Wereldkampioen Niels Albert rekent op een volledig seizoen in de schijnwerpers, maar ‘ik ga proberen op een zuiniger manier wedstrijden te winnen’.

N iels Albert ploft neer in zijn fauteuil. De wereldkampioen veldrijden heeft er net de tweede stevige training op zitten na zijn eerste cross van het seizoen. In Erpe-Mere pakte hij meteen de bloemen en dat geeft vertrouwen, zegt Albert.

Dat hij er klaar voor was, voelde hij al eind augustus. “Mijn voorbereiding op de weg vond ik meer dan geslaagd. Naarmate het crossseizoen naderde, begon ik steeds beter te rijden. Zowel in de Druivenkoers als anderhalve week later in de GP Jef Scherens in Leuven kon ik mee de finale koersen. Het zorgde voor de bevestiging dat ik goed bezig was. Ik wist dat ik mijn regenboogtrui van bij het begin van het seizoen zou kunnen tonen.”

Vespa en 13 zeges

Op de ploegvoorstelling van BKCP-Powerplus vertelde je: “Ik wil niet meer de fout maken die ik na het behalen van mijn eerste wereldtitel bij de elite gemaakt heb. Ik zal mijn kop niet meer zot laten maken.” Wat bedoelde je daar precies mee?

Niels Albert: “Na mijn titel in 2009 dacht ik: als wereldkampioen moet ik áltijd winnen en áltijd de koers maken. Ik verspeelde onnodig krachten en miste frisheid op het einde van het seizoen. Ik ben het aan mijn status verplicht om overal mijn best te doen, maar ik besef nu dat áltijd winnen niet zal lukken. Ik wil er nog altijd staan van bij het begin, zoals bleek in Erpe-Mere, maar ik ga proberen op een zuiniger manier wedstrijden te winnen. In Erpe-Mere demarreerde ik in de tweede ronde. Samen met Kevin Pauwels zochten we naar een goed tempo zodat de achtervolgers niet terugkwamen. In het verleden zou ik in de derde ronde opnieuw gedemarreerd hebben, en in de vierde en in de vijfde tot ik alleen was. Nu heb ik bewust gewacht tot de laatste ronden.”

Het seizoen na je vorige wereldtitel miste je frisheid, zeg je, maar je overweegt blijkbaar niet om minder koersen te rijden. Er staan ruim 40 wedstrijden op je programma.

“Ik ben ervan overtuigd dat het weinig of geen verschil uitmaakt of je aan de start van het WK staat met 34 uur cross in de benen dan wel met 40 uur. Het heeft louter te maken met de ingesteldheid en de intensiteit waarmee je crost.”

“Weinig. In de Nacht van Woerden start ik niet omdat ik dat te gek vind. Je rijdt er van halftien tot halfelf ’s avonds. Na die cross nog de auto in stappen om meer dan 200 kilometer af te leggen, vind ik er een beetje over. Van de wedstrijden tijdens de drukke eindejaarsperiode kan je er eigenlijk maar eentje laten vallen, Bredene. De andere zijn zogoed als allemaal klassementscrossen. Die ene cross zal het verschil niet maken. Bovendien is het een heel toffe organisatie. Zo krijgt de winnaar er elk jaar een Vespa, wat mij wel motiveert. Ik was er in het verleden nog niet te best, maar ik wil best een Vespa winnen.” ( lacht)

De ploeg wil met jou dit seizoen vijftien crossen winnen. Wat is jouw streefdoel?

( haalt zijn schouders op) “De sponsors moeten iets zeggen, hé. Vorig seizoen behaalde ik acht of negen overwinningen, maar toen stond ik bij het begin van het seizoen nog nergens. Twaalf of dertien koersen winnen zie ik als een realistische doelstelling, een drietal meer is een stuk moeilijker.”

Om er dertien te winnen, heb je een extra motivatie.

“Ja, je moet af en toe eens een weddenschap aangaan, zeker. Als ik geen dertien zeges behaal, zal ik Peter Van de Veire assisteren als presentator bij zijn ochtendshow. Als ik het wel haal, komt hij mij helpen als materiaalman in een moddercross. Ik hoop uiteraard dat het dat laatste wordt. Misschien ga ik dan sowieso weleens mee presenteren.”

