Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Wim De Decker voetbalt zoals hij is : sober, onopvallend, bescheiden. Clichés zijn het, want in zijn hoofd is de verdedigende middenvelder van RC Genk verrassend zelfverzekerd en ambitieus. ‘Ik weet héél goed waar ik naartoe wil.’

Zijn acht jaar jongere broer heet Stef, zijn oudere zussen An en Griet. Geen moeilijkdoenerij bij de familie De Decker. “Ik kom van een heel gewone thuis”, zegt Wim (24), voetballer bij RC Genk. “Ik ben opgegroeid in een goed gezin met ouders die zich helemaal aan hun kinderen hebben gewijd. Die altijd bescheiden bleven en nooit uit de hoogte deden. Typisch voor de streek misschien. Dat wordt toch gezegd.”

Wim De Decker is van Velle, een gehucht van Temse, tussen Sint-Niklaas en Beveren. Zijn ‘ma’ werkt als onthaalmoeder (“haar lange leven”), zijn ‘pa’ bij Agfa Gevaert in Antwerpen. Voetbalde in de provinciale reeksen, maar stopte daarmee toen hij zijn zesjarige zoon bij Haasdonk aansloot. “Hij is gestopt zodat hij altijd met mij mee kon. Zoals zoveel ouders heeft hij elke wedstrijd van mij gezien.”

Nog zo’n kind dat de grote voetbaldroom van zijn ouders moest waarmaken.

Wim De Decker : “Absoluut níét ! Het belangrijkste was dat we iets deden dat we graag deden. Mijn broer heeft ook gevoetbald, hij deed het niet graag en is gestopt. Geen probleem. Zij lieten ons daar vrij in. Ik vind het logisch dat ouders begaan zijn met hun kind, maar laat toch al dat geroep langs de lijn : dat is toch niet gezond ? De meeste van die kinderen krijgen een degout. Jongens toch, laat ze toch gewoon voetballen en zich amuseren. Wat kan er op die leeftijd niet nog allemaal gebeuren ?”

Moest de school wijken voor het voetbal ?

“Nee, zéker niet. Ik zou het zelfs niet moeten hebben proberen thuis. School ging voor alles, zoals bij alle ouders, denk ik. Als je tien jaar bent, is het toch logisch dat je je vooral concentreert op de school ? Voor negenennegentig op de honderd kinderen is dat ook de basis waarop ze later verder moeten in hun leven. Kijk, ik was tien toen ik naar Beveren ging. Sint-Niklaas, Lokeren, Beveren, zelfs Gent : allemaal hadden ze interesse, maar Beveren was zes kilometer van mijn deur, dus de keuze was gauw gemaakt. Van toen ik acht was, was er al vraag geweest, maar mijn pa hield die boot bewust af omdat hij me te jong vond.”

Wat had de jonge Wim De Decker waardoor de grote clubs uit de streek hem al zo vroeg opmerkten ?

“We hadden een goed ploegje, werden bijna altijd kampioen. Ik speelde aanvallende middenvelder, of zelfs in de spits, en maakte veel doelpunten. Maar daar stond ik niet bij stil : als je je maar amuseert, vind ik. Ik heb nooit gevoetbald met de gedachte : later word ik profvoetballer. Ik blonk ook niet uit. Van anderen zei men : die gaat er komen, maar één voor één zag je ze afvallen, en ik ging door. Plots speelde ik bij het grote Beveren. Mijn pa is van kindsbeen af supporter van Beveren. Soms nam hij me mee wanneer hij ging kijken, maar ik heb nooit gedacht : later sta ik zelf op dat plein. Dat is ook niet gezond, denk ik. Als je tien bent, kan er nog zoveel gebeuren. ( glimlacht) Weet je, ik herinner me een anekdote. Toen de eerste krantenstukjes over mij verschenen, bezwoer mijn ma mij om op de vraag wat ik later wilde worden, nooit ‘profvoetballer’ te antwoorden. Dat zou sowieso nooit in mij zijn opgekomen, maar het typeert mijn ma : hou je voeten maar op de grond.”

Natuurlijke leider

Dat doe je ook. Van de voetballer Wim De Decker wordt gezegd dat hij bescheiden is.

“Waarom zou je uit de hoogte moeten doen ? Vroeg of laat keert dat als een boemerang in je gezicht terug. Je zult mij nooit iets van de daken horen schreeuwen. Alles is zo veranderlijk in het voetbal : wie zegt dat het over twee weken nog goed gaat ?”

Die bescheidenheid weerspiegelt zich ook in je manier van voetballen : die is sober.

“Dat is eigen aan de positie. Als verdedigende middenvelder kan je gewoon minder opvallen. Het is bal recupereren en weer inspelen, geen acties maken. Ooit heeft een trainer me gezegd : hoe minder je hem ziet, hoe beter de ploeg speelt. Daar zit veel waarheid in.”

Maar het past bij je afkomst en karakter blijkbaar.

“( lacht) Je moet nu vooral niet gaan denken dat ik zo bescheiden ben. Ik bén niet zo bescheiden.”

