Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Tegen Anderlecht stond Faris Haroun voor de tweede keer in de basis dit seizoen. Twee jaar geleden gold hij als een groot talent in Genk. Daarna werd het stil. ‘Ik denk dat ik er al lang klaar voor was.’

F aris Haroun zit niet, maar hangt in de stoel. Willy Reynders, onderweg naar zijn bureau, doet alsof hij zijn ogen niet gelooft. Eén wedstrijd gespeeld en al een interview ? De technisch directeur, zogenaamd geschrokken, tikt de speler tegen de knie en spreekt hem, maar indirect vooral ook de interviewer, op vaderlijke toon toe. Dat wil zeggen : rustig, maar vastberaden. Dat die eerste invalbeurt nog niet je dat was, maar zijn volgende optreden al veel beter. Dat er nog hard moet worden gewerkt en vooral ook zelfkritiek aan de dag moet worden gelegd. Zelfkritiek : het woord valt wel een keer of drie. Reynders : “Dat is vaak nog het probleem, nietwaar ?” Flauwe glimlach bij Haroun. Retorische vragen behoeven geen antwoord.

De toon van het interview is gezet en wel door de technisch directeur van RC Genk zelf. Reynders’ bezorgdheid is even begrijpelijk als terecht. Te veel papier is al verspild aan jonge talenten die overhaast de hemel in werden geprezen en zodra ze even van hun roze wolk afvielen, ook nog eens breeduit mochten komen klagen over een gebrek aan respect – lees : geld, auto, appartement. Reden om Faris Haroun op het piëdestal te zetten, is er dan ook niet. Daarvoor is het te lang stil gebleven rond de vorige maand 21 jaar geworden middenvelder.

Zijn debuut in het eerste elftal dateert ondertussen al van februari 2004. Zijn eerste maanden waren de laatste van Sef Vergoossen als trainer van Genk. Na diens vertrek werd het steeds stiller rond Haroun. Onder René Vandereycken en nadien ook Hugo Broos kreeg hij nog maar sporadisch speelkansen. Ook dit seizoen : de eerste vier speeldagen stond hij geen minuut op het veld. Tot hij woensdag 6 september 2006 met de nationale beloften tegen Griekenland speelde. Jong België won met 2-1 en Haroun maakte beide doelpunten (zie kaderstuk). Vier dagen later, tegen AA Gent, mocht hij op het eind invallen voor Kevin Vandenbergh – zijn eerste speelminuten in competitieverband. Uit bij Roeselare stond hij ineens in de basis, opnieuw ten koste van Vandenbergh.

Veertien op een rij

Dat hij daarna tegen Beveren weer niet van de bank af kwam, geeft aan dat hij er nog niet helemaal staat, maar onder de levenden is Faris Haroun weer wel. Op de vraag waarom hij zolang uit beeld is geweest, antwoordt hij, schouderophalend : “Ik weet het niet. Ik denk dat ik er al lang klaar voor was. Nu heeft de trainer beslist mij een kans te geven. Ik hoop dat het zo verder gaat.”

Met die woorden verlegt Haroun dadelijk de aandacht van zichzelf naar de buitenwereld. De echo van Reynders’ aanmaning is amper verstomd. De belofte-international denkt niet lang na voor hij praat. De tweeënhalf jaar sinds hij zijn neus aan het venster stak, zijn gauw samengevat. Gedebuteerd onder Vergoossen en veertien wedstrijden op rij gespeeld. Gedacht in het nieuwe kampioenschap méér te kunnen spelen, maar daar door de komst van een nieuwe trainer niet in geslaagd. Een jaar later : hetzelfde. “Met een nieuwe trainer moet je toch altijd weer zijn vertrouwen winnen.”

Wel meer voetballers hebben het graag over vertrouwen. Dat hij van al zijn trainers iets opstak, mag ook al niet verbazen. Zoals evenmin dat hij wegens zijn leeftijd nog veel heeft te leren. Wat dan ? “Soms wil ik te veel lopen. Er zijn momenten dat ik beter rustig zou zijn. Volgens mij heeft het met ervaring te maken en ervaring doe je pas op met wedstrijden te spelen.”

Ook dat is bekend : een speler wil altijd spelen. Haroun zegt een beslissing van de trainer te kunnen begrijpen, maar er ook achter staan is nog wat anders. “Ik heb altijd mijn best gedaan op training, me altijd professioneel gedragen. Op dat vlak kunnen ze me niks verwijten. Trainers hebben hun redenen om iemand niet te laten spelen : of de ploeg draait niet goed of iets anders, maar in mijn geval was het nooit een sportieve reden. Dat leerde ik toch uit de evaluaties.” Eén keer een glimp van een inzicht : “Van- dereycken heeft me geleerd dat je ook moet knokken.”

Niet gratis gekregen

Verhalen genoeg over het waarom van zijn terugval. Zoals dat hij een wat overroepen voetballer is, maar dat countert hij gemakkelijk. Met de nationale beloften overwon hij vorig jaar Spanje, niet het kleinste voetballand en een generatie toen waar toch kleppers als Francesc Fabregás (Arsenal) en Andrés Iniesta (Barcelona) tussen liepen. “Bij de nationale ploeg kreeg ik altijd het vertrouwen van de bondscoach. Ik ben er op hoog niveau blijven presteren. Misschien is me dat in Genk nog niet zo gelukt, maar als ik de kans krijg, zal ik het ook daar laten zien.”