De ideale mix

Je slaagde er vooralsnog één keer in een klassement te winnen bij de elite, de wereldbeker twee winters geleden. Hoe groot is de honger naar winst in een regelmatigheidscriterium?

“Als je twaalf tot vijftien crossen wint en een relatief egaal seizoen rijdt, dan komen die klassementen wel automatisch. Ik heb nu niet specifiek een doel voor ogen, zo van: dat klassement wil ik absoluut winnen. Bij aanvang van de kerstperiode kan ik nog beslissen: dit of dat klassement krijgt nu voorrang. Op dit moment ben ik er nog niet mee bezig.”

Je manager Christoph Roodhooft liet zich nochtans ontvallen: “Als wereldkampioen is hij verplicht om een regelmatigheidscriterium te winnen.”

“Enerzijds heeft hij wel gelijk, maar anderzijds kende ik tot nu toe altijd wel een offday in een klassementscross. Of ik viel uit met een blessure. Daarom bekijk ik liever hoe het loopt. Dat neemt niet weg dat ik het wel wil, maar tussen willen en kunnen is er nog een verschil.”

Mensen vergelijken graag. Wat klassementen betreft, gaapt er een serieuze kloof met Sven Nys. Wat vind je daarvan?

Sven Nys is een ander type veldrijder. Ik rijd eendagskoersen en probeer daarin prestaties neer te zetten. Ik slaag er veel moeilijker in om klassementen te winnen. Nu, het zij zo. Ik ben wel al twee keer wereldkampioen geworden, dat compenseert. Sven maakte in het tv-programma De Flandriens van het veld ooit de opmerking: ‘ Erwin Vervecken werd driemaal wereldkampioen, maar was nooit de man van het seizoen. Ik was slechts één keer wereldkampioen, maar heb zo veel Superprestige- en andere zeges. Welke carrière zou je kiezen? Ik zou het wel weten.’ Wel, geef mij dan maar een mix van de twee ( onderdrukt grijnslachje). Aan die elf eindzeges in de Superprestige van Sven zal ik nooit raken, maar als ik aan vier of vijf kom en vier keer wereldkampioen word, dan is dat ideaal.”

Met alles wat je zegt, geef je sterk de indruk dat de kampioenschappen voor jou veruit het belangrijkste zijn.

“Een heel jaar met een kampioenstrui rondrijden vind ik het mooiste wat er is, ja. Die wereldtitel behalen in eigen land zoals vorig jaar in Koksijde, gaf een extra speciaal gevoel. Voor zo veel toeschouwers een WK winnen en op die manier, dat zal ik niet gauw meer evenaren.”

Een WK is plezant

Waarin kan je nog progressie maken als crosser?

“De komende jaren kan ik vooral nog sterker worden, aan kracht winnen in de benen. Fysiek is een renner op zijn sterkst als hij 28 jaar is, beweren ze. Dan heb ik dus nog twee jaar om te verbeteren. Ik voel alvast dat ik sterker ben dan vorig seizoen. Qua techniek maak je op mijn leeftijd geen progressie meer, denk ik. Je kunt het of je kunt het niet. Bij de nieuwelingen en de junioren kun je er zo uithalen wie kan sturen, over de balkjes kan springen en mooi zijn bochten kan pakken op een glad of modderig parcours. Van anderen zie je onmiddellijk: ze zullen nooit toppers worden.”

Wat brengt je mental coach Rudy Heylen je nog bij?

“Aanvankelijk werkte ik met hem samen om beter met de buitenwereld en de pers te leren omgaan. Nu geeft hij me daar geen tips meer over, hij is gewoon iemand die geregeld eens langskomt om een kop koffie te drinken en een toffe babbel te slaan. Ik zie Rudy nu meer als een kameraad dan als mental coach.”

Je laat je veel minder dan vroeger verleiden tot scherpe uitspraken. Moet je vaak op je tong bijten?

