Ver weg van de mediagekte rond Youri Tielemans, Anthony Vanden Borre en Aleksandar Mitrovic bouwt Chancel Mbemba aan zijn eigen veelbelovende carrière. Misschien is híj wel de beste Anderlechtspeler van het jaar? Een gesprek.

Chancel Mbemba (20) is een van die persoonlijkheden die zich, zeker op mediavlak, op de achtergrond van de Jupiler Pro League beweegt. Nochtans is het moeilijk om in onze competitie een meer getalenteerde en completere verdediger te vinden dan de Congolees van Anderlecht. Nadat hij een knap eerste volledig seizoen afwerkte in het paars-witte shirt, gaat hij nu op hetzelfde elan verder: één tegen één haast niet te passeren, nauwkeurige crosspasses van meer dan veertig meter en puur op techniek de aanval mee op gang brengen. Het is al van Vincent Kompany geleden dat een verdediger de Brusselse aanhang zo verwende.

Waarom ben jij zo weinig bekend?

Chancel Mbemba: “Ik ben hier niet om mijzelf te promoten in de pers, ik ben hier om Anderlecht te dienen. Ik denk dat ik best trots mag zijn op mijn eerste seizoen, bekroond met een landstitel. Daar draait het toch om? Mijn club en mijn job, dát zijn de dingen die me bezighouden. Chancel, il est comme ça.”

Had je durven dromen dat je profdebuut zo voorspoedig zou lopen?

“Ja. Ik heb altijd sterk in mezelf geloofd. Ik wist dat als ik een kans zou krijgen, dat ik die niet mocht laten schieten, want bij een club als Anderlecht zijn die kansen schaars. Ik heb ze gegrepen en nu ben ik vertrokken.”

Was je nerveus voor je allereerste competitiewedstrijd, eind juli 2013 tegen Lokeren?

“Helemaal niet. Met de nationale ploeg van Congo heb ik al in een stadion voor tachtigduizend uitzinnige supporters gespeeld.”

Welk parcours heb je in je vaderland afgewerkt?

“Niet de klassieke weg. Mijn eerste voetbalpasjes zette ik op achtjarige leeftijd, een jaar later kreeg ik mijn eerste voetbalschoenen. Ik begon bij een echt familieclubje, AS Mputu, dat in derde klasse speelde. Daarna vertrok ik naar MK Etanchéité. Vervolgens werd ik opgepikt door de nationale beloftenploeg van Congo, waarvoor ik drie wedstrijden moest afwerken. Het werden er uiteindelijk twee: tegen Burkina Faso en Gabon. Die tegen Marokko miste ik omdat Anderlecht me liet overkomen. In Brussel heb ik dan een testperiode van zes maanden doorlopen.”

Had je schrik van die reis naar Europa?

“Helemaal niet, aangezien het een grote droom was om hier te spelen. Zeker als je ziet wat Dieumerci Mbokani bereikte bij Standard en Anderlecht. Wanneer spelers zoals Shabani Nonda (ex-Monaco en Galatasaray, nvdr) naar Congo terugkeren, worden ze aanbeden als goden. Je ziet hen op twintig meter van jou passeren, maar dichterbij raken is onmogelijk. Daarom heb ik tegen mezelf gezegd: ‘God heeft me deze kwaliteiten gegeven, aan mij om in de voetsporen van al die grote namen te treden. ‘”

Hoe probeerde je jezelf verstaanbaar te maken bij je nieuwe club?

“Thuis praatte ik altijd Lingala, na verloop van tijd leerde ik hier ook wat Frans, maar het is niet eenvoudig. Toen ik bij Anderlecht arriveerde, ontfermde Nathan Kabasele zich over mij – hij spreekt een mondje Lingala. Weet je, ik ben op mijn zestiende moeten kappen met school omdat het financieel steeds moeilijker werd om de eindjes aan elkaar te knopen nadat mijn ouders scheidden. Daarom koos ik ervoor alles op het voetbal te zetten. Niet dat ik bergen geld verdiende, maar stilaan kwam er wat binnen. In Afrika is tien euro lang niet slecht, je kunt er redelijk wat proviand mee inslaan.”

Wat deden je ouders als job?