Een ander verhaal : Haroun lag een tijdlang slecht in de Genkse kleedkamer nadat in de media cijfers over zijn contract waren genoemd. Daaruit bleek dat hij een van de best betaalde spelers in het Fenixstadion was, beter zelfs dan de gelouterde Orlando Engelaar, bijvoorbeeld. Lachje : “Wie zegt dat ? Ik weet dat niet. De bedragen die in de krant stonden, klopten niet, maar bon, ik ga niet zeggen dat ik een slecht contract heb. Het kan zijn dat spelers jaloers waren, maar ik heb daar niks van ondervonden. Ik heb nooit met iemand een probleem gehad.”

Geld is altijd een fijn thema in voetballersverhalen. Harouns contract dateert nog uit de tijd dat Jos Vaessen clubvoorzitter was in Genk. Een tijd ook dat de bomen er nog tot in de hemel groeiden, wat al veel minder het geval was toen Steven Defour aan de beurt was. November 2005 noemde Vaessen Harouns royale contractverlenging zijn “grootste vergissing”. Daar staat de speler nog steeds van te kijken : “Na mijn eerste veertien wedstrijden stapte meneer Vaessen al op ons toe om een contract te tekenen, maar mijn vader vond het te vroeg. Hoewel ik dus al vroeger kon tekenen, hebben we gewacht. Was ik echt op het geld uit geweest, had ik toen al toegehapt. Maar zo zijn we niet : ik heb pas in maart van het volgende seizoen getekend.”

Hij moest nog twintig worden toen en veel wedstrijden had hij nog niet op de teller staan. Het grote geld werd hem wel erg snel in de schoot geworpen. Deze zomer mocht hij weg van Genk, maar de ploegen die interesse toonden, waren voor Haroun niet aantrekkelijk genoeg. Vooral financieel, maar daaruit besluiten dat het geld voor hem voorgaat op de speelkansen, gaat Haroun te ver. “Ten eerste heb ik hard moeten werken voor dat contract. Ze hebben het me niet gratis gegeven. Dat ze me dan nadien niet meer gebruiken, is niet mijn fout. Ik moest ook niet weg : ik mocht blijven of weggaan. Maar weggaan en voor een derde van mijn loon spelen, wilde ik niet. Ik ben nog jong en ik weet dat mijn kansen ook hier zullen komen als ik hard blijf werken.”

Haroun geeft toe dat hij verwacht had sneller in de ploeg te staan, zeker na het vertrek van enkele spelers, onder wie Defour. Maar, zegt hij altijd te hebben geweten, ooit zou hij beloond worden voor zijn inspanningen. Tegen Roeselare was het zover. “Daar heb ik iedereen laten zien waarom ik hier ben. Dat ik mijn contract waard ben.”

Toch lijkt het erop dat hij vooral aan spelen toe zal komen, wanneer Genk maar met één centrale spits en een versterkt middenveld aantreedt. Zelf vindt hij dat hij net zo goed in een 4-4-2 past, op een van de posities die nu door Wouter Vrancken en Wim De Decker worden bekleed. “Onder Sef Vergoossen heb ik ook 4-4-2 gespeeld, naast Bernd Thijs op het middenveld.”

Op eigen benen

Ander verhaal : dat Faris Haroun zelfstandig ging wonen, om fiscale redenen net over de Duitse grens in Aken, was niet bevorderlijk voor de prestaties. Klopt niet, zegt de voetballer. “Ik had al drie jaar op internaat gezeten aan de topsportschool in Leuven : toen zat ik ook de hele week alleen. En daarna woonde ik een kleine twee jaar in een gastgezin en nog daarna, voor ik naar Aken verhuisde, een paar maanden op een appartement in Genk. Natuurlijk is het aanpassen in het begin : je moet zelf je eten maken, bijvoorbeeld, maar nu is dat geen probleem meer.”

Dat hij niet meer helemaal voor zijn goed betaalde vak leefde, bestrijdt hij. “Ik heb daar veel verhalen over gehoord, maar de mensen die me niet kennen, kunnen zich niet voorstellen hoe ik mijn dagen vul. Sommigen denken misschien dat ik elke dag ga feesten in Aken, maar dat is niet waar. Ik drink al niet, dus wat zou ik op café gaan ? Ik leef voor mijn sport. Anders zou ik ook geen twee, drie keer per week, op mijn eigen initiatief en kosten, naar mijn topsportconsulent in Sint-Truiden trekken. Iemand met wie ik al vier jaar samenwerk. Van vóór die veertien wedstrijden dus. Ik speelde nog bij de jeugd en had een chronische blessure waarvan de dokters hier niet konden achterhalen wat het precies was. Op advies van mijn topsportleraar in Leuven ben ik bij die man terechtgekomen. Hij heeft mij genezen. Sindsdien is er een goede band tussen ons. Hij kent mijn lichaam door en door, maar we praten ook veel. Ik roep het niet van de daken, maar ik ben met mijn vak bezig.”

Voetballers zijn geen robots, dus soms slaat de twijfel wel toe, natuurlijk. “Soms wel, ja, als je weet dat je je best doet op training en toch niet bij de selectie bent. Dan is het belangrijk dat je op je familie kan terugvallen. Ik bezoek hen nog elke week in Brussel. Ik weet vanwaar ik kom en heb nog steeds dezelfde vrienden. Dus in tegenstelling tot wat sommigen dachten, is het mij nooit moeilijk gevallen de voetjes op de grond te houden. Het is niet omdat ik een goed contract heb, dat ik ben veranderd. Anders kon het me niet schelen dat ik op de bank zat en verdiende ik gewoon verder mijn geld. Maar zo steek ik niet in elkaar.”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content