De aanvoerdersband, een pak goals, een eerste selectie voor de Rode Duivels. Maar ook: trainerswissels, een ondermaats puntenaantal met AA Gent, transfergeruchten en een clash met de supporters die flink werd uitgesmeerd in de media. Pelé Mboyo zat de voorbije maanden op een rollercoaster.

Vanop een afstand lijkt Pelé Mboyo misschien niet de simpelste. In de pers werd hij afgeschilderd als een karaktertje (zie verderop zijn uitleg over het voorval met Frank Boeckx). Maar bij zijn verschillende trainers, zijn ploegmaats en het bestuur van AA Gent staat hij hoog aangeschreven. “Ik had op een bepaald moment de indruk dat de media van mij een Belgische Balotelli wilden maken”, zegt hij een beetje geïrriteerd.

Hoe evalueer je het eerste deel van het seizoen ?

Pelé Mboyo: “Door een stressfractuur miste ik de voorbereiding en stond ik drie maanden aan de kant. Die blessure liep ik op in de laatste wedstrijd van vorig seizoen, de terugmatch van de barrages tegen Cercle. Bij de goal die ik maak, kun je zien dat ik naar de dij tast. Een spierscheurtje… Ik vertrok op vakantie, maar ik bleef pijn voelen en dus ben ik teruggekeerd om me te laten verzorgen door LievenMaesschalck.

“Het begin van dit seizoen was frustrerend. Vorig jaar was ik topschutter van Gent en had ik grote plannen en dan remt zo’n blessure me af. Bovendien werd de club Europees uitgeschakeld door Videoton en vertrok er ook nog eens een pak ervaren spelers…”

Je had algauw begrepen dat het een lastig seizoen zou worden?

“In het begin had ik er een goed oog in. Het bestuur besloot om de kaart van de jeugd te trekken, met Ibrahima Conté of Hannes Van der Bruggen. Ik dacht dat we een rol zouden kunnen spelen in de beker en in de competitie dicht bij het podium zouden eindigen. Maar dan vielen enkele sleutelspelers, zoals Bernd Thijs en ik, uit. Tel daarbij de vele spelers die vertrokken zijn en dan moetje bijna een heel nieuwe ploeg op de been brengen. Met jongeren om die ploeg te dragen. Ik zag al snel dat talent alleen niet genoeg is in het voetbal.”

Wanneer had je door dat het kantje boord ging worden?

“Het probleem was dat we een zogoed als perfecte voorbereiding doormaakten. De overwinningen in de vriendschappelijke wedstrijden tegen Leverkusen en Rayo Vallecano hebben de mankementen verdoezeld. Pas tegen Videoton bleek dat er wat aan de knikker was, maar toen was het te laat om nog te reageren. Maar zelfs tegen Videoton hadden we de heenmatch nog met 6-0 moeten winnen. In de competitie daarentegen zag het er algauw niet goed uit. Ik heb het gezegd tegen Michel Louwagie: ik vond dat het bestuur de lat te hoog legde. De pers ook. Wanneer Standard Witsel, Defour en Carcela verliest, spreken ze van een overgangsseizoen. Bij Gent zijn ze niet realistisch genoeg geweest, het belang van de vertrokken spelers werd slecht ingeschat. Het waren allemaal titularissen, allemaal belangrijke spelers, productief ook.”

Geen grote prater

Hoe ging Trond Sollied met die situatie om?

“Hij vroeg versterkingen in de pers, want hij wist perfect waar de gebreken lagen. Na zijn ontslag zijn we met vier spelers iets met hem gaan eten en hebben we gepraat over alles wat misliep.”

Wat blijft jou bij van Sollied?

“Op menselijk vlak heb ik veel respect voor hem. Het is geen grote prater, dat klopt, maar bij hem is iedereen gelijk voor de wet. Tegenwoordig heb je in het voetbal trainers die goed bevriend willen zijn met hun spelers. Als het dan slecht begint te gaan, verliezen ze hun geloofwaardigheid en zetten ze je aan de kant. Ik hou van eerlijke mensen en ik hoef geen vriend van de trainer te zijn om mij volledig in te zetten. Ik ben er het liefst zeker van dat ik vanwege mijn kwaliteiten opgesteld word en om niks anders, niet omdat ik op een goed blaadje sta bij de coach. Daarom hield ik zo van Trond Sollied. Op anderhalf jaar tijd heeft hij maar twee keer met mij gesproken. Ik herinner me dat ik hem eens vroeg wat mijn beste positie was. Hij antwoordde mij: ‘Het belangrijkste is dat je bij de elf zit.'”

