Eén keer, zegt Sef Vergoossen, heeft hij aan zijn bestaan als trainer getwijfeld. Maar ook op die dag, toen zijn broer begraven werd, bleek hij gewoon training te geven. ‘Ik wil altijd de limiet bepalen.’

S ef Vergoossen : “Van huis uit hebben we altijd iets gehad van : kijk positief tegen de dingen aan. Een van de zaken die we hier in Genk ook in de groep hebben besproken, is : als we ergens over praten, laten we dan eerst praten over de dingen die goed gaan en dan pas over wat verkeerd is. Je praat over hetzelfde, maar de insteek is heel anders. Waarschijnlijk ben ik zo opgevoed, want ik heb altijd zo tegen de dingen aangekeken. Maar ik kan best heel kritisch naar een gewonnen wedstrijd kijken en heel veel positieve dingen halen uit een verloren wedstrijd waarvan iedereen wat in paniek begint te raken.

“Ik probeer over de horizon heen te kijken, want ik vind het niet slim om je helemaal op de volgende wedstrijd te focussen. Het gaat over een seizoen en daarin maximaal rendement halen vanuit je sterke kant. Onlangs moest ik nog een verhaal houden voor een groep jonge mensen die een onderneming willen beginnen. Ik zei : probeer altijd van boven af, vanuit de helikopterview, de zaak te bekijken. Want als je dat niet voor mekaar krijgt, word je helemaal gek. Er zijn honderd en een lijnen die allemaal door mekaar lopen en mekaar raken. Als je leiding geeft, moet je dat vooral met overzicht doen : je kan mensen dingen aangeven en je hebt zelf snel in de gaten waar het om gaat. Daardoor hou je ook rust in een groep.

“Kijk, ik ben sowieso niet het type dat vindt dat-ie met de vlag op het dak moet gaan zitten als het goed gaat. Maar als het slecht gaat, loop ik ook voor niemand weg, hoor. Een voorbeeld wat ik dan altijd aangeef, is het volgende. Gaat het goed en kom je na de training de kleedkamer binnen en ligt er een boomstam, dan zegt iedereen : dat is eens iets anders dan een bank, we gaan er eens op zitten. Maar gaat het slecht en ligt er een lucifer, dan storen sommigen zich daaraan en vinden ze dat het slecht gepoetst is. Als er dan irritatie ontstaat, gaat het natuurlijk niet om het poetsen, maar om andere dingen. Door dat van boven af te blijven bekijken, kan je rust in de tent houden.

“Ik denk toch dat ik nu dingen heel anders oplos dan een jaar of tien geleden. Ik zat er toen misschien veel sneller en veel korter bovenop. Soms te kort heb ik zelf ervaren, want dan krijg je hots-bots-knots en dat lost niks op. Dus je kijkt met de loop der jaren makkelijker door dingen heen. Al heb ik in al die jaren ook wel eens gehad dat ik dacht : goh, wat gaat er nou eigenlijk fout ? Dan voel je je minder prettig. Mij op maandag druk maken om dingen die zaterdag nog moeten gebeuren, tja, in het begin héb je dat gewoon. Maar dat doe ik nu dus effe niet. Pas als dingen opgelost moeten worden, dán moet je er staan.

“Ik ben daarom heel intensief bezig met mijn werk, maar zelf merk ik dat minder dan mensen uit mijn omgeving mij aangeven. Schijnbaar maak ik veel uren. Ik merk ze eigenlijk pas als ze thuis zeggen dat ik er even de rem op moet gooien omdat het allemaal wat te gortig wordt. Onlangs had ik het er op een regiobijeenkomst van de Coaches Betaald Voetbal nog over met een jeugdtrainer van PSV. Ik zei : als ik veertien dagen op reis ga en ik zou geen contact kunnen hebben met de assistent-trainers of iemand van de club, dan word ik heel onrustig. Dan voel ik me niet op m’n gemak. Mijn vrouw weet dat ook : geef me maar elke dag effe een uur om wat te bellen, dan heb ik een fantastische vakantie. Het gezin went daaraan, want ik plan het ook op momenten dat we niet iets anders doen. Maar veertien dagen ergens zitten zonder contact, dan ben ik niet rustig, dat zou voor mij een ramp zijn, zonder dat er sprake is van heimwee, hoor. Maar veertien dagen vakantie en dan heb ik het gehad.

