Een kwart van de competitie is achter de rug. Tijd voor een tussenbalans met Jacky Mathijssen, die Club Brugge op een tweede plaats neerzette : ‘We hebben op slechts één ploeg schade opgelopen, maar we zijn nog niet tevreden over wat er te zien is.’

Helemaal gelukkig is Jacky Mathijssen niet, daarvoor ligt de Europese uitschakeling van blauwzwart nog te vers in het geheugen. Dat de winst op Brussels en de tweede plaats in de stand de weerbaarheid evenwel heeft verhoogt, blijkt uit de ontspannen sfeer waarin getraind wordt. Ruim twee uur lang, en het zal in de toekomst af en toe nog langer zijn. Zoals in de voorbereiding, drie uur. De spelers weten dat, accepteren het. De zon schijnt, het weer is zacht en in het weekend hebben ze vrij. Een herenleven.

Bij een sober maal – als zijn spelers op hun gewicht moeten letten, wil de coach ook een inspanning doen – blikt Mathijssen terug op wat voorbij is. Hij wil er zijn tijd voor nemen, dingen uitleggen. De Noorse kater blijkt nog niet verwerkt.

Jacky Mathijssen : “Je hebt mensen die zeggen : je bent met een nieuwe groep aan iets begonnen en je zit nog in een groeifase. Er zullen van die momenten komen omdat je andere accenten legt, een andere manier van werken hebt. Ook door omstandigheden, zoals blessures, moest je misschien dieper vertrekken dan je gewend was. Het zou volgens die mensen wel eens een zege kunnen zijn om binnenkort niet geconfronteerd te worden met de kwaliteit van de tegenstrever, met ontgoochelingen, met misschien nog meer blessures of zaken die zich doortrekken in de weekends die op die Europese wedstrijden volgen. Wel, ik ben daar niet van overtuigd. Ik vind het jammer dat we die Europese wedstrijden niet aan de supporters kunnen aanbieden. Die hoeven zich van de problemen die ik net schetste niks aan te trekken, maar ik vind ook dat ze in dat groeiproces hadden mogen blijven.”

Het rendement in de Belgische competitie moet je anderzijds wel tevreden stemmen.

“Ja. Ik ben tot dusver zelden tevreden geweest, maar wel over het rendement. Zelf onderscheid ik twee moeilijke momenten tot nu toe : de late goal tegen Lokeren en de eerste helft tegen Brann Bergen. Daar word je in principe gepakt – niet koud, noch onvoorbereid – op iets waarop je nooit kon anticiperen, omdat het gewoon niet kon, gezien de heenwedstrijd, de analyses die er waren, de oplossingen, het voortzetten van al het goede wat we ginds gezien hadden … Die twee dingen hadden eruit gemoeten en dan was het tot nu niet beter geweest, maar dan had je eigenlijk zeer dicht bij een perfect parcours gezeten naar rendement toe. Niet qua uitvoering. Genk, waar we over tien dagen op bezoek gaan, zou een ideale plaats zijn om de twee punten die we tegen Lokeren verloren, terug te pakken, maar dat andere ding is onherroepelijk weg.”

Werd de eerste helft tegen Brann al niet aangekondigd tijdens de wedstrijd tegen Moeskroen, waar het voor de rust ook al fout ging ?

“Dat denk ik niet.”

Er werd toen ook veel ruimte weggegeven op het middenveld.

“Dat kan zijn, maar er zijn vervolgens andere keuzes gemaakt.”

Sterchele-Salou en Leko-Englebert.

“Ik denk dat het daarom nog meer verantwoord was om te gaan naar de keuzes die we op Brann Bergen hadden gemaakt en waar het wél perfect liep. Ik had het me minder vlug vergeven als ik veranderd had ten opzichte van de manier waarop ik die heenwedstrijd aanpakte, vanuit de veronderstelling dat het niet meer nodig was thuis of wat dan ook. We hebben daar op een bepaalde manier méér dan meegedaan, op een bepaalde manier zelfs dominant geweest. Nu was het aan onszelf, aan de vorm, de kwaliteit van die avond, het omgaan met het evenement, om daar iets goed van te maken. Daarvan kan je niets anders zeggen dan dat je gefaald hebt.”

Wat liep er voor de rust fout ?

