Drie doelpunten, drie rode kaarten en de rode lantaarn. Het nieuwjaarsrapport van Björn Vleminckx bij Erciyesspor is geen hoogvlieger. Tot overmaat van ramp vertrok de trainer die hem een jaar geleden voor Turkije deed kiezen. En toch: ‘Ik voel me weer gewaardeerd als voetballer.’

Een kwartier nadat de korte uitlooptraining na alweer een nederlaag er voor Björn Vleminckx al op zit, zitten we tegenover elkaar in de ontspanningsruimte van het eenvoudige, maar comfortabele oefencomplex van Erciyesspor. Buiten is het sinds vannacht nog niet opgehouden met sneeuwen. Lag gisteren de Erciyes nog te pronken in de koude zon, dan heeft het dichtgespijkerde wolkendek de berg vandaag helemaal aan het zicht onttrokken. Bijna vierduizend meter hoog is hij, de niet meer actieve vulkaan waarnaar Vleminckx’ club is genoemd, en voorzien van de beste wintersportfaciliteiten. Een toeristische troef, vertelt de 28-jarige Belg, die er in zonniger tijden al naar boven trok met zijn gezin en niet naliet ook de sprookjesachtige landschappen van het naburige Cappadocië te ontdekken.

Voetballen is zijn broodwinning, maar sinds het vaderschap hem te beurt viel, heeft het leven zoveel meer te bieden voor Björn Vleminckx. “De sneeuw is laat dit jaar”, zegt hij. “Vanaf februari begint normaal de zon weer te schijnen. In de zomer zie je hier gek genoeg veel Nederlandse nummerplaten. In Bornem, waar ik woon, kwam iemand me laatst zelfs zeggen dat hij hier een huis heeft. Bizar toch? Ik had nog nooit gehoord van Kayseri.”

Toch woont en werkt hij er nu, op dit oude handelsknooppunt tussen Europa en het Midden-Oosten, met een uitstekend contract van drie jaar op zak. Zijn Nederlandse vrouw heeft via afstandsonderwijs de draad van haar afgebroken universiteitsstudie weer opgeraapt terwijl hun dochtertje Fenna van anderhalf haar eerste Turkse woordjes oefent in de opvang. “Ik voel me hier op mijn gemak. In de eerste plaats omdat ik me weer gewaardeerd voel als voetballer, maar ook omdat mijn vrouw en kind hier zijn. Veel meer heb je niet nodig. Verscheidene jongens praten ook Nederlands en de mensen hier zijn super vriendelijk. We wonen met zes spelers in hetzelfde appartementsgebouw waardoor mijn vrouw niet alleen is als we weg zijn met de ploeg. Privé zit het dus goed. Dit is het einde van de wereld niet. Het is ook fijn om eens iets te proberen. Misschien is dat wel een beetje het nadeel van ons, Belgen: dat we vasthouden aan wat we kennen. Maar ik sta open voor nieuwe dingen, anders kom je beter niet naar hier. Ik drink zelfs thee nu.”

Blindelings vertrouwen

Veel hebben we van Björn Vleminckx niet meer vernomen sinds hij met stille trom uit België verdween en op uitleenbasis voor Gençlerbirligi ging voetballen. Zijn debuut bij de club uit de hoofdstad Ankara haalde nog de Belgische sportpagina’s. Vier doelpunten maakte hij die dag in het met 3-5 gewonnen uitduel tegen Antalyaspor. Hij kon niet meer stuk. Het voorbije halfjaar bij Erciyesspor was andere koek. Twee keer vond zijn naam nog de weg naar het thuisfront. Eerst toen hij binnen de eerste zeven speeldagen drie rode kaarten verzamelde, daarna met het ontslag van zijn trainer Fuat Çapa enkele dagen voor Kerstmis.

“Fuat was de belangrijkste reden dat ik naar Turkije ben gekomen. Zijn ontslag is bijzonder jammer, maar het leven staat niet stil. Je weet dat dit kan gebeuren in het voetbal. Naar Turkse normen heeft hij het hier nog lang uitgezongen. Natuurlijk valt hiermee een stukje comfort voor mij weg: Fuat sprak Nederlands en hij weet hoe hij me moet gebruiken. Het is nu aan mij om de nieuwe trainer van mijn kwaliteiten te overtuigen. Er zullen jongens moeten vertrekken, maar ik ga ervanuit dat er voor mij niets verandert.”

