De Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik zouden de wedstrijden worden waarin Philippe Gilbert zich als Lokalmatador zou tonen. Een wankele gezondheid gooide echter roet in het eten. ‘Maar mij nu al als kandidaat-winnaar naar voren schuiven, was sowieso niet realistisch.’

Anderhalve kilometer, naar schatting, van de Côte de La Redoute, voor veel wielertoeristen een ware marteling, voor de deelnemers aan Luik-Bastenaken-Luik zondag niet meer dan één van de twaalf hellingen op het menu. Daar, met de Amblève die haast letterlijk door zijn achtertuin stroomt, woont Philippe Gilbert. Er zijn minder mooie plekjes te bedenken in dit land dan Aywaille-Remouchamps.

Moeder Gilbert ontvangt ons hartelijk, net als Tommy, de – zeker voor zijn leeftijd (13 jaar) – dolenthousiaste ‘hond des huizes’. Zoon Philippe, uiteindelijk toch de reden van de verre verplaatsing, is wat gereserveerder. De beloftevolle Waal (22) die door sommigen qua talent zelfs naast ene Tom Boonen geplaatst wordt, is op zijn hoede voor journalisten. ” Il faut se méfier de tout le monde“, zegt hij. Vriendelijk beantwoordt hij weliswaar alle vragen, maar de kracht van zijn woorden is niet altijd evenredig met die van zijn pedaalstoten.

In de Wielerspecial van Sport Magazine zei je : “Luik-Bastenaken-Luik’ is de mooiste koers die er bestaat.” Waarom ?

Philippe Gilbert : “Het is één van de mooiste koersen, samen met de Ronde van Lombardije : een prachtig landschap onderweg en zwaar. Als je goed bent, kan je het verschil maken op zo’n parcours. Bovendien is Luik-Bastenaken-Luik voor mij bijzonder omdat die wedstrijd zich in mijn omgeving afspeelt. In het verleden reed de koers zelfs voorbij mijn deur. Nu ze het parcours wijzigden, is dat niet meer het geval.

“Om nu al een écht goed resultaat op te laten tekenen in Luik-Bastenaken-Luik was het, ook zonder de gezondheidsproblemen waar ik nu mee sukkel, nog te vroeg voor mij. Mij nu al als een kandidaat-winnaar naar voor schuiven, was sowieso niet realistisch. Ik moet nog heel wat leren en aan kracht winnen om hier te kunnen meespelen voor de zege.”

Het aantal kilometers vormt op zich toch geen probleem ? Dat toonde je in Milaan-Sanremo.

“In gemakkelijke koersen is afstand inderdaad geen onoverkomelijke hindernis.”

Is Milaan-Sanremo dan een gemakkelijke koers ?

“Ja. ( Haalt de wielerspecial van Sport Magazine boven.) Kijk maar naar de grafieken van Milaan-Sanremo, of zelfs de Ronde van Vlaanderen, en vergelijk dat met die van Luik-Bastenaken-Luik. Zie je het verschil ? Voilà.”

De voorbereiding verliep niet geheel vlekkeloos. Zo raakte je op training betrokken bij een ongeval…

( Pikt in.) “Een wagen die langs de kant geparkeerd stond, in Visé, kwam plotseling de weg op. Tegen 40 kilometer per uur kwamen Rik Verbrugghe en ik onzacht in aanraking met die auto. Het was alsof we tegen een muur botsten. Ik mag van geluk spreken dat ik ervan afkwam met oppervlakkige wonden die goed herstelden. Mijn nek en arm deden ook een tijdje pijn, maar daarvan ondervind ik niet langer hinder.”

Je begon sterk aan het seizoen, met in februari ritwinst in de Ronde van de Middellandse Zee en ook de Ronde van de Haut Var schreef je op je naam…

( Pikt in.) “En dan had ik voordien al de GP La Marseillaise moeten winnen. Door een slechte signalisatie zaten Wim Van Huffel en ik ineens niet meer op het parcours, terwijl we in de finale op kop reden en niet meer konden bijgehaald worden.”

Je was zó kwaad dat je zelfs een brief schreef naar de UCI om je ongenoegen te uiten.

“Wie zou er wel tevreden zijn als hij de verkeerde kant wordt opgestuurd ? Ik vond een brief schrijven het minste wat ik kon doen. Zo’n blunder is zelfs voldoende om een proces aan te spannen tegen de organisatoren. Ce n’est pas normal, il faut réagir. Of de ploeg me daarin gesteund heeft ? Ik heb die brief uit eigen beweging geschreven, heb niets aan de teamleiding gevraagd. Ik ben 22 jaar, oud genoeg om zelf zo’n beslissing te nemen. Wij worden als renners al vaak genoeg bekritiseerd door de pers, als we ons dan ook nog eens door de organisatoren laten doen, dan is het einde helemaal zoek.”