Wordt dat gebrek aan communicatie op den duur geen probleem?

“Voor mij niet, maar sommigen hebben misschien behoefte aan wat meer uitleg. Tactisch is hij super. Zijn aanvalssysteem was gecomponeerd als een muziekstuk. Je sluit de ogen en toch weet je waar je ploegmaats zich bevinden. Dat is dominant voetbal, zegedriftig, niet gebaseerd op het spel van de tegenstrever.”

Was je verrast door zijn ontslag?

“Ja, want we stonden nog altijd dicht tegen de top zes. Maar het is de beslissing van de club en ik respecteer die. Je moet daar ook niet flauw over doen: ik ben een prof, ik ben werknemer van de club, ik heb mijn carrière, hij heeft de zijne. Ik doe mijn best voor AA Gent en dan is er weinig tijd voor sentiment.”

Fouten toegeven

Tijdens zijn korte interim bombardeerde Manu Ferrera jou tot kapitein.

“Hij kwam naar me toe en zei dat hij me aanvoerder wou maken, dat ik een leider was in de groep en dat ik die band verdiende.”

“Ja, al is dat misschien niet iets wat ik uitstraal. Net zoals Sollied ben ook ik niet fake. Ik ga op het veld niet staan schreeuwen, ik praat liever dingen onder vier ogen uit in de kleedkamer. En ik ben ook niet iemand die met brede gebaren de steun van het publiek vraagt als ik net een bal dertig meter over de lat getrapt heb. Spelers die dat doen zijn eigenlijk oplichters, ze hebben geen respect voor de fans. Echte voetballers als Lionel Messi of Cristiano Ronaldo zul je dat nooit zien doen.

“Maar in de kleedkamer schrik ik er niet voor terug om flink mijn gedacht te zeggen. Volgens het bestuur en de coach zeg ik zinnige en positieve dingen.”

Ben je soms hard in je uitlatingen?

“Ik ben nogal impulsief en tijdens de rust kan ik al eens overkoken. Ik durf mijn schoenen wel door de kleedkamer te keilen, maar verder gaat het niet. En ik verontschuldig mij elke keer. Als ik een fout gemaakt heb, heb ik er geen probleem mee om mij te excuseren. En nooit zal ik schreeuwen naar een van de jonkies in de groep. Bij Charleroi speelde ik met een paar gemene kerels samen die de jeugd saboteerden. Voor een match zeiden ze doodleuk dat ze me geen pass zouden geven. Daarom wil ik de jongeren beschermen, zoals ik deed met Benito Raman (die ondertussen naar Beerschot vertrok, nvdr) of nog altijd met Hannes Van der Bruggen. Als Hannes over enkele jaren bij een mooie buitenlandse club speelt, zou het fijn zijn dat hij kan zeggen dat ik iets voor hem betekend heb. Ik ben veel strenger tegenover een ervaren speler dan tegen een nieuweling. Omgekeerd mag men van mij ook meer verwachten dan van een jongere.”

Het is nochtans vrij ongewoon: een speler van 25 jaar, die amper twee jaar bij zijn club is, Franstalig en van vreemde origine, die dan kapitein wordt bij een grote Vlaamse club. Hoe verklaar je dat?

“Ik zie dat alleszins als een vorm van erkenning. Dat is ook de reden waarom ik deze winter niet vertrokken ben. Want dat had gekund, er was een uitstekend aanbod.”

Hadden de problemen die je kende met de supporters daar iets aan kunnen veranderen?

“Dat is iets wat de media opgeblazen hebben. Binnen de club werd daar minder heisa over gemaakt dan in een bepaalde pers. Ik heb heel veel berichten gekregen op Facebook en voor elke hatelijke boodschap waren er tientallen die me steunden.”

Ben je daar niet door uit evenwicht gebracht?

“Helemaal niet. Als dat zo was, dan had ik mij niet op die manier kunnen manifesteren op het veld. Als ik échte problemen heb in het leven, dan merk je dat immers ook op het veld. Dat was nu niet het geval.

