Anderlecht kreeg RC Genk in het vizier en het trainerke van Diegem, zo blijkt, een plaats in de paars-witte eregalerij. Het zal niet van het resultaat morgen in Athene afhangen hoe Ariël Jacobs de Brusselse annalen ingaat.

Proficiat! Volgende week bent u drie jaar hoofdtrainer van Anderlecht. Aimé Anthuenis was de laatste die het zolang uithield en het is van Paul Van Himst en vóór hem Sinibaldi en Bill Gormlie geleden dat een trainer het hier langer uitzong.

Ariël Jacobs: “Ik zal een goedkope trainer zijn, zeker? Of mijn vrouw zal charmes hebben.

“Ik hecht hier geen belang aan, ik doe gewoon mijn job. Niks speciaals. Ik heb mijn manier, maar het is niet dé manier. Als het ergens aan te danken is, zijn het de spelers want zij bepalen of een trainer blijft of niet.”

Roger Vanden Stock noemt u al niet meer de Guy Roux van Anderlecht, want dan moet u 100 jaar worden, maar zijn Arsène Wenger. Wat doet hem zo voor u innemen?

“Geen idee. Het zijn vleiende woorden, maar ze storen me ook want wie is Ariël Jacobs vergeleken met Arsène Wenger? Ik heb heel weinig formeel contact met de voorzitter. Dat is goed, want in een club moeten elke dag beslissingen worden genomen en dan heb je beter korte lijnen. Dat zorgt voor stabiliteit. We hebben twee keer vroeg op het seizoen een doelstelling gemist, tegen Bate en tegen Partizan. De gevolgen voor de club waren zwaar en als trainer voel je je mee schuldig, maar telkens heeft hij me gezegd dat het niet opwoog tegen het werk dat hier wordt verricht.”

Volgens Herman Van Holsbeeck klopt u zelden op tafel omdat u weet dat u er niet op wordt afgerekend als er wedstrijden worden verloren door beslissingen van de club die ingaan tegen uw advies.

“Dat is niet de reden dat ik me zo opstel. Mijn filosofie blijft altijd dezelfde: mocht ik bestuurder zijn, ik zou een trainer slechts beperkte inspraak geven. De club moet haar beleid voor negentig procent zelf bepalen. Misschien komt dat over alsof ik me in mijn rolletje schik en niet wil opboksen tegen het bestuur, maar denk je niet dat ik steviger zou staan als ik dingen zou eisen?

“Wat is dat, op tafel kloppen? Zeggen dat je iets móét hebben. Ik vind: je maakt deel uit van een organisatie en die mag je niet afbreken. Na twee maanden kan je weg zijn en dan mag je de club niet hebben opgezadeld met je dwingende gedachten.”

De titel was pas binnen of Roger Vanden Stock beloofde u een rechtsachter en een spits. Waar zijn ze?

“Ze waren mij niet beloofd. Een trainer is een passant, maar hij moet zijn werkgever wel voortdurend aangeven waar de gevaren schuilen. Ik geef dus dingen aan en motiveer ze. Vorig seizoen al, toen het goed ging, maar als het niet haalbaar is, om welke reden ook, moet ik me daar niet achter verschuilen.”

Aartsbisschop Léonard

U stond nog niet in de Champions League.

“Bate was een ontgoocheling, maar toen was alles nog te nieuw voor mij. Van de uitschakeling tegen Partizan heb ik enorme spijt, dat verheel ik niet.”

Na nog een paar nederlagen werd uw ontslag een thema. Begrijpt u dat?

“Drie kwart van de trainersontslagen wordt veroorzaakt door aanhoudende druk van buitenaf. Ik heb het bij de voetbalbond meegemaakt: mensen die hun zeventien handen in het vuur staken voor het behoud van een coach, maar van zodra er druk kwam, hun handen terugtrokken om niet zelf in het vizier van het kanon te komen.

“Wat kan je ertegen doen? Het zijn windmolens en vechten tegen windmolens helpt niet. Ik heb er mij absoluut geen vragen bij gesteld. Op zo’n moment heb je al je aandacht en energie nodig voor andere zaken.”