Çapa probeerde hem al in de zomer van 2012 naar Gençlerbirligi te halen. Vleminckx was nog niet rijp voor de stap. “Ik wilde mijn kans nog gaan bij Club. Maar met Nieuwjaar stond hij daar terug. Persoonlijk uit Turkije voor mij naar België gevlogen. Dat gaf vertrouwen, temeer daar het bij Brugge einde verhaal was ondertussen. Ik had één gesprek met hem en ben uitgeleend. Die zes maanden hebben me buitengewoon goed gedaan. Ik wist: als ik definitief wegging bij Club, zou ik Fuat volgen. Ik vertrouwde hem blindelings.”

Çapa lichtte Vleminckx in dat hij niet zou blijven. Een nieuwe uitdaging wenkte. Gençlerbirligi en Club Brugge hadden een akkoord over een definitieve overgang van de aanvaller, maar die verbond zijn lot aan dat van Çapa. “Ik had nog drie jaar contract bij Brugge. Wat dat betreft voelde ik geen enkele onzekerheid. Ook omdat ik wist dat Fuat heel hard bezig was om me naar Erciyesspor te krijgen. Als we er niet uitkwamen, zou ik op 1 juli gewoon met Brugge gaan trainen zijn. Als het moest zelfs met de reserven. Er waren andere clubs geïnteresseerd, ook Turkse, maar die hield ik af. En dus zit ik nu hier. Het is een gok, maar een gok met de zekerheid dat ik mij een jaar lang kan bewijzen en niet op de bank zit. Ik kon naar Besiktas, maar daar zit HugoAlmeida (Portugese spits, nvdr) al aan acht goals. Stel dat ik met hem in concurrentie was moeten gaan…”

Krachtig voetbal

Bij Genclerbirligi werd hij weer voetballer. “Alles was rozengeur en maneschijn. Ik kwam in een ploeg terecht die al een tijd samenspeelde. Dan pas je je als enige nieuwkomer probleemloos aan. Ik scoorde negen keer en iedereen was vol lof. Het hoogtepunt was het uitduel tegen Galatasaray. Hun arena is een kopie van de Amsterdam Arena, maar dan korter op het veld. Het zat helemaal vol: 55.000 man. Dat heb je niet in België. We wonnen met 0-1, een doelpunt van mezelf: dan krijg je ze wel even stil.”

Wat een verschil met Erciyesspor. Tegen datzelfde Galatasaray werd met kansloos 1-3-verlies als hekkensluiter de winterstop ingegaan. “De uitdaging is immens. Deze club komt uit tweede klasse en is het niet gewoon om met buitenlanders te werken. Van de 28 spelers zijn er 22 nieuw. Dan weet je dat het tijd vraagt om ingespeeld te geraken. We voetballen niet slecht, maar kleine foutjes worden afgestraft. En toch: als we zo blijven voortdoen, degraderen we niet. Daar ben ik heilig van overtuigd. Daarvoor is deze groep te goed. Met Gençlerbirligi stonden we twee speeldagen van het einde op twee punten van de vierde plaats en Europees voetbal. We zijn uiteindelijk als dertiende geëindigd. Zo kort hangt het hier aan mekaar. Daarom mogen we ons niet blindstaren op het klassement. Onder de top vier is het erg aan mekaar gewaagd. Wat het hier zo moeilijk maakt, is dat negentig procent van de spelers enorm krachtig is. Tactisch is men in Nederland en België sterker, maar hier blijft men negentig minuten gaan. Volgens mij zouden Turkse ploegen het makkelijker hebben in België dan omgekeerd.”

