‘Als ik een boek zou moeten schrijven, zou de titel luiden : Tot boven de knieën in het slijk, dat stapt heel moeilijk.’ Gewezen ondervoorzitter van SK Beveren Georges De Colfmaeker over zijn strijd tegen kanker. ‘Je moet niet te flauw zijn voor jezelf.’

Vorige week dinsdag vierde Georges De Colfmaeker zijn 56ste verjaardag. Hij keek ernaar uit, de gewezen ondervoorzitter van SK Beveren. Met enige voorzichtigheid. Sinds hij weet dat hij aan longvlieskanker lijdt, is plannen op lange termijn niet meteen iets wat hij nog veel doet. Liever leeft hij van dag tot dag, genietend van de kleine dingen. Ontroerd is hij ook, door de steun die hem bereikt. Steun zoals die van de supporters van SK Beveren, club die hem na aan het hart ligt en die hij een paar jaar geleden redde van het faillissement. Op de website van de club zijn ze hem niet vergeten. Sommigen willen dat een tribune naar hem wordt genoemd, anderen willen de Klapperstraat veranderen in de Georges De Colfmaekerstraat. Een glimlach speelt op zijn gezicht. “Echt waar ? Dat doet deugd. Ik ben de supporters dankbaar voor de steun die ze me geven in deze moeilijke periode.”

Al een tijdje hangt die steun, verwoord op een spandoek, bij thuismatchen aan het hek van een tribune. Als het kan, gaat hij nog kijken naar thuiswedstrijden. Als de gezondheid het toelaat, want De Colfmaeker leeft op geleende tijd. Een extraatje, legt hij uit : “Ik ben na het feest dat ik in december voor de vrienden gaf, even heel slecht geweest. Zes dagen niet geweten dat ik nog leefde. Was het coma of wat anders, ik weet het niet. Ik had thuis plots last van zuurstoftekort, de diagnose was : een longontsteking. Toen ik in het ziekenhuis aankwam, zei de dokter : ‘Willen we beginnen met euthanasie ? Daarop ben ik in een coma geraakt. Rare dromen heb ik gehad : ik zat tussen SS-ers, was slaaf in Egypte. Ik zag voortdurend spiegelbeelden, riep verpleegsters, maar die antwoordden nooit. Het witte licht heb ik niet gezien, het zal het moment nog niet geweest zijn, denk ik maar. Gelukkig reageerden mijn vrouw en mijn zoon anders op het verzoek van de dokter of ik liep hier al vier maanden niet meer rond. De vraag is dan ook : waar begint euthanasie ? Wanneer is iemand daar klaar voor ? Ik heb het via de officiële weg aangevraagd, van mij mag het. Ik wil niet wachten tot ik 39 kilo weeg en lig te kronkelen van de pijn. Maar in dit geval reageerde de dokter toch iets te snel. Dat zijn zware beslissingen, ik weet het. Mijn jongste zoon is pas 24. Die is tegen mij komen zeggen : ‘Papa, ik kan je nog niet missen’, waarop ik mijn ogen opende en ben beginnen wenen. Zegt men, want ik weet daar niks van. Maar ergens zal me dat wel kracht hebben gegeven om te blijven vechten. ( stil) Ze waren zelfs boos op mijn vrouw en mijn zoon, omdat die wilden dat ik toch nog aan de machines ging hangen, terwijl er geen plaats was … Mijn huisdokter heeft me gered. Hij zei : ‘Zo slecht kan hij toch nog niet zijn, ik heb hem pas veertien dagen geleden op controle gehad.’ Een goeie dokter. Ik heb overwogen om naar Amerika te gaan, omdat iedereen dat als het land van de onbeperkte mogelijkheden ziet. Maar ik heb alles geverifieerd en ik concludeer dat we hier zeker even ver, zoniet verder staan dan in Amerika.”

Asbest in de fabriek

Hoe komt een mens aan longvlieskanker ?