“Laat dat voor mij. Men zegt dan wel ergens dat ik het niet weet, maar dat neem ik voor mij. Sommige dingen weet ik wel, maar zeg ik niet. Het was vooral zwak in balbezit, een aantal mensen haalden gewoon niet de helft van hun niveau. Ik vind dat het te eenvoudig is voor een coach om nu te zeggen dat die, die en die slecht heeft uitgevoerd wat we afgesproken hadden. Dat doe ik niet. Maar laat het duidelijk zijn : ik was wel verrast door wat er gebeurde, ik kon dat niet rijmen. Zet die twee eerste helften tegen Brann Bergen, die uit en die thuis, achter mekaar en de mensen denken dat er van truitjes is gewisseld.”

Opvallend was het gebrek aan agressie in de duels. Lag het ook daaraan ?

“Club Brugge is duidelijk een ploeg die leerde dat alles heel proper moet. Niet alleen op defensief vlak, je kunt ook proper aanvallen, zoeken naar de beste oplossing, balletje laten circuleren, mooi verzorgd passen. Verdedigend maken wij in de omschakeling weinig overtredingen, vind ik. Wij maken ze als het gevaarlijk wordt, als je achterna loopt, de tegenstrever al op snelheid is. Die fouten worden terecht altijd met geel bestraft, want je breekt dingen af. Als je de fout moet maken, moet je dat doen vóór de tegenstrever op snelheid komt. Daar moeten we leper in worden. Niet dat we de toer van Brussels op moeten gaan, al klinkt dat misschien onbeleefd op basis van één helft tegen ons. Als we veel mensen naar voor willen brengen, dan weet je dat dit een van de meest efficiënte manieren is om er de counter uit te halen. Als Moeskroen ons pijn doet op de counter, is het in de ruimte, met lopende mensen. Dus moet je proberen om in de omschakeling de bal opnieuw te veroveren, in plaats van verdedigend achteruit te lopen.”

Dingen loslaten

Het overkwam je niet bij Brussels. Had dat ook met de omschakeling naar een 4-3-3 te maken ?

“Je hebt met die veldbezetting de kans om hoger te komen. Wij willen dat ook in een 4-4-2 doen, met opkomende flankverdedigers en infiltraties, maar qua positie zit je in een 4-3-3 op het moment dat het fout gaat, dadelijk beter. Of liever niet beter, maar duidelijker, waar je in de omschakeling snel naartoe moet als jouw positie al bezet is, maar niet die van de man die weg is. Eén, twee seconden vroeger oog hebben voor de man aan de bal maakt dat je die veel sneller in de problemen kan brengen, terwijl we in de voorbije periode veertig, vijftig meter achteruit liepen.”

Bouw je nu daar nu op verder ?

“Ik ben vooral blij met het feit dat de spelers het ook zo opgenomen hebben. Spelers moeten ervan overtuigd zijn dat ze op dit moment iets meer moeten denken aan de ploeg dan aan zichzelf.”

Wesley Sonck en François Sterchele zijn geen typische buitenspelers, maar kunnen dat uitvoeren, ook al komen ze wat minder in een goede scoringspositie.

“Een van de redenen waarom ik heel lang ben meegegaan in het andere concept, is dat je volgens mij als trainer moet zoeken naar een manier om zoveel mogelijk spelers volgens hun beste kwaliteiten uit te spelen. Dan zet ik misschien een aantal dingen opzij waarvan ik zelf overtuigd ben dat het beter kan, of anders. Ik weet ook dat de combinatie Sterchele-Sonck de ideale combinatie voor hen lijkt, maar ik vind het wel knap dat ze beiden aan mij lieten weten : ‘Trek u daar niks van aan, op dit moment is de club belangrijk, ook al moeten we dingen loslaten.’ ”

Bij gebrek aan een echte linksbuiten startte je zo niet in augustus.

“Ik vind dat zo’n speler altijd een alternatief kan zijn dat je in huis moet hebben. Dan hoef je heus geen topper te kopen, maar misschien gaan voor een betaalbare oplossing die accepteert dat hij in een omgeving komt die misschien net iets te hoog gegrepen is, en waarin hij misschien maar vijf keer op een seizoen aan de bak komt. Nu moet je mensen iets meer overtuigen om erin te stappen.”

Op Brussels kreeg ook Karel Geraerts een nieuwe rol. Niet meer infiltrerend, maar controlerend, vlak voor de verdediging. Net op tijd, want hij was zwalpend en zoekend.