Drie rode kaarten

De rode kaarten dan. Drie keer werd hij uitgesloten, waarvan twee keer na dubbel geel. Het leverde hem telkens een speeldag schorsing op. Zijn directe rode karton bleef zonder gevolgen. “In Rize wordt een honderd procent penaltyfout op mij begaan, maar de scheids geeft mij geel voor een schwalbe. In de 88e minuut ga ik dan een luchtduel aan waarbij we allebei breed springen. Hij geeft mij een tweede geel, zogezegd omdat ik een elleboogbeweging maakte. Uit de beelden blijkt van niet, maar je hébt ze wel. Twee weken later ga ik twee keer in een luchtduel, opnieuw zogezegd met een elleboog. En de derde uitsluiting kwam er omdat ik zogezegd een vuile beweging naar de scheidsrechter had gemaakt, wat niet het geval was, want ik ben er achteraf ook voor vrijgesproken. Ik ben me zelfs niet moeten gaan verantwoorden.”

Na het laatste rood werd hij enkele dagen teruggezet naar de B-kern, samen met een handvol ploegmaats. De club wilde een gebaar stellen naar de buitenwereld. Daardoor miste hij één wedstrijd, een bekerduel, maar dat zou hij sowieso niet hebben gespeeld. “De volgende competitiewedstrijd was ik er gewoon weer bij. Die eerste twee speeldagen schorsing waren wel vervelend, zeker als je weet dat je onschuldig bent. Je wil zo veel mogelijk spelen, goals maken en belangrijk zijn. Als je twee keer moet toekijken, kom je niet in het ritme. Sindsdien probeer ik mijn mond te houden. Weinig mensen zouden me nog herkennen. Het is ooit anders geweest, dat weet ik wel. Dat ik opvliegend en agressief naar de arbiter liep. Ik heb geleerd dat dit geen nut heeft. Ik wil geen vierde rode kaart meer.”

Eén ding ontbreekt nog: “Doelpunten. Ik heb drie keer gescoord, wat bij een ploeg die onderin staat niet héél slecht is. Met wat geluk waren het er meer geweest. Dat vreet wel een beetje. Maar ik heb een kind nu: ik kan het voetbal veel beter relativeren dan vroeger.”

Uit de ploeg vliegen

Hij leek voorbestemd de top van zijn kunnen te bereiken bij Club Brugge, de club die hem op het lijf geschreven was. Hij lacht: “Op het eerste gezicht wel, ja.” Het draaide anders uit. “Ik denk dat ik dat hoofdstuk beter afsluit. Ik voel geen spijt. Onder Koster had ik een leuke tijd en ook onder Daum, van wie ik tussen haakjes heel veel heb geleerd, mocht ik nog spelen. Over de rest zeggen we beter niet veel. Ik had liever in de basis gestaan en Brugge aan de titel geholpen. Zo is het niet gelopen. Deels zal dat aan mij hebben gelegen, deels ook aan iemand anders.”

Hij verkiest er niet dieper op in te gaan. “Anders moet ik natrappen en dat wil ik niet. Er is niet één verklaring.” Dan toch: “Iedereen heeft gezien dat ik voor Nieuwjaar nog speelkansen kreeg van Daum. Ik maakte een goal of drie. Na Nieuwjaar verliezen we thuis tegen KV Mechelen en in Anderlecht, en ik vlieg uit de ploeg. De week erna mag Akpala spelen, zit ik op de bank en winnen we. Dan is het logisch dat hij blijft staan. Ik ben blijven trainen en heb mijn best gedaan, maar toen Leekens kwam kreeg ik nog weinig kansen. En bij de Spanjaard (Vleminckx noemt Juan Carlos Garrido niet bij naam, nvdr) was het hetzelfde. Bacca kwam erbij en die heeft uiteraard uitzonderlijke kwaliteiten, maar toen ik nog eens een kans kreeg, maakte ik wel enkele doelpunten. Twee weken gespeeld, twee keer gescoord, maar op Beerschot zat ik toch weer negentig minuten op de bank. Waaróm? Bacca heeft het heel goed gedaan en er een mooie transfer aan overgehouden. Geen probleem, de keuze van de trainer is de juiste gebleken, maar om dan geen enkele uitleg te krijgen? Ik vind dat raar.”