Hij zucht : “Ik ben heel mijn leven pionier geweest in het kleuren van aluminium. Mijn eerste zaak moest ik om privéredenen verkopen. Met mijn eerste vrouw kende ik immers wat tegenslag. Op een bepaald moment kreeg zij multiple sclerose. Om haar te genezen reisde ik de hele wereld af. Naar Colmar in Frankrijk, naar Italië, tot in Amerika toe. Ik had ergens gelezen in een boekske dat het inspuiten van het gif van een cobraslang hielp. Ze werd daar ook een tijdje beter van. Maar financieel kon ik dat moeilijk dragen : dat soort dokters zijn charlatans en van het ziekenfonds trek je daar niks van terug. Om de verplaatsingen te vergemakkelijken kocht ik zelfs een appartement in Ford Lauderdale, Florida. Toen we terugkeerden naar België ging het fout. Ze trok in bij haar moeder en ik moest onderhoudsgeld betalen. Per maand 178.000 frank, op het einde van de jaren zeventig … Ik heb daardoor mijn zaak moeten verkopen.

“In 1986 ben ik opnieuw begonnen, samen met André De Roij. In het begin met opnieuw veel tegenslag, mijn collega is eens van zeven meter hoog naar beneden getuimeld. Van het procédé wist ik alles, maar niet hoe een oven in elkaar zat. Daarom maakten we veel fouten. Oven en ketting verkeerd gebouwd, alles opnieuw moeten afbreken, een Franse aannemer die failliet ging : we hebben nogal wat watertjes doorzwommen voor er geld binnenkwam. Maar uiteindelijk is onze fabriek in Boom, in de oude steenbakkerij, toch beginnen draaien. Daarop hebben we in Tisselt oude gebouwen van Eternit gekocht. Daar is het, denk ik, dat ik mijn ziekte opdeed. Longvlieskanker kan worden veroorzaakt door onbeschermd werken met asbest. In die fabriek lag het er vol van. Er was toen al wel discussie over de gevaren van asbest en er bestonden richtlijnen voor het verwijderen ervan, maar je liep daar niet de hele dag tussen met maskertjes op. Bovendien heb ik heel mijn leven gewerkt, eerst bij mijn vader en daarna in mijn bedrijf, met zwavelgassen … Afzuigkappen en dergelijke, dat telde niet veel mee, het ging ons om productie …”

Onder het werkvolk

Als hij een boek zou schrijven, zegt hij, moet de titel luiden : Tot boven de knieën in het slijk, dat stapt heel moeilijk. De Colfmaeker : “Ik heb wat meegemaakt. Maar anderzijds wil ik de zageman niet uithangen, want ik heb een stuk van de wereld gezien. Veel gereisd, goed geleefd. Ik heb mijn kaartje kunnen leggen, had mijn voetbal, … Wel was ik altijd het liefst onder het werkvolk, in een gewone bruine kroeg waar al eens een vloek valt.

“Toen ik in het voetbal stapte, verklaarden de meeste zakenmensen me gek. Maar mocht ik kunnen herbeginnen, ik weet niet of ik het niet opnieuw zou doen. De vriendschap, de erkenning die je krijgt … Beveren ligt me nog nauw aan het hart. Veel respect voor Frans Van Hoof. We moesten amper wat anders doen dan problemen oplossen, maar die man is geen rat, die springt niet weg. Mocht ik niet ziek zijn geworden, ik was nooit uit de club gestapt. Maar ik had nu andere katten te geselen, mijn hoofd stond niet meer naar Beveren.

“Met mijn derde vrouw trouwde ik twee jaar geleden, maar we zijn wel al dertien jaar samen. Yola is heel goed voor mij. Ik zal je zeggen : je derde vrouw, je bent geen kind meer, je kijkt al iets anders naar ‘de liefde’… Met mijn tweede vrouw kende ik niet veel geluk. Ik had daarom wat schrik om nog eens te herbeginnen, maar het is heel hard meegevallen. Ze verzorgt me heel goed, ik kan me geen betere verpleegster inbeelden. Ze voert me overal rond, want ik kan niet meer met de auto rijden. Yola is gemeenteraadslid voor het Vlaams Belang in Beveren. Een Vlaamse in hart en nieren.”