Bekritiseerd door de pers ? Hoe bedoel je ?

“Volgens een groot deel van de media zijn wielrenners altijd de zondebok als het over doping gaat. Als een voetballer positief test, moet je er een vergrootglas bij nemen om er in de kranten iets van te merken. Een wielrenner staat met zijn hoofd op de eerste pagina, ook als er zelfs nog geen positieve test was. Daarom vind ik dat je niet zomaar met iedereen moet praten, je moet niet zomaar in iedereen vertrouwen hebben. Je moet een beetje aanvoelen met welke journalist je te maken hebt.”

Dan zullen we het maar weer over het wielrennen zelf hebben. Na je twee overwinningen in februari en je sterke prestatie in de Omloop het Volk waren de verwachtingen behoorlijk hooggespannen in Parijs-Nice. Je begon veelbelovend, met onder meer een dertiende plaats in de proloog. Wat liep er nadien mis ?

“Ik werd ziek, moest de laatste dag zelfs opgeven omdat ik totaal geen kracht meer in de benen had. De dagen nadien voelde ik me ook nog slapjes, maar gelukkig raakte ik op tijd fit voor Milaan-Sanremo.”

Was die zesde plaats in Milaan-Sanremo voor jou een verrassing ?

“Niet echt, ik was sterk gemotiveerd om daar een goede uitslag te rijden. Daarom vroeg ik vooraf ook aan de ploeg om een vrije rol te krijgen en mijn eigen koers te rijden.

“Weet je, het is voor mij heel belangrijk om er van bij het begin van het seizoen te staan. Ik heb dat nodig voor mijn vertrouwen. Als je de hele winter hard traint, dan wil je dat die arbeid loont. Dat lukte goed, maar de laatste weken schommelde mijn vormpeil sterk. Na bloedonderzoek bleek dat ik met een algemene vermoeidheid kamp. Nu, de Ronde van het Baskenland reed ik puur als voorbereiding, als helper van McGee en Lövkvist. Dat ik daar geen resultaat liet optekenen, betekende dus niets, want ik was ook er ook niet naar op zoek. ( Grijnst.) Voor één keer was dat niet mijn bedoeling.”

“Voor één keer”, zeg je. Dat is inderdaad niet je gewoonte. “Je kan me niet erger straffen dan door mij als knecht te laten werken. Dan stop ik liever met koersen”, liet je vorig jaar nog optekenen.

“Ja ( lacht). Ik zit er niet mee in om voor anderen te werken – dat bewees ik onder meer in het Baskenland, waar ik anderen uit de wind zette, bidons en vesten ging halen – maar ik wil niet heel mijn carrière al mijn objectieven opzijzetten.”

Iets anders : in de winter zien we je geregeld in een veldrit. Een goede voorbereiding of vooral ‘fun’ ?

“Het is ook wel plezant, maar ik zie het in de eerste plaats als een goede voorbereiding. Ik vind het ook beter om op die manier aan intervaltraining te doen dan om bij min drie graden met drie vesten om je lichaam op de weg te gaan trainen.”

Nochtans zeg je in onze Wielerspecial : “Ik train liever dan ik koers.” Leg dat eens uit, want je moet zowat de enige renner zijn die dat vindt.

“Nu ja, ik rijd natuurlijk ook graag wedstrijden, maar het is wel zo dat ik meestal met veel plezier ga trainen. In zo’n mooie omgeving als de deze is dat ook niet moeilijk, hé. Ik ga liever zes uur trainen in de Ardennen dan in Vlaanderen een koers te rijden over de kasseien met voortdurend draaien en keren. Niet dat ik daar zozeer tegenop zie, maar het is toch maar gevaarlijk. Kijk naar Hammond of Guidi in Gent-Wevelgem.”

José De Cauwer maakt zich sterk : “Philippe Gilbert kan alle klassiekers winnen.”

“Ik ben eerder gebouwd voor het Ardense werk dan voor de klassiekers in Vlaanderen, maar in Omloop het Volk, die ik dit jaar voor het eerst deed, ging het ook niet slecht. In de Ronde van Vlaanderen voor beloften eindigde ik ook al eens als vierde. Ik kan me overal wel een beetje uit de slag trekken. In tegenstelling tot Tom Boonen, die in zijn specialiteit de absolute top is, ben ik nergens echt super in. Dat is misschien een nadeel. In een pelotonspurt zal ik bijvoorbeeld hooguit derde worden – winnen zou me verbazen – en sur les côtes vind je mij ook terug in de topvijf, maar daarin ben ik ook niet goed genoeg om te winnen. Ja, voor een klassement in een ronde kan het dan weer wel in mijn voordeel spelen : ik ben in staat om bonificaties mee te pikken als het op een sprint aankomt en kan met de beteren de hellingen over.”

Je vindt jezelf dus eerder geschikt voor het rondewerk ?

