Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

In Marco van Basten schuilt een idealist én een realist. De jonge bondscoach van Nederland probeert visie met resultaat te verzoenen, maar misschien nog niet in Duitsland. ‘Het doel was EURO 2008.’

Als leeftijd – lees : ervaring – belangrijk is, was hij nu geen bondscoach. Eenenveertig is hij en ervaring als clubcoach heeft hij niet. Toch niet als hoofdcoach van een eerste elftal, en verder ook nauwelijks. “Wel, ik heb ervaring als spéler”, antwoordt Marco van Basten laconiek. “Dat helpt. Het is moeilijk om van jezelf te zeggen of je een goede bondscoach bent. Misschien zal het oordeel later zijn : ‘Hij viel te licht uit voor de job’, maar dat moeten we afwachten. Ik doe mijn best.”

De Nederlandse bondscoach zit tegenover een half dozijn vertegenwoordigers van evenveel Europese sportbladen. Discreet in de achtergrond zit zijn assistent. Het gesprek was aanbeland bij de vraag wie de leiders zijn in zijn selectie. Van Basten haalt het belang van spelintelligentie aan. “Vaak komt dat met de leeftijd, maar sommigen hebben het al op hun twintigste, dat ze het zien én het kunnen overbrengen.”

Of Raphaël van der Vaart zo’n leider is, wil de Duitser aan de tafel weten, want het wispelturige talent voetbalt voor Hamburger SV tegenwoordig. Van Basten : “Van der Vaart is iemand die weet hoe het spel gespeeld moet worden en die nu beetje bij beetje invloed begint te hebben op de twee, drie spelers rond hem. Van zodra dat er tien zijn, ben je een topper.”

Of het zo hard is bedoeld als het klinkt, valt niet af te lezen van zijn gelaat : hij zegt het zonder een spier te vertrekken. Bekend is dat Van Basten lak heeft aan reputaties. “Hij is nogal zwart-wit”, zal John van ’t Schip, zijn 42-jarige assistent, na afloop van het interview zeggen. “Dat weet hij zelf ook. Over veel zaken denken we hetzelfde, maar toch zijn we verschillend. Marco is directer dan ik : als hij een speler goed vindt, bijvoorbeeld, zal hij hem meteen willen selecteren. Ik zeg dan : wacht nog even. Door dat verschil passen we goed bij elkaar. We werken goed samen, maar op het eind neemt hij wel de beslissingen. Hij moet ze uitleggen aan de spelers en dat kan je niet als je er niet zelf achter staat.”

Beide prille veertigers zijn vrienden en voetbalden voor slechts twee clubs. Debuteren deden ze in hetzelfde seizoen 1981/82 bij Ajax, hun carrière beëindigden ze in Italië : Van Basten bij AC Milan, Van ’t Schip bij Genoa. Mei 1993 speelde Van Basten zijn laatste wedstrijd, twee jaar later volgde het officiële afscheid. Versleten enkels. Hij verdween uit de voetballerij en legde zich toe op de golfsport. Nogal fanatiek, zo blijkt uit zijn handicap : vijf. “Nog beter doen wordt moeilijk. Ik speel ook niet zo vaak meer. Minder tijd. Pijn in mijn enkels ook.”

Een vriend als adviseur

Van ’t Schip werd jeugdtrainer bij Ajax, probeerde het nadien even als hoofdtrainer van FC Twente, maar een onverdeeld succes was dat niet en hij keerde terug naar de Amsterdamse jeugd. In 2003 werd Van Basten, die dan toch stage was beginnen lopen, zijn assistent. Van ’t Schip : “Ik heb Marco zelf nog voorgesteld. Zo’n man is een geschenk voor een club, een statement naar de spelers ook. Na dat eerste jaar was het de bedoeling dat we de rollen omdraaiden. Logisch dat hij de eerste man is. Alle aandacht gaat nu naar hem : ik heb daar niet de minste moeite mee.”

Van Basten : “Toen ik als trainer begon, dacht ik niet dat ik al na één jaar bondscoach zou worden. Dat was erg vreemd. John en ik werkten met het tweede van Ajax, we vonden het fijn en we dachten aan niks anders. Na dat eerste jaar was er het EK in Portugal, waar veel kritiek kwam op de spelwijze van het Nederlandse elftal en op bepaalde mensen. Plots belde er iemand van de KNVB met de vraag of we wat zagen in de job. Ik was buitengewoon verbaasd. Ik sprak erover met John, maar zag het niet meteen zitten. Pas na een dag of tien en een gesprek met Johan Cruijff bedacht ik welke mooie kans dit was. Als bondscoach heb je veel tijd : dat is een voordeel om in het vak te stappen. Evengoed kan je opmerken dat je meteen een enorme verantwoordelijkheid draagt.”