Beveren raakte er weer bovenop door Afrikaanse voetballers, die luid werden aangemoedigd toen het nog goed ging, en toch is dat Vlaams Belang zo populair in de stad. Vindt hij dat niet contradictoir ? De Colfmaeker : “Helemaal niet. Het Belang is niet tegen negers, maar wel tegen mensen die naar hier komen en misbruik maken van het systeem, van België, waar anderen heel hun leven voor werkten. Ik ben van huis uit een VLD’er, maar ik vind het Belang hard nodig. Net zoals de groenen op een bepaald moment hard nodig waren. Voor het evenwicht.”

Stemt hij zelf Vlaams Belang ? De Colfmaeker : “Dat is privé, dat heeft met dit gesprek niks te maken. Maar ik kan u wel het volgende zeggen : mijn ziekte heb ik ontdekt toen ik aan een project in Afrika werkte. In Burkina Faso wilden we een waterput sponsoren, zoals de broer van mijn vrouw al deed. Je helpt er snel een paar duizend mensen mee die niet langer kilometers met emmertjes moeten zeulen. Toen we moesten vertrekken, sukkelde ik met een zware verkoudheid. ‘Bronchitis’, was de diagnose. Omdat ik ginder niet in de kliniek wilde belanden, trok ik naar het Tropisch Instituut. Daar ontdekten ze dat er water op mijn longen zat. Op de spoedafdeling zagen ze dat in dat water kankercellen zaten. Ik ben dus nooit tot in Burkina Faso geraakt. Het longvlies werd vastgelijmd en al anderhalf jaar krijg ik chemo. Daarmee gaan we nu voorlopig even stoppen, omdat ik te zwak word. Mijn spieren sterven af, ik kan nog amper stappen.”

Georgy & de Nightbirds

Hoe gaat een mens daarmee om ? De Colfmaeker : “Soms moeilijk. Voor mijn verjaardag kreeg ik een wandelstok van mijn vrouw. Dan gaat er wel wat door je heen, hoor, zo’n cadeau voor je 56ste. Een normaal mens heeft dan nog 20, 25 jaar om te genieten van het leven, maar zo is het niet. Anderzijds : ik weet wel waar ik voor sta. Ik heb het nu al anderhalf jaar, de meesten zijn op twaalf, dertien maanden weg. Ik drink nog mijn pintjes, kom nog buiten, ga nog naar het voetbal, eigenlijk heb ik niet te klagen …”

Toen hij ontwaakte uit zijn coma, begon hij naar verluidt meteen te zingen. De Colfmaeker : “Om te zingen heb je niet veel nodig, wat zuurstof volstaat. Geen aria’s hé, wel een stukje – de hele tekst ken ik niet – van Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen. Ik kom uit Gaverland, hé, een bedevaartsoord in het Waasland. Toen ik klein was, verhuurde ik daar plaats om fietsen te stallen. Twee frank per plaats. ( lacht) In de meimaand stond het er vol met kraampjes, schommels en een kindermolen. Altijd heb ik gesjacherd, was ik bezig met geld verdienen. Pas zestien was ik, toen mijn vader me van school haalde. Tussen het werk voor hem door verkocht ik deurtrekkers. Ik zat toen op school bij de jezuïeten van het Xaveriuscollege, maar mijn vader kreeg een hartinfarct en ik was thuis nodig. Met je vader werken raad ik iedereen af. Je kan toch nooit goed doen. En hoge looneisen kan je ook niet stellen. ( stil) Met mijn zoons ben ik heel anders, lang niet zo hard. Ik heb geprobeerd om al mijn kinderen in een zaak te steken. Op dit moment lukt dat bij vier van de zes.”

In de living hangt een foto van zijn broer Albert. Die is al overleden. ( stil) “Hij was gehandicapt. Toen ik nog in een orkestje speelde, nam ik hem overal mee. Tot ik getrouwd was, heb ik met hem op mijn arm gelopen.”