Clubs roepen het onheil vaak over zichzelf af. Vlak voor Cercle noemde Vanden Stock een gelijkspel een goed resultaat in normale omstandigheden, maar nu niet: er moest gewonnen worden. U verloor. Wat kan zo’n voorzitter daarna nog komen vertellen?

“Wat blijkt te langen laatste? Dat je best zo weinig mogelijk zegt. Ik vond de conclusie van de VRT over de positie van aartsbisschop Léonard een wijze levensles. Men zei: had hij niet beter gezwegen? Maar als we zwijgen, zijn jullie niet content. Ik lees geen kranten, maar raadpleeg wel ’s ochtends teletekst. Of het nu over economie, politiek of sport gaat: je leest alleen negatieve zaken. Een steekpartij, een auto-ongeval, nog altijd geen regering, in Frankrijk staken ze en in Indonesië raast een tsunami. Dan ga je naar de sportpagina’s en is Biglia out, zegt Van Holsbeeck dat zo’n match niet meer kan, is het miserie in Brugge, crisis bij Zulte Waregem en weet men het bij STVV ook niet meer. Van Genk wordt niet meer gesproken, want daar gaat het goed. En daaronder, om te lachen: Maradona heeft voor de zeshonderdste keer zijn vrouw bedrogen. Dat is dan pagina 499.”

Kijkt u zelf wel genoeg naar het positieve in uw werk?

“Coachen is een negatief vak. Een groep vormen en spelers beter maken: dat is het positieve. Maar waarom moet je een groep maken? Omdat er geen is. Om dingen te verbeteren, moet je aangeven wat er niet ging. Je basisgegeven is dus altijd negatief. Van dat negatieve probeer je iets positief te maken, maar ook al doe je er alles voor, je hebt het niet altijd in de hand. Dat maakt het zo moeilijk en misschien verklaart dat ook vaak het onbegrip tussen trainers en journalisten. De journalist stelt vaak andere vragen dan waar de trainer het in de emotie direct na een wedstrijd over wil hebben. Ik vind dat daar ook begrip voor mag zijn. Maar ik heb me leren te beheersen en dan stap je al eens mee in zo’n verhaal omdat het al die commotie niet waard is.”

Het stoorde u geregeld hoe iemand als Michel Preud’homme uit de bocht kon gaan en toch gespaard bleef worden in de media. Geldt dat stilaan ook niet voor u?

“Ga ik uit de bocht tegenover de media? Misschien zijn de media wel ontgoocheld omdat ik niet uitbundiger reageer.”

Op Sint-Truiden wint u, maar u was amper te genieten op de persconferentie.

“Dat had een reden. In de pers had gestaan dat Legear zichzelf fit verklaarde om een half uur te spelen. Ik wilde hem bij mij roepen, maar hij was me voor en vertelde me dat hij niet sprak met de pers. Het was dus een journalistiek uitvindsel geweest. Ik zei hem dat hij dit in zijn bovenkamer moest houden en die journalist de volgende keer terecht moest durven te wijzen. Op de persconferentie werd er direct een vraag over gesteld en ik zie die journalist staan. Dan mis ik niet, dan is het inderdaad geen humor meer, want ik zit met de gevolgen en er is geen andere manier om me te verdedigen. Dit compromitteerde niet alleen Jona, het creëerde ook wrevel bij de andere spelers. Journalisten zijn zich er te weinig van bewust wat ze kunnen veroorzaken in een groep.”

Relatie met Mbark

Van Legear gesproken: hij was weer geblesseerd en hij is niet de enige. Vorig seizoen had u weinig last van blessures in uw groep.

“Er waren resultaten doordat er weinig blessures waren, en doordat er resultaten waren had je geen geblesseerden. Hebben ze in Genk veel blessures nu?

“Ik zoek naar verklaringen. We trainen op dezelfde manier en we spelen evenveel en even moeilijke wedstrijden. Ik zie dat de meeste clubs met blessures te kampen hebben, ook grote clubs in het buitenland als Bayern München.”