Het advies van Johan Cruijff was mee bepalend. Cruijff is van jongs af bepalend geweest in de vorming van hun voetbalfilosofie. De beste Nederlandse voetballer ooit treedt op als adviseur van Oranje. Van Basten : “We kunnen hem altijd bellen. Hij geeft zijn mening, maar wij blijven de verantwoordelijkheid dragen voor de beslissingen. Zijn mening doet er nog steeds toe in Nederland. Hij was een groot voetballer, is intelligent en heeft altijd iets interessants te zeggen. Ik heb hem meegemaakt als ploegmaat, als trainer en nu als vriend. Dat is een voordeel.”

Het nakende WK in Duitsland roept onwillekeurig herinneringen op aan het vorige WK in wat toen, in 1974, nog West-Duitsland heette. Nederland verloor de finale van het gastland (2-1), maar in het collectieve geheugen is het altijd het toernooi van Oranje gebleven. Wie zei ook alweer dat dát misschien nog belangrijker is dan de eindzege ? Van Basten : “Dat was Johan Cruijff, dacht ik.”

Denkt hij er ook zo over ? Na een lichte aarzeling : “Het is belangrijk dat je goed voetbal brengt en de mensen vermaakt, maar het is ook belangrijk dat je probeert te winnen. Ik sta ergens tussenin : het is eerlijk als goed voetbal wordt beloond met een overwinning. Niet alleen voor het voetbal op zich, maar ook omdat de zege dan terecht is en niemand ze achteraf in twijfel kan trekken. Ik hoop dat de beste wint.”

Sinds hij op 29 juli 2004 Dick Advocaat opvolgde, transformeerde het Nederlandse elftal in de perceptie van zijn landgenoten in een zakelijk en degelijk team. Van Basten vestigde een nieuw Nederlands record door met Oranje zestien keer op rij ongeslagen te blijven. De nederlaag in het vriendschappelijke duel tegen Italië (1-3) op 12 november 2005 brak die reeks af. Goed om de verwachtingen niet te hoog op te schroeven voor het WK, maar zo ziet Van Basten het niet. “Als je goed bent en je wint, dan moet je dat niet laten liggen. Maar dit was een interessant duel omdat bij ons enkele spelers er voor het eerst bij waren. Sommigen waren goed, anderen niet. Dat weten we nu.”

Teambelang boven alles

Na het EK in Portugal haakten enkele gelouterde internationals af. Van Basten liet een stoet onervaren, jonge spelers de revue passeren. “De start was niet gemakkelijk”, zegt hij. “Het doel was EURO 2008, maar omdat we het goed deden in onze kwalificatieronde, staan we nu al op het WK. Dat is bonus, maar de ploeg is nog steeds jong en onervaren. Het zou dus niet fair zijn om nu al veel te verwachten van dit elftal.”

De verjonging gebeurde niet alleen noodgedwongen. Van Basten besliste ook zelf om enkele namen, zoals Clarence Seedorf, niet meer op te roepen. “Volgens ons waren bepaalde spelers met naam en ervaring vervangbaar door anderen die beter in het team pasten”, verduidelijkt hij. “Daar staan we nog steeds achter. Ik vind het buitengewoon belangrijk dat een speler in de eerste plaats voor het teambelang speelt en niet voor zichzelf. Het is de enige manier waarop een land als Nederland op een groot toernooi een rol van betekenis kan spelen. Wij zíjn niet zo goed als Brazilië of Argentinië, waar men kan putten uit een enorm reservoir van kwalitatief hoogstaande spelers. Wij moeten het hebben van de collectiviteit.”

Maar, wil Van Basten ook gezegd hebben, een trainer heeft ook spelers nodig die het verschil maken. Zoals Arjen Robben. “Robben is individueel sterk, maar werkt ook voor het team. Je mag nog zo hard aan het positiespel werken, als er niet iemand boven uitsteekt, heb je alleen maar positiespel zonder meer. De aanvallers moeten het verschil maken. Middenvelders dienen vooral om te waken over het evenwicht in de veldbezetting.”

Over dat evenwicht heeft hij leren nadenken als coach. “Als speler was ik goed, technisch vaardig, maar ik was ook afhankelijk van de ballen die ik kreeg. Daarom was het collectief zo belangrijk en daarom denk ik nu, meer dan als speler destijds, na over hóé we spelen. Ik wil ballen zien waar aanvallers iets kunnen mee doen.”

De grootste uitdaging als bondscoach lag erin dat hij zou kunnen werken met de beste spelers van Nederland. “Het tweede team van Ajax is goed, maar niet zo goed als wat ik als speler gewoon was”, is hij eerlijk. “Bovendien heb je als bondscoach veel tijd, veel vrije tijd ook. Daar ben ik erg op gesteld : je kunt er enkele dagen tussenuit knijpen ook. Maar als ik iets doe, is het wel altijd om te winnen.”