“Ik heb toegegeven dat ik fout zat, maar een voetballer blijft een mens. Waarom slaan bij Zinédine Zidane de stoppen door in die WK-finale, terwijl hij weet dat het de laatste match uit zijn carrière is? Ik had die reactie toen omdat ik geraakt werd in mijn ego, mijn zelfbewustzijn. Toen ik in de kleedkamer kwam, zei ik al tegen mezelf: ‘Pelé, je hebt je als een idioot gedragen.’ Daarom wou ik ook meteen na de wedstrijd naar de fans. Ik wou mijn verantwoordelijkheid opnemen tegenover hen. Dat zijn mensen die ons steunen, die veel voor de club betekenen, die vaak uit de volksbuurten komen zoals ikzelf, en dus respecteer ik hen en luister ik naar hen. Ik had een koptelefoon kunnen opzetten en recht naar huis gaan, maar ik vond dat ik met hen moest gaan praten. Ik had een fout begaan en ik wou dat gaan uitleggen, zeker omdat er ook nog eens die ongelukkige penalty was.”

Ja, hoe leg je dat uit?

“Voordat ik hem nam, zei Christian Brüls me dat ik moest opletten want dat het veld er glad bijlag. Je kunt trouwens op de beelden zien dat ik wat modder van mijn schoenen schop. Maar ik ben nooit uitgegleden, het probleem was dat mijn steunvoet wat bleef steken in het slijk. Ik twijfelde even om te stoppen en een nieuwe aanloop te nemen, maar ik was niet zeker of het reglement dat toestond.

“Ik was kwaad omdat ik een penalty gemist had, maar dat was niet door arrogantie, doordat ik een panenka wou nemen of een nieuwe beweging uitvinden. Ik wou hem nemen zoals ik altijd doe, zoals tegen Beerschot onlangs nog, door te wachten tot de keeper een hoek kiest en dan met de binnenkant van de voet naar de andere hoek te trappen. Mijn match was niet om zeep door die penalty, maar door het fluitconcert dat volgde.”

De affaire-Boeckx

Enkele dagen later haalde je weer het nieuws door die kopstoot aan Frank Boeckx op training.

“Ik had net vier dagen aan de kant gestaan nadat ik een zware tackel te verduren had gekregen. Tijdens een rondootje (oefening waarbij spelers in een ronde staan en de bal naar elkaar tikken terwijl één speler in het midden die probeert af te pakken, nvdr) voelde ik dat Boeckx opgejaagd was, het was een periode dat hij niet in de ploeg stond. Op een bepaald moment doet hij een eerste tackle op een jonge speler, hij mist en tackelt opnieuw, waarbij hij mijn enkel raakt. Ik wind me op en vraag waarom hij dat doet. Hij komt naar mij toe en we staan even neus aan neus, zoals je dat in elke wedstrijd wel eens ziet. Dat is alles. Het duurde vijf seconden en toen ging hij weer weg. Er is nooit een kopstoot geweest. Men vertelt dat hij na dat incident naar het ziekenhuis moest, maar dat klopt niet. Hij is woedend naar binnen gegaan en trapte in de kleedkamer tegen een vuilnisbak, waarbij hij een teen brak. Ik heb nooit een probleem gehad met Frank. Integendeel, we komen goed overeen en ik heb hem altijd gesteund.”

In de kranten stond nochtans een heel ander verhaal. Je zou denken dat er een mol is in de kleedkamer…

“Ik mag dan al veel vrienden hebben in het voetbal, er zijn ook altijd smeerlappen. Sommigen zijn niet zo blij met mijn succes. Maar ik verwacht niets van hen. Ik ben ook niet in de pers gaan zeuren om mijn versie van de feiten kwijt te kunnen. Je leert uit zulke zaken. Vanaf nu zal ik minder naïef zijn. Ik heb mijn moeder gezworen dat ik niet meer uit de pas zou lopen. Ze heeft van dat voorval met Boeckx gehoord toen ze op weg was naar haar dokter. Ik wil niet dat ze dat nog eens meemaakt.”

Wat als je geprovoceerd wordt?