“Normaal moet de bal aan Karel voorbij gaan. Iemand anders moet de acties maken, waarna hij op het juiste moment, of net te laat, ergens tussenin moet opduiken. Ik denk dat het vooral zijn zelf opgelegde verwachtingspatroon was, dat hij niet invulde. In die richting kreeg ik ook signalen. Dan moet je iemand helpen. In het geval van Djokic, die hard werkte en sleurde, was dat : hem er even uithalen. Typisch voor spitsen, laat ze maar even wachten tot je voelt op training dat de druk mentaal wat weg is. Dat heeft hij ook gezegd na Brussels : ‘Ik was terug relaxed.’ Bij Karel was het eigenlijk een beetje hetzelfde proces.”

Ben je tevreden over het niveau van François Sterchele ?

“Ik heb het geluk dat ik hem goed ken, van vroeger. Hij is iemand die zal afmaken wat je voorbereidt. Maar als je niet tevreden bent met je spel, zoals wij, dan heeft hij het altijd moeilijk. Ik begrijp dingen die met hem gebeuren. Hij krijgt niet elke wedstrijd de drie, vier kansen die wij hem zouden moeten kunnen geven. In dat geval zou hij wel zijn rendement halen. De verwachting dat we misschien slecht bezig zijn, maar dat hij wel iets uit zijn schoen kan toveren zodat we toch winnen, dat klopt bij hem niet. Dat is nooit zo geweest. Daarom stapt hij ook mee in dat verhaal van drie spitsen, omdat de club er misschien baat bij heeft. Misschien zeggen nu wel wat mensen : ‘Dit was toch niet de afspraak, hoe is het mogelijk dat je je topschutter dáár zet ?’ Wat overigens ook niet klopt. Zoals wij het doen, speelt een spits één derde van de wedstrijd centraal, één derde links en één derde rechts. Ik wil nu ook niet met echte buitenspelers spelen, net zoals Karel nooit een spelmaker was. Mijn spelmakers zitten in principe aan de binnenkant, terwijl de buitenkanten lopen. Dat heeft niet gefunctioneerd zoals ik het in gedachten had. Is dat Karel zijn fout ? Ik vind van niet. Is dat de fout van de spelmakers (links en rechts van Geraerts op het middenveld, nvdr) ? Ja, gedeeltelijk. Is dat de fout van de backs die moeten oprukken ? Ja, ook gedeeltelijk.”

De lat te hoog

Waarom zet je Leko, een linkspoot, rechts op het middenveld ? Ik vind dat te verdedigend omdat hij altijd zijn linker zoekt.

“Daarin heb je voor een stuk gelijk. Maar als ik op links een rechtsvoetige aanvaller heb staan die naar binnen kan komen én een snelle linksvoetige heb lopen die buitenom kan gaan, dan zijn dat twee oplossingen, terwijl ik die niet heb als ik Leko aan de linkerkant zet. Dan kan mij niemand overtuigen dat het andersom beter is. Je vertraagt het spel als je de bal vier, vijf keer raakt en ik heb niet de indruk dat het voor Ivan een probleem is dat hij het rechts niet zou kunnen. Op voorwaarde dat oplossingen zich aanbieden, waarbij Ivan wel iemand is die zoekt naar de ideale oplossing. Soms kost dat tijd en is dat niet nodig, moet je het spel laten gaan en komt die mooie oplossing later wel. Het is een mix van een hoop factoren, denk ik : te laag recupereren betekent vaak dat je een hoop stations nodig hebt, waardoor de tegenstander zich zeer gemakkelijk kan organiseren.”

Was het middenveld waarmee je bij Charleroi werkte niet beter, meer complementair, dan dat waarmee je het nu moet rooien ?

“Dat van Charleroi was op mekaar afgestemd. Het is geen toeval dat ik ondanks de negatieve rapporten over Tim(Smolders, nvdr) aandrong op zijn komst. Ik wist dat ik hem moest hebben in combinatie met anderen. Als je het puur technisch bekijkt : de combinatie techniek-snelheid was meer aanwezig in Charleroi, om een bepaald soort voetbal te spelen wat in Charleroi kan en hier minder. Ik denk nochtans dat ons middenveld hier helemaal niet verkeerd is.”

Nationaal niet, Europees misschien wel.

“Ja, goed, daar hoeven we ons helaas geen zorgen meer over te maken. Links en rechts wordt me verweten dat ik daar tijd voor neem. Volgens sommigen te veel, maar ik vind het dingen die je toch onderweg moet merken. Misschien heb ik voor een aantal mensen de lat te hoog gelegd. Dat kan. Misschien is dat niet correct van de coach. Ik geef een speler liever minder opdrachten, maar opdrachten die hem lukken, dan omgekeerd. Misschien is wat fout loopt minder de schuld van de spelers dan de mijne. Als dat het geval is, haal ik zo’n speler er vijf minuten voor de rust niet af, of bescherm ik die jongen niet na de wedstrijd door de schuld op mij te laden. Soms lukt dat, soms lukt dat niet.”