Zijn ogen glimmen als hij aan dat deeltje verleden terugdenkt. “We speelden voornamelijk muziek uit de jaren zestig, met twee blazers erbij. Heel veel soul, WilsonPickett, Otis Redding, dat soort dingen. We hadden een paar eigen nummers, maar de meeste waren covers. De Nightbirds heette ons orkest. Georgy & de Nightbirds … ( grijns) Ik was Georgy, zanger en slaggitarist. We hebben zelfs wat platen opgenomen en tienernamiddagen gehouden. In Kallo, van twee tot zeven. Met volle bussen kwamen ze kijken. Een balorkest in een zaal, maar niet voor trouwfeesten, daarvoor was het orkest te groot. Populair bij de vrouwen ? ( lacht) Ik had een tijd weinig problemen, laat het ons zo zeggen. We hadden toen allemaal een lief, maar op de duur zongen we met een zonnebril op, zodat onze vriendinnen niet zagen naar wie we keken. Anders vlogen de handtassen op de dansvloer. Een prachtige tijd. Eén bepaald jaar hadden we 150 contracten, dat is bijna voltijds, vrijdag, zaterdag, zondag en tijdens de kermissen in de week.”

Don Jorge

Hoe reageert zijn directe omgeving op wat nu gebeurt ? ( stil) “Soms moeilijk. Ze pakken het allemaal anders op. Mijn stiefdochter heeft precies de ernst van de zaak nog niet goed door, maar de anderen zijn volwassen genoeg om te weten dat er een moeilijke periode aanbreekt. De jongste heeft er het meeste problemen mee, voor hem ben ik dan ook moeder en vader tegelijk geweest. Hij is een beetje een fils à papa. Maar wat ik kon regelen, is al geregeld.”

Vond u dat niet moeilijk ?

De Colfmaeker : “Ik heb het kort gehouden, alles na elkaar, in één keer door de zure appel heen gebeten. Dat is niet makkelijk, je eigen boel weggeven, iets waar je zo lang aan bouwde. ( stil) Projecten op termijn maak ik niet meer. Graag zou ik nog een keer naar Tenerife gaan … Mijn vrouw wilde naar de fjorden van Noorwegen, maar dat zie ik niet zitten. Ik voel me heel gelukkig in Tenerife. Don Jorge.”

Bent u bang voor de dood ?

( snel) “Neen. Wel voor pijn. Ik weet wel, daar bestaat morfine tegen, maar als de levenskwaliteit eronder gaat lijden, neem je beter afscheid. De dood … Eerlijk gezegd heb ik daar nog niet zoveel aan gedacht. Iedereen moet sterven, het is alleen te vroeg natuurlijk. Maar ik kan me erop voorbereiden. Marc Van Beek, ex-voorzitter van Beerschot, kon dat niet. In januari zat hij tijdens Beveren-Beerschot bij ons aan tafel en anderhalve week later was hij al begraven. Hartstilstand. Die man heeft niks kunnen voorbereiden.”

Kan u nog genieten van de dagelijkse dingen ? Het mooie weer ?

De Colfmaeker : “Minder dan anders. Ik moet enorm voorzichtig zijn, opletten dat ik niet verkouden raak, maar een terrasje laat ik niet liggen. Je moet ook niet te flauw zijn voor jezelf… ( weerbaar) Moet ik hier depressief de hele dag mijn kop laten hangen ? Dat verandert niks aan de situatie. Ik heb mijn hele leven lang moeilijke situaties gekend. Dit is een van de meest cruciale. Het probleem is : hier kan je niet tegen vechten. Je moet het aanvaarden en van elke dag iets maken.”

Kijkt u nu wat meer terug op het leven ?

“Ja, zeker als je alleen bent. Ik moet veel rusten, lig vaak alleen in bed en dan zie je momenten uit je leven terug die belangrijk waren. Keerpunten. Eigenlijk is het leven een film.”

Is geloof een houvast ?

“Op mijn manier wel, ja. Ik geloof niet in het instituut kerk, in alles wat mensen hebben gecreëerd, wel in iets na de dood. Je hoort of leest wel eens iets over reïncarnatie, ik ga mee in die richting. Niet dat we terugkeren op deze wereld, maar ik denk wel dat onze energie ergens in een soort massa wordt verzameld. Maar wat daar dan mee gebeurt …”

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content