Middenvelder Hernán Losada mocht zaterdag bij Anderlecht aan de aftrap komen en bedankte daarvoor met een swingende prestatie. Zondag krijgt hij tegen zijn ex-club Germinal Beerschot de kans om te bewijzen dat zijn treintje definitief vertrokken is.

H ernán Losada komt op toerental. Goede timing, want komend weekend moet hij met zijn ploegmaats naar Germinal Beerschot. Leuk om de omgeving waar je ontlook, te tonen dat je een stapje hoger verder openbloeit. In de aanloop naar die match blikt Losada terug op zijn eerste maanden bij de vicekampioen.

Onwetenden overtuigen

Straks loop je weer op de mat van het Kiel. Denk je nog vaak terug aan je tijd bij Germinal Beerschot?

Hernán Losada: “Nee, dat is het verleden. Ik draag van daar heel goede herinneringen met me mee, voor de rest van mijn leven. Maar nu ben ik honderd procent gefocust op Anderlecht. Hier liggen mijn nieuwe doelen. Ik zal hier de komende maanden zo goed zijn als bij Germinal Beerschot.”

Wat maakt jou daar zo van overtuigd?

“Als je iets één keer kunt, kun je het ook vaker.

“Toen ik in Europa aankwam, wilde ik hier koste wat het kost blijven. Ik hield mezelf voor dat ik daarvoor alles zou doen wat ik kon. Het lukte, want na één jaar kocht Germinal Beerschot me. In het tweede seizoen zei ik mezelf dat ik heel hard moest werken, dat ik een uitstekend seizoen moest afwerken, om een betere stap in mijn carrière te kunnen zetten. Ik deed het.

“Als ik iets in mijn hoofd stop, lukt het meestal.”

Wat zit nu in je hoofd, wat zegt Hernán Losada elke ochtend tegen zichzelf?

“( lacht) Het eerste is altijd, elke keer ik de gordijnen opentrek: ‘Ik hoop dat de zon er is.’ Meestal begint het dus slecht ( lacht).

“Nee, serieus. Ik wil in de basiself raken. Niet twee à drie wedstrijden spelen om er vervolgens uit te vliegen. Zo is het moeilijk. Je hebt stabiliteit nodig. Zeker op mijn positie. Het is belangrijk om vijf à zes wedstrijden in het team te blijven. Dan kan ik de speler zijn die ik vorig seizoen was.”

Tijd, dat is wat een speler bij Anderlecht meestal niet krijgt.

“Natuurlijk is het moeilijk, want het hangt niet enkel van mij af. Ik moet elke training en elke minuut die ik niet op de bank zit, tonen dat ik nuttig kan zijn voor het team.”

Voel je dat je je meer moet bewijzen dan vorig seizoen?

“Niet ten opzichte van mezelf. Ik weet heel goed wat voor speler ik ben. En de mensen die dicht bij mij staan, weten wat ik kan brengen voor een ploeg. Ik moet het gewoon laten zien aan de rest, die me misschien niet heel goed kent.”

Heb je al eens getwijfeld over je keuze voor Anderlecht?

“Nee, nooit.

“Na mijn eerste jaar bij Germinal Beerschot tekende ik voor vier jaar op het Kiel, ondanks de interesse van andere clubs. Het draaide niet goed in het begin. Toen vroeg ik me wel eens af of ik het juiste gedaan had. Op het einde bleek het de goede optie. Ook nu blijf ik erbij dat dit de beste keuze was.”

Jullie verkwanselden wel de Europese campagne waar je zo naar uitkeek. Is dat al verteerd?

“Dat is moeilijk. Niet alleen voor mij, maar voor de hele groep. Ik denk dat veel spelers die midweekwedstrijden missen. Die zouden in onze grote groep voor wat rotatie gezorgd hebben, iedereen meer kansen geboden hebben.

“Maar je wint niets door te denken aan wat je verloren hebt.”

Tien voor technische staf

Vind je dat de aanpassing die je moest maken, groot was? Trok je jouw ogen open van pakweg de snellere balcirculatie hier?

“Ik heb dat nog gedaan, hé. ( lichtjes geïrriteerd) Als mensen me aanspreken over aanpassing, over betere spelers, over snellere balcirculatie, mogen ze niet vergeten dat ik uit het Argentijnse voetbal kom, een van de meest technische competities ter wereld. Daar lag het tempo hoger dan hier. Dit is niet nieuw voor mij.”

Waarom lukte het die eerste maanden dan niet echt?

“Nieuwe spelers, nieuwe trainers, nieuw publiek, nieuwe staf. Dan heb je wat tijd nodig.”

Velen zeggen dat je hetzelfde doormaakte als enkele andere jongens die eerder bij Anderlecht aankwamen; Mbark Boussoufa en Jan Polák zijn recente voorbeelden.

“Kan zijn.”

Praatte je daarover met die jongens?

Boussoufa vertelde mij dat het bij hem exact hetzelfde was. Hij zei me dat ik niet bang moest zijn, dat het normaal was. En dat het wel in orde kwam, dat hij in mij geloofde. Ik was blij dat een speler als hij op zo’n manier over mij praatte. Zijn advies was: kalm blijven, niet panikeren.”

En dat lukte?

“( lacht) Ja. Al mag je twee dingen niet verwarren; de rust bewaren en zeggen dat het wel zal komen enerzijds en de rust bewaren, maar intussen keihard werken anderzijds.

“Je moet kalm blijven, maar niet te kalm.”

Cyril Théréau zat hier vorig seizoen in zak en as. Het lukte niet voor hem. Hij voelde zich op zo’n moment eenzaam in de club.

“Dat is een andere ervaring dan de mijne.”

Met wie praatte jij op moeilijke momenten?

