AA Gent is landskampioen en speelt straks Champions League. Dat gebeurde nooit voorheen. Aanvoerder en spelverdeler Sven Kums blikt vooruit en achteruit. ‘Wij zijn niet gewoon maar collega’s’, zegt hij. ‘Misschien is dat wel het allerbelangrijkste.’

Het was een droomscenario, voor aanvoerder Sven Kums nog meer dan voor alle andere betrokkenen van AA Gent: op de voorlaatste speeldag in de eigen Ghelamco Arena kampioen spelen en dan op de laatste speeldag als kampioen op bezoek gaan bij Anderlecht, de club uit de hoofdstad waar hij opgroeide maar niet de kans kreeg om door te breken.

Wat zei je op die mooie zondagnamiddag in mei in het Constant Vanden Stockstadion langs je neus weg tegen oude bekenden: ‘Als je kampioen wil spelen, moet je mij kopen’?

‘Neen, zeker niet. (lacht) Je speelt geen kampioen met één speler, he, dat doe je met dertig man. Ik ben trouwens gelukkig waar ik nu ben. Mooie club, mooie stad, mooi stadion en straks Champions League: wie zou dát laten vallen?’

Maar ongetwijfeld maakte je later op de avond, met menig glas op, wel allusie op het feit dat je destijds niet goed genoeg werd bevonden door Anderlecht en nu eh… té goed bent voor Anderlecht.

‘Neen, ook dat niet. Na de kampioensmatch was ik ‘later op de avond’ wel meer dan ooit in de wind, was ik blijkbaar grappig, schijnt het, en lag ik later in mijn bed dan op mijn huwelijksfeest, maar ook dan maakte ik geen grapjes over Anderlecht. Ik was trots, dat wel, en het was schitterend om er als kampioen te kunnen terugkeren, maar rancune voel ik niet. Herman Van Holsbeeck is vorige zomer trouwens op mijn trouw geweest, ook omdat mijn vrouw zijn echtgenote kent en omdat mijn vader nog als scout voor hem werkt.’

Het seizoen eindigde prachtig. Maar daarvoor was Kums drie maanden out geweest met linkerknieproblemen die hem tot op het einde van play-off 1 bleven irriteren. In het tussenseizoen stond er zelfs een operatie gepland. Maar daar is het nog niet van gekomen. ‘De irritatie is nog niet helemaal weg, maar het is veel verbeterd door de oefeningen die ik elke dag doe; en in samenspraak met de dokter en de chirurg werd beslist om nog niet te opereren’, vertelt hij. ‘In de voorbereiding kon ik bijna alles meedoen. Zelfs op de teambuildingstage, die toch fysiek heel zwaar is. Eigenlijk kon ik tot nu toe in mijn carrière altijd al alles met oefeningen oplossen. Bij Kortrijk was er op het einde, net voor ik naar Heerenveen vertrok, sprake van dat ik wegens pubalgie geopereerd zou moeten worden, en bij Zulte Waregem kreeg ik te horen dat er een zwevend stukje bot in mijn enkel operatief verwijderd moest worden, maar telkens slaagde ik erin om dat op die manier te vermijden. Voor de training doe ik een uur oefeningen om mijn bovenbenen te verstevigen en mijn knie stabiel te houden en na de training ben ik ook nog een halfuur bezig om mijn bovenlichaam te onderhouden. Ik doe dat wel graag. Zo volgde ik drie jaar lang heel fanatiek een proteïnedieet in combinatie met een dagelijkse zware krachttraining van vijfenveertig minuten à een uur. Daar ben ik in Kortrijk mee begonnen. Ik wou er op het middenveld spelen, maar Hein Vanhaezebrouck vond dat ik daar de lichaamsbouw voor miste en zette mij rechts voorin. Ik was toen heel mager en had niks van spieren.’

Voorbereiding

Hoe is het om na de historische apotheose van vorig seizoen aan een nieuw seizoen te beginnen? Gebeurt dat vanaf de eerste dag met grote goesting?

‘Ja, absoluut. Dat was voor mij persoonlijk zo en ik denk ook voor de rest van de groep. We zijn kampioen en willen bevestigen. Dat zal niet gemakkelijk zijn, want iedereen wil winnen tegen de kampioen. Dat merkten we al in de voorbereiding. We zullen er dus moeten staan.’

Wat is ‘bevestigen’? Nog eens kampioen spelen?