“Mijn moeder was basketbalinternational en werkte tegelijkertijd bij de belastingdienst van Lubumbashi (tweede stad van Congo, nvdr). Mijn vader was ambtenaar in Kinshasa (hoofdstad, nvdr). Na de scheiding heeft hij twee vrouwen genomen. Ik heb dus een pak broers en zussen: negen in totaal.”

Heb je nog veel contact met je familie?

“Dat kan niet anders. Ik bid heel vaak voor mijn kleintjes en kocht een huis voor mijn vader. Elke maand stort ik hen een bedrag. Twee van mijn broers komen binnenkort in België studeren. Tijdens hun studie blijven ze bij mij logeren. Voorlopig woon ik nog alleen, in een appartement recht tegenover het Westland Shopping Center in Anderlecht.”

Alleen thuis

Vond je het de eerste maanden in België moeilijk om je aan te passen?

“Toch wel, ja. Zelfs al kreeg ik veel steun van mijn goede vriend Junior Kabananga (momenteel aan de slag bij Cercle Brugge, nvdr). Aanvankelijk leefde ik met een heleboel andere jonge talenten bij een gastgezin en ik kreeg ook veel hulp van Jean-François Lenvain, van de sociale cel bij Anderlecht.”

Vorig jaar klaagde je over het gebrek aan muzikaliteit in België. Wat bedoelde je daarmee?

“In Afrika is muziek overal aanwezig. Zodra de zon opkomt, lopen de mensen naar buiten met hun radio en delen ze hun muziek. Hier is het rustig. Een heel andere wereld. Maar toch bevalt het me, hoor.”

Bovendien laat deze wereld je toe om goed geld te verdienen.

“Ja, een grote verandering voor mij, maar misschien nog meer voor mijn familie. De grootste hap uit mijn budget gaat naar Congo, daar doe ik mijn investeringen.”

Werd jij in je land beschouwd als een groot talent? Dat is tenminste wat Claude Leroy, ex-bondscoach van Congo, ons influisterde.

“Niet echt, neen. Het was een beetje zoals hier, de mensen kenden me nauwelijks. Ik leef mijn leven, in mijn hoekje, en ik speel mijn wedstrijden. Meer verlang ik niet. Op de club heb ik veel collega’s, geen vrienden. Zodra ik op het trainingscentrum vertrek, blijf ik in mijn eentje thuis.”

Je hebt geen vrienden bij Anderlecht?

“Neen, ik beschouw ze alleen als collega’s. Eerlijk gezegd ontwijk ik zo veel mogelijk mensen, want hoe meer je er kent, hoe meer problemen je kunt hebben.”

Verveel je je dan nooit?

“Neen. Ik bekijk een filmpje, ik luister naar muziek, ik maak een wandelingetje. Ik nodig zelden iemand bij mij thuis uit, tenzij ik die persoon heel goed ken. Frank (Acheampong, nvdr), Andy (Najar, nvdr) en Fabrice (N’Sakala, nvdr) wonen allemaal in hetzelfde gebouw. We kruisen elkaar geregeld, maar echt lange avonden komen daar nooit van.”

Ben je vrijgezel?

“Ik heb een vriendin in Frankrijk, we hebben een kindje van zes maanden oud. Echt veel veranderde die baby niet voor mij, ik ben het gewoon verantwoordelijkheden te dragen.”

Je vertelde eens dat je af en toe gaat lopen vlak bij het Shopping Center. Doe je dat nog altijd?

“Soms, op een vrije dag. Ik vind dat niet zo bijzonder. Ik werk aan morgen, aan mijn toekomst. Ik heb grootse ambities, dus moet ik altijd in staat zijn om het maximum te geven. Anderlecht is mijn springplank naar meer, ik wil hier een voetafdruk achterlaten en vervolgens vertrekken.”

Hoe schat je de Belgische competitie in?

“In Afrika geniet de Belgische competitie niet meteen wereldfaam. Het wordt gezien als een middelmatig kampioenschap. Nochtans stelden er al een pak Afrikaanse spelers vast dat dit een moeilijke competitie is.”

Wat zijn de belangrijkste verschillen met het voetbal in Congo?