Soms komen spelers door omstandigheden op andere plaatsen terecht. Heb je geen blessureoverlast achterin, dan komt Jeroen Simaeys allicht niet direct als centrale verdediger in de ploeg.

“Jeroen is gekocht omdat het een goede speler is met een groeipotentieel. Ik wist dat hij dat aankon, en voor hemzelf vind ik het een enorme stap vooruit, want die plaats is oneindig veel moeilijker dan die van verdedigende middenvelder. Verdedigende middenvelder is een van de weinige plaatsen waar je nog zonder druk kan spelen. Libero op het middenveld, dat is het eigenlijk. Een ploeg als Brugge vraagt toch meer en meer van zijn centrale verdedigers om mee te voetballen en in te schuiven als de kans zich voordoet. Qua voetballen vind ik het zeer vergelijkbaar, het is geen toeval dat Timmy Simons of Jeroen of Philippe Clement voor de twee posities in aanmerking komen.”

Barda, een spits?

Belgische trainers zijn zelden avonturiers. Na de match op Standard werd je verweten dat je maar met één spits voetbalde.

“Ik heb me daar aan de zwakke punten van Standard aangepast, maar misschien mag dat niet. Nog een keer : misschien mijn schuld. Als mensen het niet goed doen, heb ik ze iets gevraagd wat ze niet kunnen. Maar ik was zo zeker, en de ploeg ook, want aan de rust hebben we daar gezeten en naar mekaar gekeken met de vraag : ‘Zijn we nu op Standard aan het voetballen of wat ?’ Misschien waren we té zeker.”

Algemeen : zijn we te weinig avonturier ?

“Dat is mijn probleem niet. Er is geen trainer die meer aanvallend speelt dan ik, maar of mensen het kunnen of durven uitvoeren … Als ik afgestraft word omdat het fout loopt vanwege té aanvallende intenties, dan neem ik die schuld graag op mij. Daarmee zeg ik iets heel avontuurlijks – kan het avontuurlijker ? Als mijn spelers dit lezen : doe er maar wat mee, durf, ga, loop uit positie als je denkt dat het moet gebeuren. In Charleroi heb ik ook een jaar nodig gehad om het beeld uit de wereld te krijgen, dat zal mij hier ook achtervolgen. Misschien nog langer. Ik moet als trainer mensen voorbereiden op wat op hen af komt en hen oplossingen aangeven, maar van daaruit moeten mensen zelf ook het initiatief nemen om wat te doen op het moment dat zij aanvoelen dat ze wat moeten doen. Vervolgens moet ik ze loslaten. Als de perceptie anders is, ga ik daar tegen vechten, maar anderzijds ga ik niet om mijn gelijk te bewijzen gekke dingen doen. Want de cijfers zijn er : op één ploeg hebben we schade opgelopen. Op één. En we hebben al wat over ons heen gehad, onder meer dat van die ene spits. Ik ken er eentje die zónder spits speelt !”

Wie is dat ?

“Ze staan nog gelijk met ons ook. Of was dat een spits toen hij kwam, Barda ? Alles is perceptie.”

Waar moet het voor jou de komende weken beter ?

“We geven teveel kansen weg, dat is duidelijk. En als topclub moet je in de thuiswedstrijden bekwaam zijn meer kansen te creëren. In de uitwedstrijd op Brussels klopte het : twee, drie kansen weggeven en zelf zeven, acht kansen krijgen. Daar kan niemand wat op zeggen. Ik ga nog strenger zijn naar een bepaald kwaliteitslabel. Als je gaat voor degelijkheid, herkenbaarheid en engagement, het voetbal dat een topclub moet brengen, dan moet je dat drie keer op vier kunnen. Ik moet zeggen : ja, we klampen aan en we hebben nog maar op één ploeg schade opgelopen, maar toch moet het beter, want we zijn nog niet tevreden over wat er te zien is. Wel over inzet, mentaliteit, trainingsijver. Ik hoop dat mijn spelers dit begrijpen : het moet beter. Ofwel met een ander concept, ofwel met andere spelers, wellicht met een mengeling van de twee. Of met een andere trainer. Maar daar ben ik niet verantwoordelijk voor.” S

Door Peter T’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content