“Dat heeft û en dat merk ik aan mijn zoon ook û ook te maken met het groot verantwoordelijkheidsgevoel dat ik van huis uit heb meegekregen. Dus ik heb dan zoiets van : ik moet de eerste hier op de club zijn en ik kan niet als eerste vertrekken. Dat zit er gewoon in en ik voel me daar prima bij. Bij de huidige generatie mis ik sommige dingen, al was het vroeger niet beter hoor, alleen anders. Dus daar moet je niet over zeuren. Maar het eigen initiatief, een stuk normen en waarden, dat is gewoon vervaagd en daar heb ik het verschrikkelijk moeilijk mee, ook al klinkt dat misschien ouderwets. Maar ik neem het ze niet kwalijk.

“Wij moésten initiatief nemen en verantwoordelijkheid dragen om ons te amuseren : zelf spelletjes organiseren, fancy-fairs. Nu is er tv, computerspelletjes… Dat zie je terug in de sport : je moet álles aanreiken en dan zijn mensen ook best bereid om iets te doen. Daarom geef ik spelers heel veel ruimte om zichzelf te zijn, dus daar stel je je als trainer kwetsbaar in op, want je blijft verantwoordelijk. Maar ik heb geleerd : als je mensen geen ruimte geeft, krijg je moeilijk dat stukje ontwikkeling dat je wil. Dus je moet jezelf kwetsbaar durven op te stellen.

“Hoe het komt, weet ik niet, maar als ik ergens binnenkom en er zijn kinderen, dan zitten ze drie minuten later bij me. Ik was ooit bij een kennis die een hond in de kamer had liggen, aan de ketting. Hij zei : het eerste uur kan ik ‘em niet loslaten, dat lukt pas als mensen eigen zijn aan hem. Ik zeg : laat maar los, binnen vijf minuten zit-ie naast me. Kom, laat ‘em nou maar los. Binnen vijf minuten zat hij dus naast me. Schijnbaar hebben dat beest en ik een gevoel van : hei, er is niks aan de hand.

“Ik kijk nu wel eens terug, en dan zie ik dat in andere gezinnen de vader door zijn functie veel meer bij zijn kinderen kan zijn. Maar het geluk dat ik zelf heb gehad, is dat mijn vrouw als handbalster zelf in de sport heeft gezeten. Ik had in het onderwijs kunnen blijven, maar ergens had ik het gevoel dat mijn behoeftes op een andere plek lagen. Over die stap hebben we vooraf gepraat en mijn vrouw kon daarin meedenken : we zouden ook als ik moest verhuizen met z’n drieën samen blijven.

“Zij maakt ook een aantal dingen mee, want zij en mijn zoon gingen gewoon mee als ik bij wijze van spreken naar FC Amsterdam – Utrecht moest. Of zat ik op een wedstrijd in Volendam, zaten zij ginder aan de zee. Je doet gewoon heel veel samen en daardoor ondervang je een hoop zaken. Anders ben je û tenminste zoals ik mijn beroep beleef û onverantwoord bezig, want je hebt anders nauwelijks ruimte over voor je gezin. Maar ik heb het wel eens gepresteerd dat ik van Venlo na de training holderdebolder met mijn vrouw naar Groningen – Ajax ben gereden. Vlak buiten Venlo ben ik in slaap gevallen en in Groningen wakker geworden. Om maar aan te geven hoe intensief je met dingen bezig bent en samen dat beroep beleeft.

“De momenten dat ik niet met voetballen bezig ben, heb ik het liefst rust. Op zondagavond op mijn eigen tempo rustig wat dingen doorbladeren bijvoorbeeld. Ik weet ook de kastanjebomen te staan bij mij in de buurt. En als ik effe de tijd heb, stap ik op de mountainbike en hup, met de stok eronder, de zakken vol en via een omweg naar huis toe. Maar ik kan ook makkelijk drie uur alleen op de fiets zitten. ’s Morgens om zes uur vertrekken, de Ardennen of de Eiffel in, en ’s avonds pas terug : hou ik erg van. Landen als Oostenrijk, Zwitserland met hun bergen, vind ik fantastisch. Op de fiets de bergen in, de cols pakken die de renners ook doen, op mijn tempo. Maar als ik boven kom, ben ik steendood, want ik kan nooit op mijn gemak naar boven fietsen. Het is toch altijd de limiet bepalen : nog vier, nog drie, nog twee kilometer. Hoeveel tijd heb ik daarvoor nodig ? Dat leg ik er áltijd in. Dat boeit mij.