“Hier is het belangrijk om de bal in de ploeg te houden. Ik heb hier ook het verdedigen in zone moeten aanleren, want in Congo speel je over heel het veld mandekking. Anderzijds krijg je in België de tijd om een bal te controleren en naar oplossingen te zoeken, terwijl je in Afrika meteen een tackle om de oren krijgt.”

Niet bang van Ibrahimovic

Welke analyse maak je van je eerste seizoen?

“Ik ben trots op mijzelf en op mijn club. Ik heb veel gegeven. Maar niemand heeft echt indruk op mij gemaakt, zelfs niet in de Champions League. Ik houd alleen de bal in het oog, niet de persoon die tegenover me staat. De naam van mijn tegenstander heeft geen enkel belang.”

Ook niet als die Zlatan Ibrahimovic heet?

“Neen. Die is net zoals ik. Wat die spelers doen, is eigenlijk normaal. Het is maar voetbal.”

Vind je van jezelf dat je een belangrijke speler bent geworden voor dit Anderlecht?

“Niet meer dan de anderen. Ik vind het moeilijk om mezelf te evalueren. Ik voel geen behoefte om de patron te zijn, ik wil alleen voetballen. En zodra de match of training erop zit, ben ik weg. Besnik Hasi moedigt me nochtans aan om meer te spreken.”

Ben je een timide kerel?

“Niet zo. Maar ik stel me alleen open als dat nodig is. Als ik niets te melden heb, zwijg ik liever. Er wordt vooral geluisterd naar de anciens: Silvio (Proto, nvdr) en Olivier (Deschacht, nvdr) Silvio praat veel met me, meestal om me te wijzen op mijn positiespel. Ik heb dat nodig en leer op dat vlak nog elke dag bij. Logisch, gezien mijn leeftijd.”

Neemt Hasi je soms apart?

“Ja, maar ik kan niet zeggen waar dat dan over gaat. Of ik nu naast Bram Nuytinck dan wel Cheikhou Kouyaté speel, voor mij verandert dat niets. Met Cheikhou praatte ik soms, zonder meer. Ik zag hem vaak bij Dieumerci. Meer heb ik niet nodig, ik vind het goed zo.”

Heb je altijd als verdediger gespeeld?

“Neen. Ik was ook al verdedigende middenvelder en heb zelfs op nummer tien gestaan. Eigenlijk kan ik in de as van het veld zowat overal uit de voeten. Maar als de trainer beslist om me als rechtsback te gebruiken, zoals tegen Mons, dan doe ik dat. Ook al voel ik me centraal veel meer op mijn gemak.”

Wat was voor jou het meest bepalende moment van de vorige campagne?

“Mijn doelpunt op de laatste speeldag tegen Lokeren. Vooral omdat we toen tien tegen elf stonden en net een strafschop te verwerken kregen. Toch mochten we niet loslaten. We kregen een vrije trap en ik vroeg aan Youri om de bal aan de tweede paal te geven, maar hij verkoos op doel te schieten. Plots kwam hij voor mijn voeten en ik besefte meteen dat ik niet mocht missen. Mijn mooiste moment tot nog toe.”

Denk je soms nog terug aan die ongelooflijke tackle op Maxime Lestienne in de beslissende play-offwedstrijd tegen Club Brugge?

“Ja, die kan ik me nog helder voor de geest halen. Zonder die inspanning zou het 1-0 geworden zijn en hadden we het heel lastig gekregen. Toen Lestienne de bal controleerde, zag ik hem fixeren op Silvio, waardoor ik mijn kans zag om nog tussenbeide te komen. Die explosiviteit heb ik altijd gehad, ik werk er keihard aan. In Afrika ging ik dikwijls sprintjes van honderd meter trekken op het strand. Krachttraining heb ik echter nooit gedaan. Heb ik niet nodig.” (lacht)

Wordt dit je laatste seizoen bij Anderlecht?

“Ik vermoed van niet. Als ik hier vertrek, wil ik dat de club me die transfer gunt. Ik heb nog een contract tot 2017, zelf zal ik dus geen transfer forceren.”

DOOR THOMAS BRICMONT – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Op de club heb ik collega’s, maar geen vrienden. Als ik na de training vertrek, is dat om in mijn eentje thuis te zitten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content