“Deels dankzij Rudy en deels door ouder te worden denk ik iets meer na dan vroeger vooraleer ik iets zeg, maar ik moet daar geen rolletje voor spelen. Ik heb dus niet het gevoel dat ik me moet inhouden, nee.”

Op een WK lijk je veel beter met druk om te gaan dan de meeste van je concurrenten. Hoe komt dat?

“Ik vind het gewoon plezant om een WK te rijden. Aan de manier waarop men zich tijdens een WK gedraagt in het hotel en het parcours verkent, merk ik wel dat iedereen nerveuzer wordt. Ik vind die sfeer leuk terwijl ik voel dat sommige renners het er veel moeilijker mee hebben.”

Heb je al een zicht op de sterkte van je tegenstanders?

“Het is nog heel vroeg om er iets definitiefs over te zeggen, maar Kevin Pauwels en Sven Nys zullen mijn grootste concurrenten worden. Anderen zullen weleens boven zichzelf uitstijgen, maar hen zie ik niet een heel jaar goed rijden.”

Tom Meeusen wordt 24 jaar. Mogen we van hem nu verwachten dat hij het gevecht kan aangaan met jullie?

“Dat zou toch stilaan moeten. Om nog veel beter te worden, zou hij best een steviger wegprogramma rijden. Op dat vlak kunnen die jongens ( van Telenet-Fidea, nvdr) nog een pak vooruitgang boeken, denk ik.”

Vergelijk jezelf eens met “je grootste concurrent”.

“Kevin is een heel intelligente renner. Hij weet perfect hoe hij een koers kan winnen en hij zal niet afwijken van dat idee. Je moet er ook vanaf raken, want hij is razendsnel in de sprint. Maar als ik hem op vijftien, twintig meter kan zetten, dan ziet hij me niet meer terug. Ik kan sneller een egaal en een hoger tempo rijden dan Kevin.”

Voorbijgevlogen

Hoe lang kan Sven Nys volgens jou nog aan de absolute top blijven staan?

“Naast zijn talent heeft Sven zo’n grote wil, zo’n sterk karakter om te blijven presteren dat hij een concurrent zal blijven voor mij tot hij stopt. Zolang hij zich blijft verzorgen en die drive blijft vinden, is zijn leeftijd van weinig tel. Niko Eeckhout is er bijna 42, maar in een kermiskoers die hem ligt, is hij moeilijk te kloppen. Sven is uit hetzelfde hout gesneden. Hij blijft de patron, het uithangbord van de cross.”

Acht je je ook in staat om zo lang aan de top te staan als Nys?

“Ik ben het nog niet beu – het zou ook straf zijn op mijn 26e ( lachje). Sven is tien jaar ouder dan ik, maar als ik zie hoe snel de afgelopen jaren voorbijvlogen, dan denk ik: waarom niet?”

Drie jaar geleden liet je je ontvallen: “Ik wil wereldkampioen worden in Koksijde in 2012 en daarna sluit ik een carrière op de weg niet uit.” Die wereldtitel heb je, maar een wegcarrière heb je ondertussen toch al uitgesloten…

“Ik haal genoeg voldoening uit het veldrijden. De cross is vandaag ook zo populair dat je er heel goed je boterham mee kan verdienen als topper. In die zin opteer ik ook deels voor de zekerheid. Bovendien besef ik ondertussen dat ik nooit in staat zal zijn om de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix te winnen. Mijn specialiteit is het veld en daar ga ik het voorlopig bij houden.”

Hoe zit het nu precies met jouw olympische ambitie?

“De Olympische Spelen zijn een groot evenement, waar de meeste profsporters waarschijnlijk van dromen. Voor mij is het vandaag zeker geen doel op zich. Ik heb nog nooit aan mountainbiken gedaan, ik heb zelfs geen mountainbike. Volgende zomer ga ik wel zeker een aantal wedstrijden rijden om na te gaan in hoeverre dat me ligt. Valt dat heel goed mee, dan kan ik nog altijd de beslissing nemen om ervoor te gaan. Momenteel denk ik enkel aan het veldritseizoen.”

DOOR ROEL VAN DEN BROECK – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Als ik Pauwels op vijftien, twintig meter kan zetten, dan ziet hij me niet meer terug.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content