(lacht) ‘We moeten sowieso play-off 1 halen. In principe maakt iedereen daarin nog kans op de titel, maar hoe meer punten je behaalt in de reguliere competitie hoe beter natuurlijk. We weten dat we iets unieks presteerden, iets dat nooit eerder in de geschiedenis gebeurde; en als we dat opnieuw willen doen, zullen we heel scherp moeten zijn. We zullen het proberen, maar het is te vroeg om al uit te roepen dat we weer kampioen willen worden. Ik denk wel dat iedereen zich ervan bewust is dat het niet zo is dat omdat we vorig seizoen kampioen speelden het nu vanzelf zal gaan.’

Om commerciële redenen speelden jullie in de voorbereiding heel veel oefenwedstrijden. Té veel?

‘Misschien wel, maar ik begrijp dat. Al denk ik dat ons stadion ook zonder al die oefenwedstrijden gevuld geraakt zou zijn. Hoeveel volk was er in de stad op het kampioensfeest? 125.000 man? In de voorbereiding moet je ook voldoende kunnen trainen. Het is niet de leukste periode van het seizoen, omdat er geen wedstrijden met inzet zijn, maar het is wel belangrijk om fysiek en mentaal optimaal voorbereid te zijn. Al bij al vond ik het toch een goeie voorbereiding. Ik denk dat we klaar zijn voor het echte werk.’

Vriendschap

Volgens Michel Louwagie zit er nog rek in en is dat ook de overtuiging van Hein Vanhaezebrouck. Ben je het daarmee eens?

‘Ja. Onze ploeg is vrij jong en er zitten een paar grote talenten in, dus ik denk ook dat er nog rek in zit. Maar we moeten dat wel nog allemaal bevestigen natuurlijk. Feit is dat we vorig seizoen weinig ervaring telden. Brechtje (Dejaegere, nvdr) en ik waren toen de enigen die al eens play-off 1 hadden gespeeld. Dat is weinig. De druk was groot, want er werd van bij de start gesteld dat we play-off 1 móésten halen. In het begin gaven we te veel domme doelpunten weg en waren we soms ook niet efficiënt genoeg. Intussen weten we hoe we met druk moeten omgaan. In play-off 1 zijn we daar heel goed mee omgegaan. Maar vooral: de groep hing heel sterk aan elkaar, we gingen voor elkaar door het vuur en dat moet zo blijven. Vanzelfsprekend is dat niet.’

Je maakte het nooit eerder mee?

‘Zo’n hechte groep als deze maakte ik nooit eerder mee, neen. Dat iederéén het met elkaar kan vinden, dat iedereen graag bij elkaar is, zich thuis voelt, zijn ding kan doen en met plezier komt trainen,… dat is zeldzaam. Wanneer we scoorden, veerde bijna de hele bank recht en zelfs zij die in de tribune zaten waren blij. We zijn niet gewoon maar collega’s. Dat iedereen zo goed aan elkaar hangt, zag ik nog maar zelden. En als je je goed voelt bij elkaar, zal je dat zeker zien op het veld. Misschien is dat wel het allerbelangrijkste.’

Zit er ook nog rek op jou?

‘Absoluut. Ik ben 27 jaar. Dan zit je, wordt er gezegd, in de fleur van je leven.’

Welke progressie kun je nog maken?

‘Ik scoor te weinig en misschien geef ik ook te weinig assists.’

Hoe komt dat?

‘Dat hangt natuurlijk ook af van de positie die ik moet invullen en van mijn taken op die plaats. Vroeger, toen ik veel magerder was, wou ik echt als nummer tien spelen. Nu speel ik veel liever voor de verdediging. Bij Heerenveen speelde ik daar zelfs alleen, met twee offensieve middenvelders voor mij. Hier doen we het ook niet echt met een zes. We zijn op het middenveld eigenlijk allemaal achten: Neto, Hannes (Van Der Bruggen, nvdr), ik,… Ik moet mij een beetje aanpassen aan de spelers rond mij en dat doe ik ook. Neto en Hannes komen beiden graag in de zestien, ik probeer het spel te verdelen en diegene rond mij te doen voetballen. Dat is het belangrijkste dat ik moet doen. Ik kom ook wel graag in de zestien. Maar als ook ik altijd wegloop richting zestien dan is er niemand meer aanspeelbaar wanneer de bal op links of op rechts is. Ik probeer dus vooral aanspeelbaar te zijn en anderen beslissend te laten zijn.’

Na het vertrek van Karim Belhocine wil de trainer naar verluidt dat je groeit in je leidersrol. Wat verwacht hij precies van jou?

‘Dat ik de ploeg op sleeptouw neem misschien.’