Dat denk ik ook niet : je komt over als een heel zelfverzekerde, ambitieuze jongeman.

“Dat is ook zo. Bescheidenheid voor mij is : voeten op de grond houden, weten waar je naartoe wilt, niet beginnen zweven. Geen onbesuisde dingen zeggen ook. Ik ga eerder iets níét zeggen dan iets te véél zeggen. Misschien denken mensen daardoor dat ik bescheiden ben, maar puur karakterieel ben ik het veel minder. Misschien ben ik wel iets té zelfverzekerd.”

Té zelfverzekerd ?

“( lacht) Wordt het zo’n interview ? Mensen – en niet alleen mensen uit het voetbal – zeggen soms over mij : die weet goed wat hij wil.”

Toen Genk je aantrok, roemde het je karakter en mentaliteit. Jij moest de kar gaan trekken.

“Bij die typering voel ik me beter. Bescheiden klinkt te veel als timide of onderdrukt, maar dat heb ik nooit gehad. Ik ben iemand die zich laat gelden : ik zou er absoluut niet tegen kunnen mocht ik me in een hoek geduwd voelen. Ik weet absoluut wat ik wil en waar ik naartoe wil.”

Had je dat als tiener al ?

“Ja. En het rare is : het is niet iets dat je wílt. Het gebeurt gewoon, op een natuurlijke manier. Al van in de lagere school : als er iets werd georganiseerd, was ik er direct bij om dat aan te moedigen. Ik jutte iedereen op om er helemaal voor te gaan. Op die manier ging men mij zien als… leider is misschien veel gezegd, maar toch als iemand die ze moesten volgen. In de jeugdelftallen van Beveren was ik ook bijna altijd aanvoerder. Het belangrijkste dan is dat je je niet boven de groep plaatst. Ik ben absoluut niet hautain of autoritair : ik zal naar iedereen luisteren, hun mening willen horen en daar dan het beste voor de groep uit halen. Daar ga ik voor. Niet omdat ik het wil, maar omdat het in mijn natuur ligt. Ik voel me daar goed bij. En dat heeft niks met de aanvoerdersband te maken : dat is hooguit een gevolg ván, niet iets dat je moet ambiëren. Bij Beerschot was ik aanvoerder, hier niet, maar ik doe precies hetzelfde.”

Levensgroot misverstand

Ben je ooit opgeroepen voor de nationale jeugdselecties ?

“Ja, vanaf mijn vijftien jaar. Als centrale verdediger ( lacht). Bij Beveren heb ik daar zelfs nog een wedstrijd of vijf gespeeld, naast Gunther De Meyer. Mijn debuut maakte ik als zeventienjarige onder Emilio Ferrera op de rechtsachter. Met dank aan Edy De Bolle, die de beloften trainde en me al na anderhalve maand aanvoerder maakte, hoewel ik een van de jongsten was. Een half jaar later hevelde hij me over naar de eerste ploeg.”

Wanneer ben je de verdedigende middenvelder geworden die je nu bent ?

“Dat is begonnen bij AA Gent. Gent haalde me als rechtsback om Jacky Peeters op te volgen. Ik speelde er tien wedstrijden, maar al vlug zagen ze dat ik meer mogelijkheden had op het middenveld. Daar heb ik ook mijn beste wedstrijden gespeeld. En toch haalde Germinal Beerschot me een jaar later opnieuw als rechtsback ( lacht). Omdat één trainer daar dus ooit mee is begonnen, wellicht om een leemte op te vullen. Dat misverstand heeft me lang achtervolgd.”

AA Gent was een stap vooruit. Toch bleef je maar één seizoen en ging je daarna naar Germinal Beerschot, dat pas als veertiende was geëindigd. Waarom ?

“Dat had alles met de trainer ( Jan Olde Riekerink, nvdr) te maken. Ik stond meer dan twintig keer in de basis, als twintigjarige snotter die van Beveren kwam : dat had niemand ooit durven dromen. Maar op training was hij altijd enorm kritisch tegen mij. Hij verving me ook vaak. Als ik dan vroeg waarom, zei hij altijd dat het tactisch was. Op de duur had ik het gevoel dat er meer aan de hand was. Hij leek mij te willen laten afgaan, hoewel hij me wel altijd opstelde. Dat was zo contradictoir dat ik het absoluut niet snapte. Kon hij niet tegen mijn gezicht ? Ik weet het nog altijd niet.

“Ik heb veel geleerd in die periode. Het is een kantelpunt geweest, daar ben ik van overtuigd. Het was hét moment om mijn carrière te kraken. Gent was mijn derde jaar in de eerste klasse, dan moet je doorgroeien, maar het groeiproces werd abrupt afgebroken. We waren met vier jonge gasten : Brecht Verbrugghe, Jimmy Hempte, Dries Bernaert en ik. Na dat seizoen zijn we alle vier weggegaan. Zij zijn er misschien onderdoor gegaan en spelen nu in lagere afdelingen. Ik werd uitgeleend aan Germinal Beerschot : was het dat jaar niet gelukt, dan was het ook voor mij gedaan geweest.”