In een trechter

Bij NEC was hij Nederlands topschutter geworden. De verwachtingen waren hooggespannen. Onrealistisch hoog misschien. Tien, vijftien doelpunten, daar kwam hij altijd wel aan, maar ineens lag de lat op drieëntwintig stuks. “Is het geluk geweest of niet? We hadden een ploeg die uitsluitend in functie van zijn kopbalsterke spits speelde. Als ik drie, vier goede ballen van de flank krijg, ben ik ervan overtuigd dat ik er altijd minstens één met het hoofd afmaak. Bij NEC was dat het geval. In Nederland zijn de centrale verdedigers ook net iets minder groot en sterk dan in België en Turkije. Dat speelde ook in mijn voordeel. Maar het is niet omdat je in de ene ploeg functioneert dat dit ook in de andere zo is. Zoals bij een puzzel moeten de stukken bij elkaar passen. Dat is ook de verantwoordelijkheid van de trainer: als je spelers haalt, moeten ze bij elkaar passen. Dat was in Brugge zeker niet het geval. Na Koster werd er alleen nog in een trechter gespeeld. Ik heb me proberen aan te passen, maar jezelf helemaal veranderen lukt nooit.”

Hij vermant zich: “Maar goed, was het anders gegaan, dan had ik nu niet hier gezeten en dit is voor mij ook een uitdaging. Ik zit hier zeker niet tegen mijn goesting of uit gebrek aan andere mogelijkheden. Of ik nu bij Beveren, Oostende, KV Mechelen of Club Brugge zat: het was altijd wel iets. Maar ik ben hier niet om België iets te bewijzen. Alleen voor mezelf. Ik wil nu rustig verder werken aan mijn carrière. De enige die ik van mijn kwaliteiten moet overtuigen, is de trainer. Ik weet wat ik kan en vooral wat ik niet kan – ook al denken de mensen dat ik dat niet weet. Eigenlijk is dat mijn carrière in een notendop.”

Eenmalig geluksjaar

Een carrière waar hij best tevreden over is. “Ik ben profvoetballer sinds 2002. Ik kom uit tweede klasse en ben topschutter geworden in Nederland. Dat pakt niemand me nog af. Ook al zeggen ze dat het een eenmalig geluksjaar was: het gaat niet meer uit de boeken. Dat anderhalf jaar in Brugge is niet mijn beste periode geweest, maar ik heb toch voor een topclub gespeeld. Nu zit ik in Turkije, maar het is nog niet gedaan. Ik ben 28, heb nog vijf, zes jaar te gaan. Ik ben tevreden, maar nog niet voldaan. Ik wil hier nog heel veel bereiken. Ik heb voor drie jaar getekend en bekijk het van dag tot dag. Als ik me hier niet goed voelde, dan had ik nu niet tegenover jou gezeten.”

Tijd voor het avondmaal. Het restaurant bevindt zich op de bovenste verdieping van het trainingscomplex. “Eigenlijk ben ik niet avontuurlijk aangelegd”, vertelt Björn Vleminckx nog terwijl hij ons de spelerskamers laat zien. “Ik ga niet op mijn eentje kamperen in de bergen. Eigenlijk ben ik graag kort bij vrienden en familie. Maar ik wil veel proberen en hier heb ik nog geen seconde spijt van gehad. Daar sta ik van te kijken, ja. Misschien is dit wel een andere ik die ik leer kennen. Dat is ook belangrijk in je ontwikkeling als mens. De carrière staat op één op dit moment, maar zeker zo belangrijk is dat je als mens gelukkig bent.

“Alles bij mekaar is het een mooi avontuur. Geld is belangrijk, daar ga ik niet hypocriet over doen, en het is makkelijk verdiend. Maar het is ook belangrijk om mezelf te verrijken. Ik kan me hier opnieuw bewijzen als voetballer en ik leer een nieuwe cultuur kennen. Wat kennen wij in België nu van Turkije buiten Antalya? Dit land is immens groot: 88 miljoen inwoners. Dat is wat het meeste indruk op mij heeft gemaakt. Acht uur in een bus zitten voor een wedstrijd: dat kunnen wij ons in België niet voorstellen.”

DOOR JAN HAUSPIE IN KAYSERI

“Ik probeer mijn mond te houden. Weinig mensen zouden me nog herkennen. Het is ooit anders geweest, dat weet ik wel.”

“Ik kan me hier opnieuw bewijzen als voetballer, en ik leer een nieuwe cultuur kennen. Dat is ook belangrijk.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content