Hoe gaat het met Wasilewski?

“Ik hoop uit de grond van mijn hart dat hij zal terugkomen, en liefst zo goed mogelijk.”

De gestrekte benen en de ellebogen blijven in het rond vliegen. Wat is er aan de hand met het voetbal?

“Een terechte vraag. Er zit heel veel verkeerd.”

Zijn we niet steeds meer het slachtoffer van die vreselijke ‘winnen ten koste van alles’-mentaliteit?

“Absoluut. De belangen worden almaar groter en veel mensen zijn daar het slachtoffer van. En dan zijn dit nog maar de zichtbare feiten, want ook de verbale agressie neemt toe. De hele maatschappij is zo geworden.”

U was als speler zelf vaak een doelwit voor verdedigers, maar u pakte hen achteraf ook terug.

“Ik pakte altijd terug, maar van Besnik hoor ik dat het er in zijn tijd op training honderd keer harder aan toe ging, maar zonder dat er geblesseerden vielen. Als een speler nu revanche neemt, ligt die ander in het ziekenhuis. Op training! Dát is vandaag het voetbal. Er zijn normen overschreden, maar men staat er niet meer bij stil. Waar dat zal eindigen, weet ik niet, maar ik vrees dat het niet meer gestopt kan worden. Hoe doe je dat? Door spelers een charter te laten tekenen? Trainers bijeen te roepen? Een week later is het toch weer bingo. Zo maak je je belachelijk.”

Prettiger is dat Mbark Boussoufa u erg graag schijnt te zien: hij hangt om de haverklap rond uw nek.

“Ik heb een relatie met hem (lacht uitbundig). Ik mag niet zeggen dat het me koud laat, maar het is vooral een uiting van een speler die vindt dat de druk van buitenaf op de trainer niet terecht is en dat de relatie nog altijd dezelfde is als toen het wel goed ging. Waarom stoort het mij dan toch? Omdat ik alles altijd bekijk als een geheel. Je weet hoe simplistisch spelers reageren. Ze zouden kunnen gaan denken dat Boussoufa het vriendje is van de trainer en zich alles mag permitteren. Dan wordt het een last ook voor Mbark. Ik heb nog altijd het liefst dat een speler die scoort naar de assist- of zelfs de pre-assistgever loopt. Daar heb ik meer plezier van dan wanneer hij naar mij loopt, hoe gemeend het ook is.”

Clausule vergeten

Hoe kijkt u terug op die drie jaar?

“Als drie jaar die enorm snel voorbij zijn gegaan. Drie jaar waarvan ik verbaasd ben dat ik ze heb overleefd, in alle betekenissen. Drie jaar waarvan ik denk dat ze me meer dan drie jaar van mijn leven zullen kosten, zonder dat ik al iets voel, behalve dan dat het je moe maakt. Ik denk dat ik veel emoties onder controle heb, maar vanbinnen moet het toch iets met je doen.”

Twee jaar geleden vond u dat Anderlecht aan een buitenlandse trainer toe was. Vindt u dat nog steeds?

“Ja, omdat wie opgroeit in één cultuur, ten dele blind wordt. Een buitenlander kan die tunnelvisie doorbreken. Als je het huis kent en ziet wie er beschikbaar zijn, komen er heel weinig Belgische trainers in aanmerking. Velen hebben, los van hun voetbaltechnische kwaliteiten, problemen met hun eigen persoontje. Dat past hier niet.”

In uw boek betreurt u dat u niet zoals in Genk een clausule in uw contract had laten zetten waardoor u niet kon overnemen als hoofdtrainer. Meent u dat? U zou nogal wat hebben gemist.

“Wat dan? Ik heb maar één ambitie en dat is wat ik doe zo goed mogelijk te doen. Waar mij dat brengt, weet ik niet. Ik zeg niet: na Anderlecht moet het Engeland zijn.