Het is het voordeel van een bondscoach dat hij spelers kan kiezen volgens de kwaliteiten die hij voor ogen heeft. “Dat is een luxe”, beaamt Van Basten, maar in zijn hart is hij toch meer een clubcoach, is de indruk. “Het grote verschil is dat een bondscoach te weinig tijd heeft. Maar verder is het ook werken met spelers, ook nadenken over wat je wilt bereiken. Alleen is je invloed kleiner dan in een club. Ik heb de wijsheid ook niet in pacht : op het eind is het altijd de verantwoordelijkheid van de speler. Ik verwacht dat ze hun best doen op het veld, meer niet. Vorm is iets lastigs om invloed op te hebben. Dus heb je een slechte dag, hou je dan gedisciplineerd aan je taken zodat je geen zwakke schakel wordt in het elftal.”

Tussen droom en daad ligt soms een wereld van verschil. Een trainer heeft niet alles in de hand. Van Basten : “Als je je werk goed hebt gedaan, weet iedere speler normaal wat hij moet doen. Maar voetbal is niet zoals theater : je hebt te maken met een tegenstander die er alles aan doet opdat jij het níét goed doet.” Voor frustraties op de bank zorgt dat niet, zegt hij. “Als ik het gevoel heb dat ik er alles aan heb gedaan, kan ik niet boos of zenuwachtig worden. Natuurlijk is het beter om op het veld te staan, maar dat gaat helaas niet meer.”

Idealisme versus realisme

Het is een vierjaarlijks weerkerende klassieker : zal het WK nieuwe tendensen te zien geven ? Van Basten hoeft er niet over na te denken. “De laatste vijftig jaar hebben we alles gehad”, zegt hij. “Wat vooral veranderd is, is het leven van een voetballer : er zijn veel meer wedstrijden en er is veel meer media-aandacht dan in mijn tijd. Verder duurt een wedstrijd nog altijd negentig minuten en speel je met elf spelers. Alleen wordt er op kleinere ruimtes gespeeld, dus het gaat sneller en het is fysieker geworden. Moderne voetballers moeten intelligent en fysiek goed voorbereid zijn, maar technisch en tactisch is het precies zoals tien of zelfs dertig jaar geleden.”

Wie voetbalt, is er ooit mee begonnen omdat hij van het spelletje houdt, zegt Van Basten. Toch is er meer dan de romantiek. De woorden van Cruijff over de verloren WK-finale in 1974 blijven de bondscoach dwars zitten. “Kijk, je kunt het op twee manieren uitleggen. Als je wint, heb je niks aan deze discussie. Word je tweede, maar speelde je goed, dan heb je de harten van het publiek veroverd. Dat is een troost, maar een schrale troost. Als ik mag kiezen, dan toch liever het resultaat.”

Maar ook dat is niet alles – het rondetafelgesprek blijft steeds weer op hetzelfde thema terugkeren. Van Basten : “Als je wint, was alles goed en als je verliest, alles slecht : dat klopt niet. Wie alleen maar aan winnen, winnen, winnen denkt, krijgt problemen. Het belangrijkste is dat je een duidelijk idee hebt van waar je met elkaar naartoe wil, wat je wil bereiken en hoe. De resultaten volgen dan wel. Zo moet je het benaderen volgens mij, en niet omgekeerd. Als ik alleen maar zit te hopen dat we winnen en niet verliezen, is dat niet goed voor mijn gezondheid, noch voor wat je te zien krijgt. Ik wil winnen en ik wil goed voetbal brengen. Dat betekent : het initiatief hebben als het even kan, want als ik alleen maar verdedig, is het ook niet leuk zitten op die bank. Daaraan werk ik dus, daarover praat ik met de spelers.”

De naam van Barcelona valt. Van Basten : “Daar wordt goed werk geleverd. Op de lange termijn betaalt zich dat uit. Het is alleszins de manier waarop de mensen voetbal gespeeld willen zien. Je moet dus idealen hebben, maar als er nooit resultaat is, raak je ook gefrustreerd. Ik wil altijd winnen, dat is logisch, maar ik kan aanvaarden dat ik verlies. Dat maakt deel uit van het spel. Je hebt twee ploegen en op het eind is er iemand die verliest. Ik ben dus niet bang om te verliezen. Wie bang is, verspilt nutteloze energie. Dat heb ik ook tegen John gezegd : als we een goed toernooi spelen, maar we verliezen tegen een tegenstander als Henry, Messi of Ronaldinho die sterker was, dan kan ik daarmee leven. Ik zal ze de hand schudden en erkennen : jullie waren beter.”

En zo omarmen begin en eind van dit verhaal elkaar ten slotte in het antwoord op de vraag of hij nu een idealistische of een realistische coach is. Van Basten : “Allebei. Een bondscoach die al een lange carrière als clubcoach achter zich heeft, is zijn idealen misschien kwijt. Misschien ben ik daarom nog altijd een idealist.”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content