“Ja, maar ik besef ook wel dat het er met de invoering van de Pro Tour niet gemakkelijker op geworden is om in etappewedstrijden uit te blinken. Overal vind je de Spanjaarden op je weg en dat zijn nu eenmaal echte specialisten in het rondewerk. Vanaf hun veertiende zijn ze er al mee bezig en zo trainen ze hun recuperatievermogen. Terwijl je in België bij de jongeren amper etappewedstrijden kan rijden. Het vergt dus tijd om ervaring op te doen in dat soort werk. Van vandaag op morgen zal het niet lukken om in rondes te presteren.”

Voor de Ronde van Italië duidt Marc Madiot ja toch al aan als kopman. Wat vind je daarvan ?

“Ik zal als beschérmd renner de Giro rijden. Ik vind het wel goed dat ik mijn eigen koers mag rijden, dat ik eens mag meemaken wat zo’n rol inhoudt. Kopman is in deze wel een groot woord. Ik zal misschien kopman zijn van Française des Jeux, maar dat staat nog niet gelijk met kopman in het peloton, hé. In Parijs-Nice en in de Ronde van het Baskenland heb ik al gemerkt dat er dit jaar nog een stuk sneller wordt gereden dan vorig jaar. Een gevolg van de Pro Tour, zoals ik al aangaf.”

De kennismaking met je eerste grote ronde, de Giro vorig jaar, leek anders mee te vallen.

“Ik had nog nooit een wedstrijd over drie weken gereden. Het maximum was acht dagen, de Dauphiné Libéré. Acht dagen of eenentwintig, dat is een groot verschil. Ik begon dus enigszins in het ongewisse. Het beviel me wonderwel. Hoewel ik van bij het begin voluit ging, voelde ik me ook op de voorlaatste dag nog fris genoeg om mee in de aanval te gaan. Ik weet nu dat ik het drie weken kan volhouden, dat geeft me veel vertrouwen voor de toekomst.”

Je koos bij je overstap naar de profs twee seizoenen geleden voor een Franse ploeg. Waarom ?

“Verscheidene redenen. In de wielersport moet je geconcentreerd blijven, jezelf in vraag durven te stellen. Als er te veel over je gepraat wordt, is dat niet eenvoudig. Dat is vaak een probleem in België. De voornaamste reden was echter omdat Française des Jeux veel ervaring heeft met het werken met jonge renners – dit seizoen zijn we bijvoorbeeld de jongste Pro-Tourploeg. De begeleiding van jongeren is gewoon uitstekend. Niemand kende McGee toen hij als 22-jarige in 1998 prof werd bij dit team, maar een paar jaar later won hij wel de proloog in de Tour, de proloog in de Giro… Bij Française des Jeux wordt er nauwlettend toegekeken op toegekeken dat jonge renners zich niet verbranden. In België is het vaak zo dat je eender waar en eender wanneer wordt ingezet. En dat geldt niet alleen voor jónge renners. Christophe Detilloux moest bij Lotto niets anders doen dan de eerste honderd kilometer op kop rijden, zijn neus in de wind, alleen maar om de sponsor tevreden te stellen. Je merkt nu dat hij bij ons gemotiveerd is als nooit tevoren, omdat hij hier ook geregeld zijn eigen kans mag gaan. Dat is de filosofie van Marc Madiot : Tout le monde doit avoir sa chance à un moment ou l’autre.

Het scheelde nochtans weinig of je had als prof gedebuteerd bij Lotto. Je zou een mondeling akkoord gehad hebben ?

“( Bevestigt eerst.) Ja… ( Nuanceert vervolgens.) Nu ja, een mondeling akkoord is veel gezegd. Walter Planckaert is me hier komen opzoeken en we hebben gepraat. Voor hem heb ik nog altijd veel respect, maar van Lotto heb ik nadien niets meer gehoord.”

Ze zouden afgehaakt hebben omdat je bij een beloftewedstrijd het doktersbriefje was vergeten binnen te brengen dat aantoonde dat je een verstuiver mocht gebruiken voor je allergie.

“Ze kunnen zeggen wat ze willen natuurlijk. Ik ben niet op zoek gegaan naar de reden. Het maakt me uit waarom ze me uiteindelijk niet namen. Om de redenen die ik al aangaf, ben ik beter af bij Française des Jeux, denk ik.”

Hoe zou je, tot slot, je karakter omschrijven ?

“Een sterk karakter, dat is zeker. Ik ben hard voor mezelf. Als het niet loopt zoals ik wil, dan ben ik kwaad op mezelf. Dat geeft me dan weer de motivatie om nog harder te trainen.”

Roel Van den broeck

‘Ik ga liever zes uur trainen in de Ardennen dan in Vlaanderen een koers te rijden.’

‘Ik kan overal mee, maar ik ben nergens echt super in. Dat is een nadeel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content