Hoe zie jij dat?

‘Ik denk dat ik nog meer kan coachen. De grote prater ben ik niet, al ben ik in Nederland wel mondiger geworden. Maar ik coach meer op dan naast het veld. Belhocine is van nature een grote prater. Bovendien speelde hij zelf niet veel en kon hij meer bezig zijn met spelers die het wat moeilijker hadden of nood hadden aan conversatie. Maar dat kun je moeilijk voor dertig man doen.’

Je staat er alleen voor?

‘Neen, dat niet. Iedereen zegt wel zijn ding, maar veel echte leiders zijn er in onze groep toch niet. Iedereen kan altijd bij mij terecht, maar persoonlijk zie ik niet altijd waar het probleem ligt of wanneer iemand zich slechter voelt. Ik probeer dat wel te doen, maar dat is niet makkelijk. Ik denk dat het beter is dat er daar een paar spelers mee bezig zijn, van elke nationaliteit één. Voor de rest kan je ook altijd bij de psychologe terecht.’

Deed je zelf al een beroep op haar?

‘Ik had een gesprek met haar, maar voor de rest ben ik iemand die zijn problemen zelf probeert op te lossen.’

Verdriet

Hoe kijk je nu terug op de periode waarin je neef Gregory Mertens tijdens een beloftewedstrijd met Lokeren getroffen werd door een hartfalen en vier dagen later overleed, op de impact van wat er toen is gebeurd en op hoe je ermee bent omgegaan?

‘Ik zat thuis toen ik opeens een bericht kreeg van een familielid. Mijn eerste reactie was er een van ongeloof. Je weet ook niet goed wat je kunt of moet doen en wacht met spanning af. Maar dat bleef maar duren. De info die we over zijn toestand kregen, wisselde ook constant. De dag voor zijn overlijden kregen we het bericht dat er niets meer aan te doen was. Maar de dag zelf vernamen we dat het opnieuw beter ging en dat zijn hart weer klopte. Daarom reed ik toen eigenlijk met een goed gevoel naar de wedstrijd tegen Anderlecht. Maar toen ik op de club aankwam, zei de kine mij: ‘Innige deelneming.’ Een paar minuten later kreeg ik telefoon dat Gregory overleden was.’

Hoe beleefde je die dagen?

‘Je bent ergens wel voorbereid op het ergste, maar je blijft toch altijd hopen. Elke avond zaten we thuis met kaarsen aan. Dan zei mijn vrouw: ‘Kom, we gaan een gebedje doen.’ Ik ben iemand die daar niet veel over praat, ik verwerk mijn verdriet op andere manieren. Maar het hielp wel een beetje, denk ik, dat het op dat moment goed ging met de club, dat het een drukke periode was en dat telkens als ik er aankwam ik alleen maar blije gezichten zag en altijd steun voelde. Voor de wedstrijd tegen Anderlecht zei de trainer daar nog iets over en zat ik er in tranen bij, maar dan draai je voor negentig minuten de knop om en speel je allemaal samen voor Gregory. Daarna ben ik meteen naar huis vertrokken. Daar probeer je erover te praten, maar voor mij is dat moeilijk. Want ik ben zo niet aangelegd. Maar dan is mijn vrouw er om mij te troosten.’

Ben je nog bij hem geweest?

‘In het ziekenhuis mocht dat niet. Zelfs de dichtstbijzijnde familie is niet zo heel veel bij hem kunnen zijn. Maar ik ben hem wel nog een laatste groet gaan brengen. Ik wist eerst niet goed of ik dat wou. Maar nu ben ik superblij dat ik hem nog eens heb kunnen gezien.’

Wat neem je van die ervaring mee in je eigen leven?

‘Dat je echt moet leven en er het maximum uit moet halen, want dat het snel gedaan kan zijn. Je weet niet hoeveel tijd je nog rest.’

Hoe kijk je tegen de dood aan?

‘Ik ben ervan overtuigd dat er leven na de dood is.’

Waarom?

‘Omdat het vaak gebeurt dat ik op plaatsen waar ik nog nooit geweest ben iets zie dat ik precies al meemaakte. Mijn beleving daarvan is dat het gebeurtenissen uit een ander leven zijn die ik mij door flashbacks weer herinner.’

Verdediging

Elk jaar sterven er sporters door hartfalen, ook voetballers; sporters die getest werden en geschikt bevonden werden voor topsport. Sta je daar na wat er met Gregory Mertens is gebeurd bij de start van een nieuw seizoen bij stil?