“Op het veld reageer ik nooit op provocaties. Je zult me nooit zien praten of een klap geven. Ik heb één keer rood gehad in mijn carrière, in Eupen, toen ik bij een Zidanebeweging op de voet van een tegenstander had getrapt – en ik heb daar ook voor geboet. Bij de arbitragecommissie waren ze verrast dat ik niet geprotesteerd had toen ik die kaart kreeg. Maar heeft al eens iemand een scheidsrechter zien terugkomen op zo’n beslissing? Dat gebeurt nooit. Ik herhaal het: ik ben echt geen kwaaie jongen op het veld en evenmin erbuiten. Ik speel geen komedie en ik laat me niet vallen. Ook al trappen ze me aan, als ik rechtop kan blijven, dan doe ik dat ook. Maar misschien moet ik wat geniepiger worden…”

Volgend seizoen

De komst van Víctor Fernández en enkele nieuwe spelers lijkt de club weer op het goede spoor te hebben gezet. Wat vind jij van de Spaanse coach?

Fernández, dat is klasse. De trainingen zijn gevarieerd, elke keer maakt hij ons een ander thema duidelijk. Hij weet perfect wat hij doet en waarom. Hij laat ons geen passes geven gewoon om passes te geven. Hij is charismatisch en erg gefocust. Vooraleer hij de groep toesprak had hij van elke speler een video van drie uur bekeken. Hij kende ons al beter dan een ervaren trainer van hier. Ondanks zijn grote carrière en zijn palmares komt hij hier zijn eer op het spel zetten en je ziet gewoon dat hij wil slagen. Als het bestuur de mogelijkheid heeft om met zo’n trainer door te gaan, dan zou ik in hun plaats geen seconde twijfelen.”

Niet dat het jou eigenlijk nog aangaat, want er schijnt toch een overeenkomst te zijn tussen jou en het bestuur wat volgend seizoen betreft?

“We zijn tot een vergelijk gekomen en aan het einde van het seizoen zou iedereen daar goed bij moeten varen. Als alles verloopt zoals voorzien, dan vertrek ik in juni naar het buitenland. Maar in het voetbal zijn er geen zekerheden, mijn toekomst hangt alleen van mezelf af.”

Er werd ook verteld dat je van je moeilijke positie rond het jaareinde geprofiteerd hebt om een transfer te bedingen…

“Ik heb altijd gezegd dat ik niet langs een achterpoortje wou vertrekken. Ik ben geen zwakkeling, ik heb het niet nodig om zo’n situatie uit te buiten om te vertrekken. Zo zit ik niet in elkaar. Er waren nochtans genoeg mensen met slechte bedoelingen, managers van andere clubs, mensen uit het voetbalwereldje, die me aanspoorden om die situatie toch maar uit te buiten. Er was interesse, maar AA Gent maakt duidelijk dat ik niet weg mocht. Voorzitter Ivan De Witte en Michel Louwagie hebben me kunnen overtuigen. Mijnheer De Witte is een fantastische mens. Hij heeft me gesteund toen ik in nesten zat. De avond voor de bekermatch op Anderlecht ontving hij me om halftwaalf ’s avonds in zijn bureau om een oplossing te zoeken. Hij had me aan de kant kunnen schuiven, ervoor zorgen dat ik die match niet zou spelen, maar integendeel: hij heeft me geholpen. Ik ben hem dankbaar en ook de club, die ervoor gezorgd heeft dat ik kapitein kon worden en Rode Duivel. Geld is niet alles in het leven. En als ik blijf vooruitgaan, zal ik zeker een nieuwe kans krijgen. Ik wil ook niet naar het buitenland om na zes maanden met hangende pootjes terug te keren, zoals bepaalde Belgische spelers die hier als sterren werden beschouwd.”

Je hebt veel vertrouwen in je eigen kunnen.

“Ik daag mezelf voortdurend uit, ik wil altijd weten waar mijn grenzen liggen. Door wat ik al meegemaakt heb, ben ik ook niet bang om eens op mijn gezicht te gaan. Als men mij vier jaar geleden had gezegd dat ik nu hier zou staan, had ik dat nooit geloofd.” ?

DOOR THOMAS BRICMONT – BEELDEN: CHRISTOPHE KETELS / IMAGEGLOBE

“Ik ga op het veld niet staan schreeuwen, ik praat liever dingen onder vier ogen uit in de kleedkamer.”

“Ik heb mijn moeder gezworen dat ik niet meer uit de pas zou lopen.”

“Ik had de indruk dat de media van mij een Belgische Balotelli wilden maken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content