Jan van Dijk aan te werven. Ook toen al was Leekens in beeld, maar heette hij te duur te zijn (“Te duur ? Ik ben nog even duur als drie maanden geleden”).

Van Dijk stapelde de fouten op. Hij wilde zijn elftal pressievoetbal laten spelen, één op één over heel het veld, maar vond geen antwoord als zijn team op achterstand kwam. In zijn droomelftal was er geen plaats voor Afrikaanse internationals, wegens te vaak van huis, noch voor clubspeler Eric van der Luer. Toen Van Dijk tegen De Graafschap Van der Luer liet invallen en achteraf tegenover de pers trots verklaarde dat gedaan te hebben om het publiek te laten zien dat zijn inbreng geen verbetering betekende, groef hij pas echt zijn graf. Want een trainer die zijn eigen gelijk boven dat van de club stelt, komt helemaal geïsoleerd te staan. Vooral als die aanpak hem slechts één punt in vijf wedstrijden oplevert.

Veel te weinig dus voor een club die gauw weer naar de subtop moet. Roda greep vorig jaar net naast een plaats in de Champions League. Op één man na werd de spelersgroep bij elkaar gehouden, waarmee een stek rond plaats vijf à zeven werd beoogd. Aan Leekens om van de groep weer een eenheid te maken. Geen sinecure, want een gemakkelijke groep is het niet, geeft ook Van der Luer toe : “Dat kan ook niet, met vijftien verschillende nationaliteiten. De groep was en is verdeeld, maar toen we vorig jaar succes hadden, zat je ook met kliekjes. Alleen stapt men sneller over de verschillen heen als de resultaten goed zijn.”

Die resultaten zijn niet goed, en tot overmaat van ramp het spel evenmin. Leekens moet weer voor rust zorgen, maar eer die er is zal het zijn tijd hebben gehad. Dat wist hij vooraf, en de nederlaag tegen Heerenveen schrikt hem dan ook niet af : “Ik ben geen Ti Ta Tovenaar”. Hij sluit niet uit dat Roda voor vele jaren zijn club wordt. Toen hij het contract voor drie jaar tekende en sterke man Nol Hendriks riep dat hij in Leekens op termijn zijn opvolger zag als technisch directeur, werden even de wenkbrauwen gefronst. Want was Leekens niet de man die nooit lang bij een club bleef ? Dat was hij inderdaad, geeft hij toe. Wàs. “Geduld was niet mijn grootste eigenschap, maar ik ben veranderd.”

Er is al over het technisch directeurschap gesproken, zegt hij, toen hij met Hendriks voor het eerst rond de tafel zat. Maar eerst wil hij zien of de club hem volgt in de uitbouw van de sportieve structuur rond het team. Want : hij wil een perfectionist blijven. “Mijn probleem is dat ik niet aan morgen, maar aan overmorgen denk.” En als de club hem volgt ? “Ik zou wel eens willen op langere termijn bouwen. Op voorwaarde dat ik me ergens thuis voel. Of dat hier zo is, daar kom ik de komende tijd wel achter.” Hij heeft zelfs geen opstapclausule meer in zijn contract : “Want als je die hebt, ga je daar onbewust op inspelen.”

Eerst moet hij doen waar hij zo goed in is. En daar kan hij nog altijd enthousiast over zijn. “Het plezier bestaat erin een niet draaiend team aan het draaien te krijgen. Eerst nagaan waar de kortsluiting zich bevindt, waar echte en valse problemen zijn, en dan dat omkeren.” Bang is hij niet : “Mijn wil om te winnen is groter dan mijn schrik om te verliezen. Als je bang in je auto stapt, is de kans op een ongeluk groter. Vrees zorgt ervoor dat de wil tot winnen weggedrukt wordt.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content