“Tegen URS Centre (dat in het stadion van Jacobs’ ex-club La Louvière speelt, nvdr) zat ik in de bezoekerskleedkamer waar ik me zes, zeven jaar geleden elke dag omkleedde. Die avond heb ik even gedacht: verdorie, hadden ze me toen gezegd dat ik hier zou terugkeren als trainer van Anderlecht… Wie denkt dat hij naar zoiets kan toe werken, vergist zich. Het is de gang van het leven: je hebt niks in de hand.

“Mijn eerste match met La Louvière was op Lommel. We verliezen en het publiek scandeert Daniël Leclercq! Daniël Leclercq! Jacobs démission! Jacobs démission! Niemand is me woensdag komen zeggen: félicitations avec la victoire, maar heel veel mensen hebben me gezegd: merci pour ce que vous avez fait avec La Louvière. Dat doet me iets, want voor hetzelfde geld draait het anders uit en ben ik nu trainer van Grimbergen.

“Ik heb nog altijd spijt dat die clausule er niet was, ondanks alles wat er nadien is gevolgd – de beker, de titel, Europees voetbal. Ik begrijp niet dat het toen niet in mij is opgekomen terwijl het in Genk het eerste was waar ik aan dacht. Jos Vaessen ging niet akkoord, maar voor mij was het een dwingende voorwaarde. Er moet duidelijkheid zijn. Ik ben daar nog altijd zó blij om.”

Mocht Vercauteren niet zijn ontslagen, u zou zelf zijn opgestapt, schrijft u ook.

“Wat telt? De club. Dat zeg ik de spelers nog elke dag. In de piramide staat de club bovenaan, dan komt de ploeg en pas dan het individu. Ieder individu, trainer inbegrepen, staat onderaan. Als je goed samenwerkt, heb je een ploeg, maar de club blijft belangrijker. Een speler die denkt dat hij de club is? Verkeerd. Dus als je voelt dat er iets niet goed zit, moet dat element eruit en in dit geval was ik dat zelf. De situatie was niet werkbaar en de kans bestond dat het geheel daar onder zou gaan lijden. Niemand wist hiervan, alleen één van mijn zoons en die begreep het.”

Een boom planten

Voor Vercauteren bestaat u niet meer. Hoe staat u tegenover hem?

“Nog altijd normaal, denk ik. Ik ben spijtig genoeg pas laat tot het besef gekomen dat ik niet welkom was. Dan is de conclusie: ik moet eruit. Ik heb geen probleem met hem, ik heb sowieso weinig problemen met weinig mensen. De zon schijnt voor iedereen, dat heb ik van thuis mee gekregen. Ik heb in die drie jaar nooit afgunst gevoeld voor wie dan ook.”

En toch een boek schrijven. Wie had ooit gedacht dat Ariël Jacobs zich dat waard zou achten?

“Als je spreekt over de vervlakking van de maatschappij en Jacobs schrijft een boek, dan denk je: het toppunt is bereikt. Hoe meer de vraag om een biografie kwam, hoe minder ik het zag zitten. Maar over een jaar ben ik misschien geen trainer meer en over zes maanden kan ik dood zijn. Dan liggen mijn notities daar. Toen heb ik gezegd: geen biografie over Jacobs, maar een boek over hoe een trainer werkt.”

Volgens een oosterse wijsheid moet een man drie dingen hebben gedaan in zijn leven: een kind verwekken, een boom planten en een boek schrijven.

“Dan moet ik nog die boom planten. (lacht)

Dus toch nog geen echte man.

“Dat ben je nooit. Alles is altijd nieuw, je bent nooit klaar.”

DOOR JAN HAUSPIE

“Veel trainers hebben, los van hun voetbaltechnische kwaliteiten, problemen met hun eigen persoontje.”

“Journalisten zijn zich te weinig bewust van wat ze kunnen veroorzaken in een groep.”

“Ik zeg niet: na Anderlecht moet het Engeland zijn. Je hebt niets in de hand.”

“Ik was niet welkom. Dan is de conclusie: ik moet eruit.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content