‘Daar mag je niet aan denken. Blijkbaar bestaan er meer sluitende testen maar duren die veel langer en kosten die te veel geld. Maar garantie dat er je niks zal overkomen, zal er nooit zijn, denk ik. Je weet dat er één kans op zoveel is dat het gebeurt en telkens je er één ziet neerstuiken, denk je daaraan. Dat het bij Gregory op het veld gebeurde, daar heb ik het wel moeilijk mee, moet ik zeggen. Ook omdat je zelf elke dag op het veld staat. Maar uiteindelijk doe je elke dag wat je graag doet en zodra je op het veld staat, ga je er honderd procent voor.’

Ben je iemand die dan precies wil weten hoe dat kon gebeuren?

‘Neen, juist niet: ik wil daar zo weinig mogelijk van weten. Stel dat ik toch geopereerd moet worden, dan wil ik zelfs niet weten wat ze met mij gaan doen. Ik weet zelfs niet hoe de irritatie aan mijn knie wordt veroorzaakt.’

Nochtans: je begon tijdens je carrière al aan psychologie en aan kinesitherapie en je maakte een opleiding tot massagetherapeut af. Zijn dat niet de keuzes van iemand die geboeid is door hoe het menselijk lichaam werkt?

‘Neen, hoe ik tot die keuzes ben gekomen, berust vooral op toeval.’ (lacht)

En nu studeer je blijkbaar voor vastgoedmakelaar?

‘Ja.’

Dat is de harde sector. Zegt dat iets over je persoonlijke evolutie?

‘Ik denk het niet. Het is vooral ook weer toeval. Ik vind het wel interessant, maar ik denk niet dat ik daar later iets mee ga doen.’

Je pakte vorig seizoen een rode kaart. Ben je brutaler geworden?

‘Ja. Dat is in Nederland gegroeid. Hier worden trainingswedstrijdjes ook op het scherp van de snee gespeeld, maar daar is dat tien keer erger.’

Je geeft weleens iemand een schop?

‘Een schop niet, maar je gaat er steviger in en dan kan je weleens iemand raken. Ik ben stouter geworden, denk ik, ook verbaal.’

Je reageert ook weleens tegen journalisten, horen we.

‘Dat gebeurt. Kritiek op de ploeg verdraag ik moeilijker dan kritiek op mezelf, zeker als de ploeg het zo goed doet als vorig seizoen. Als ik vind dat journalisten die hier elke dag zitten meer respect moeten tonen voor wat we al presteerden, dan zeg ik hen dat. Ik vind dat ik dan als aanvoerder mijn ploeg moet verdedigen.’

Jullie waren vorig seizoen de beste ploeg, maar de individuele prijzen gingen naar spelers van andere clubs. Wie van jullie kan er dit seizoen boven uit komen te steken?

‘Ik denk dat ons collectief meer aanspreekt dan onze individuele klasse. Ik hoop vooral dat iedereen zijn niveau van vorig seizoen kan behouden en nog een beetje bij kan steken. En: dat we aan elkaar blijven hangen en een even goed geheel vormen. Ik verwacht veel van iedereen.’

Wat zijn dit seizoen je persoonlijke ambities?

‘Minder geblesseerd zijn en een goed seizoen spelen en er zo mee voor zorgen dat de ploeg het weer goed doet.’

Je zus is nog altijd de enige in de familie die het tot international schopte. Is het niet je ambitie om Rode Duivel te worden en volgende zomer het EK in Frankrijk mee te maken?

‘Neen, maar mocht dat gebeuren, dan zou het wel mooi zijn natuurlijk. Mijn ambitie en mijn focus liggen niet bij de Rode Duivels, maar bij mijn club. Ik wil het hier goed doen en dan zien we wel wat er komt.’

Verlof

Op de teambuildingstage in de Ardennen waren jokers te verdienen die ingezet kunnen worden om de dag na de wedstrijd thuis te blijven. Hoeveel zijn het er voor jou geworden?

‘Drie. Het maximum.’

Wanneer ga je ze gebruiken?

‘In de winter.’ (lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S KOEN BAUTERS

“Het is te vroeg om al uit te roepen dat we weer kampioen willen worden.”

“Ik denk dat ons stadion ook zonder al die oefenwedstrijden gevuld geraakt zou zijn.”

“Na de kampioensmatch lag ik later in bed dan op mijn huwelijksfeest.”

“Elke avond zaten we thuis met kaarsen aan. Dan zei mijn vrouw: kom, we gaan een gebedje doen.”

“Ik ben superblij dat ik Gregory nog eens heb kunnen zien.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content