Gelukkig meldde Germinal Beerschot zich.

“Gent verhuurde me voor een jaar. Vooral omdat de voorzitter in mij geloofde en wilde dat ik terug zou komen. Maar Marc Brys stond zo blindelings achter mij, dat ik ben gebleven. Het hoofdstuk Gent was afgesloten. Het gevoel was ook weg.

“Brys belde me omdat Germinal Beerschot een rechtsachter zocht en hij me verscheidene wedstrijden op die positie had zien spelen. Dus speelde ik daar de hele voorbereiding, tot hij een week voor de competitie naar mij kwam en zei : ‘Wim, ik zie in u toch geen rechtsback. Gij zijt een middenvelder.’ Ik antwoordde hem : ‘Trainer, dat weet ik al twintig jaar’ ( lacht).

“Toen liep ik mijn eerste, en tot nog toe enige blessure op. Ik was drie maanden out. Daar zat ik dan, op uitleenbasis ! Ik wist : als ik niet speel, mag ik het hier vergeten en dan moet ik ook bij Gent niet meer komen aankloppen. Toen heb ik gezegd : ik trek me van niemand nog iets aan en ga mijn eigen weg. Ik weet nu zeker dat ik sterker uit die periode ben gekomen. Door blessures bij andere middenvelders ben ik na mijn revalidatie vrij snel in de ploeg teruggekeerd. Op een tiental wedstrijden na, toen die Italiaan Rosito kwam, ben ik er nooit meer uit gegaan.”

Verbaasde jou dat ?

“Op dat moment heb ik nooit gedacht dat ik drie jaar later de verdedigende middenvelder van Genk zou zijn, maar ik voelde me wel jaar na jaar sterker worden. Ik voelde dat ik nog niet aan het einde van mijn mogelijkheden zat. Dat heb ik ook altijd van mijn trainers gehoord. Toen we een jaar later de beker van België wonnen, is het écht begonnen. Toen wist ik : ik kán het. De doorbraak was een feit.”

Pluk de dag

Dus toen Genk kwam deze zomer, keek je daar niet van op.

“Ik wil niet klinken als een dikke nek, maar nee, ik was niet verbaasd. Het was de logische volgende stap in mijn carrière. Je hoort de geruchten en ik wist dat ik bij Germinal Beerschot zo was gegroeid dat ik een constante in mijn spel kon leggen. Dus verwachtte ik ook geen aanpassingsproblemen in Genk. Het is ook al mijn vierde club, ik heb ondertussen toch wat ervaring.”

Je bent geen man van spectaculaire uitspraken, zei je al, maar in een kranteninterview liet je vlak voor de competitiestart wel optekenen : ‘Ik wil hier de nieuwe patron van Genk worden.’ Van zelfvertrouwen en ambitie gesproken.

“( lacht) Waar stond dat ? Kijk, ik bedoel daar zeker de aanvoerdersband niet mee. Toen Jos Daerden trainer werd bij Germinal Beerschot, maakte hij van mij direct de nieuwe aanvoerder, terwijl ik toch niet de meest ervaren speler was. Het was ook afwachten hoe ik er zelf op zou reageren, maar ik heb er geen last van gehad en ook de oudere ploegmaats hebben het aanvaard. Niet dat ik hier in Genk hetzelfde wil, dat is niet mogelijk, maar ik wil wel dat ze zien dat er iemand stáát. Niet dat je ziet : die is nieuw. Uit heel mijn verhaal blijkt dat ‘een patron worden’ een volgende stap in mijn carrière zou moeten worden. Ik zeg niet dat het zo zal zijn, maar er zit wel logica in.”

Heb je een carrièreplan ?

“Nooit gehad. Je kunt nadenken over de dingen, maar je weet nooit waar het leven je naartoe leidt. Het heeft dus geen zin veronderstellingen te maken als je ze achteraf honderd keer moet aanpassen. Als je een doel najaagt en je bereikt het niet, is de ontgoocheling enorm, denk ik. Ik leef van dag tot dag en ga daarbij gemakkelijk op mijn gevoel af. Meestal laat mij dat niet in de steek. De verrassing is ook des te mooier dan. Genk is voor mij de beste club waar ik op dit moment kan zitten, de top in België. Ik beschouw het dus ook niet als een tussenstap, zoals ik hier en daar al las, want dat klinkt alsof ik het te min vind. Zo voel ik het zeker niet aan.”

Nog één vraagje : van nature ben je een aanvaller, maar in vijf jaar eersteklassevoetbal scoorde je nog geen enkele keer. Mis je het scoren soms ?

“( lacht) Ik weet niet of dat ooit nog terugkomt. Ik kom zelden nog in de zestien meter, het wordt ook niet van mij gevraagd. Dat vond ik ook zo positief aan de scouting van Genk, dat zij me direct zegden : wij willen dat je hier precies hetzelfde doet als bij Germinal Beerschot, in een vergelijkbaar systeem. Dat zegt iets over die club, zeker als je weet dat zowel Gent als Germinal Beerschot mij nog als rechtsachter aantrokken. Daar klopte dan toch iets niet ?”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content