“Met Eric Dehaeseleer (physical trainer, nvdr), Besnik Hasi (hulptrainer, nvdr), José Garcia ( teammanager, nvdr), en met de trainer enkele keren. Ik kan niets slechts zeggen over de technische staf en over al de mensen die in de club werken. Tien punten. Eerlijk waar.

“De trainer geloofde altijd in mij, gaf mij vertrouwen. Daarna hing het een beetje van mezelf af en van de kansen die ik kon hebben om me te bewijzen.”

Positief piekeren

Er wordt wel gezegd dat je de laatste maanden veel piekerde, omdat het voor jou niet draaide.

“Als zoiets gebeurt, is mijn tactiek: eraan denken op een positieve manier. Dan zeg je: ‘We moeten wat meer doen om de trainer te overtuigen dat ik daar kan staan.'”

Lig je er dan aan te denken in je bed?

“Ik probeer niet de hele tijd aan het voetbal te denken. ( lacht) Dat is voor niemand goed, ik beveel dat niet aan.”

Maar een mens heeft zijn gedachten niet altijd onder controle, het is soms sterker dan jezelf.

“Ik heb mijn vriendin Maria, leuke dingen te doen, vrienden in Antwerpen. Ik leer Frans, ga graag eens naar de cinema, een stad bezoeken, … Je moet ook andere zaken in je hoofd hebben.”

Akkoord, maar velen in jouw plaats zouden er hele dagen over getobd hebben.

“Oké, dat is dan voor die mensen zo. Ik zeg dat je geen 24 uur per dag aan voetbal kan denken. Dat is niet goed.

“Ik voelde me nog altijd zoals op de eerste dag dat ik in Anderlecht arriveerde. Goed. Hoe kan ik niet gelukkig zijn als ik werk heb in het mooiste wat er bestaat?”

Je praat over “meer doen”. Wat kon jij de afgelopen maanden nog meer doen?

“Aan de physical trainer vragen welke oefeningen goed zijn om scherp te blijven. Je weet dat je wat ritme mist als je niet speelt. Het kan geen kwaad om wat extra fysieke inspanningen te leveren. Als ik me goed voel, dan werk ik een halfuurtje voor de training wat extra fitnessoefeningen af, bijvoorbeeld om aan de explosiviteit in mijn benen te schaven.”

Groeien met goals

Op welke wedstrijd van jou ben je al echt trots dit seizoen?

“Eerlijk gezegd vond ik dat ik een goede match speelde in de thuiswedstrijd tegen BATE. Ook tegen Kortrijk, in de competitie, was het goed. En voor de rest misschien nog die in Bergen.

“In de vriendschappelijke wedstrijden die we een paar weken geleden afwerkten ( tegen Woluwe en Olympic Charleroi, nvdr), scoorde ik drie keer. Met die goals groeide het vertrouwen. Dan voel ik iets in mij terugkomen. Dat is belangrijk voor mij en dat kon ik niet tijdens de voorbereiding. Ik hou van de zestien meter en van scoren, niet enkel van assists.”

Die balans oogt niet zo slecht, het lijkt alsof je zelf vrij tevreden bent over je prestaties tot nog toe.

“Echt tevreden zou ik pas zijn als ik al twee keer gescoord had en drie of vier assists gegeven had. Ik ben heel kritisch voor mezelf en nooit tevreden.”

In de competitiematch tegen Charleroi presteerde je slecht. Daarna vloog je op de bank en kwam een einde aan je kleine reeks van drie basisplaatsen op rij. Wat liep er mis?

“Het is niet gemakkelijk om thuis te spelen tegen dat soort teams.

“Mijn job is om de bal altijd te komen opvragen, om dan het middenveld met de aanval te verbinden. Ik kan dat slecht en goed doen, maar ik doe het altijd.”

‘Wéér samen eten?’

Je woont nu in Brussel, niet ver van het stadion. Hoe viel de overgang vanuit Antwerpen mee?

“Het is heel stil in de buurt waar ik nu woon. Rustig, residentieel.”

En dat terwijl je in Argentinië zo hield van het bruisende leven van Buenos Aires.

“Ik koos voor een appartement dicht bij het stadion, om een goede rust te hebben en om altijd op tijd te zijn, om een professioneel leven te hebben. Je moet alles in het werk stellen om je job zo goed mogelijk te doen. Misschien had ik het wel leuk gevonden om dichter bij het centrum te wonen, maar ik weet dat het verkeer in de hoofdstad een hel is. Als ik elke dag tot anderhalf uur vóór de training zou moeten vertrekken, is dat niet goed voor mezelf. In Antwerpen woonde ik vlak bij het centrum. Daar kon dat, omdat je van daar nog altijd op vijftien minuutjes bij het stadion stond.”

Je huidige situatie klinkt wel killer. Is ook de club Anderlecht een koude omgeving?

“( kort lachje, lange stilte) Ik weet het niet. In welke zin?”

Bijvoorbeeld als je kijkt naar relaties die er zijn tussen de mensen hier.

“Als je het vergelijkt met vorig seizoen kan je misschien wel zeggen dat het een beetje – tussen aanhalingstekens – kouder is. Het is professioneel. Maar als iedereen naar de club komt, er zijn ding doet en dan naar huis gaat, vind ik dat geen slechte zaak.”

Mis je dat dan niet, die band met je collega’s?

“Toen ik bij Germinal Beerschot zat, merkte ik in mezelf wel eens op: ‘Wéér samen eten met de groep?’ Misschien was het op het Kiel een beetje te veel van dat.”

En hier wat te weinig?

“Dat weet ik niet. Ik denk niet dat het slecht is om eens per maand met zijn allen iets te gaan eten. Maar als je dat niet doet, vind ik dat evenmin slecht.” S

door kristof de ryck – beeld: ezequiel scagnetti

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content