“In onze omgeving, een gehucht van tien, twaalf huizen, waren veel grote gezinnen zoals het onze : bij ons negen, schuin over ons acht, om de hoek zes, geloof ik. Opgroeien in zo’n omgeving is fantastisch. De ruimte die je krijgt… Laatst heb ik het thuis nog gezegd : nú gaat dat tegen ons werken, want mensen uit onze omgeving û ik was op een na de jongste û worden allemaal ouder. Dus links en rechts vallen er mensen weg en hoewel je dat vanuit dat grote gezin makkelijker kan opvangen, raakt het je natuurlijk wel. Kijk, als je alleen bent, kan je nooit een broer of zus verliezen, maar met negen wel, dus daar ben je min of meer op voorbereid. Daar ben je schijnbaar sterk genoeg voor om dat te kunnen opvangen, al is het niet prettig een broer, een zus, mijn moeder en twee schoonzussen te verliezen – en sommigen heel kort na elkaar.

“Toen mijn moeder overleed, was ik 19 jaar, dus ik heb dat heel bewust meegemaakt. Zeker omdat ze niet plotseling is overleden, maar verschrikkelijk veel pijn heeft geleden. Járen. De hele ellende vóór haar dood was hetzelfde als bij mijn broer, zus en schoonzus. Ook slepende ziektes. Dat is hard, maar ook dan blijk ik in staat te zijn dat te verwerken. Sommige mensen denken dat ik bedrijfsblind ben, omdat ik bijvoorbeeld in staat ben op de dag van de begrafenis van mijn broer een training te leiden. Maar dat is absoluut niet zo. Ik kan me daar los van maken, dat heeft niks te maken met : zo, hij is begraven, dat hebben we gehad. Ik weet hoe er in ons gezin en door hem, zelf een trainer, over gedacht werd. Het heeft te maken met plichtsbesef en het gevoel hebben van : ik kan dat, ik ben er klaar voor en je concentreren op dat ene moment dat de groep er staat. Daarna komen er wel momenten dat dingen bij je op komen, maar over het algemeen kan ik daar redelijk goed mee omgaan, ben ik in staat om zaken van mij af te zetten en me elders op te concentreren.

“Dat ik toen voor de groep stond, was een héle nare ervaring. Eigenlijk is dat het enige moment in mijn carrière geweest dat ik dacht : moet je hier nog wel in door ? Het was ook in een fase dat er in Nederland spreekkoren opdoken en we daar als bestuur van de Coaches Betaald Voetbal heel intensief mee bezig waren. Als dan ’s avonds bij een wedstrijd scheldpartijen over de ziekte van je broer weerklinken, dan raakt je dat. En wat me nog meer raakte, is dat de scheidsrechter verschrikkelijk goed in de gaten had wat er gebeurde, maar deed of hij het niet hoorde. Terwijl een week eerder spreekkoren tegen een scheidsrechter waren geroepen en de wedstrijd dan wél werd stilgelegd. Daar kan ik dus niet tegen. Dat was een van de weinige keren dat ik een nacht wakker gelegen heb. Ik had zoiets van : is het dit waard ? Maar mijn volgende reactie was : ik laat me niet zoiets afpakken of klein krijgen door een paar idioten, vaak onder invloed van drugs of drank.

“Mijn zus was hartpatiënte en dat hadden ze redelijk onder controle, maar er doken een aantal ziektebeelden op die ze steeds weer in het kader van het hart plaatsten. Tot ze er uiteindelijk achter kwamen dat het met een hersentumor te maken had. Dat hebben ze nooit onderkend, anders was er niks gebeurd. Nu vielen er steeds meer vitale functies weg en dat is natuurlijk een drama. Na de operatie ben ik met mijn zwager – ik was vier-, vijfentwintig jaar – naar het ziekenhuis gegaan. Dan word je erbij geroepen en krijg je merkwaardig genoeg te horen dat de operatie goed gelukt is, maar dat je vrouw of zus niet meer te redden valt. Dan zit je daar en een uur later begint het pas te dagen. Maar zo heeft iedereen wel wat, denk ik.

“Het maakt mij ook niet bang dat ik mensen verloren ben, want het heeft niks met erfelijkheid te maken. Dat is duidelijk onderzocht. Maar het maakt wel in zoverre iets los dat je bewuster met bepaalde zaken omgaat. In Neder-land zijn we verplicht om ons eens in de twee jaar grondig te laten keuren. Omdat ik bijna nooit ziek ben, was ik daar vroeger slordig in. Mij gebeurde toch nooit iets. Maar ik ben de laatste tijd twee keer kort ziek geweest omdat ik te weinig actief bezig was en de weerstand verminderde. Dat voel ik, daar hoeft een dokter mij niet op te wijzen, die moet mij gewoon effe weer op de been helpen. Maar nu ga ik dus sneller naar de keuring toe : je wordt ouder, je energie ligt gewoon lager en je wordt attent door wat er om je heen gebeurt.

“Maar ik voel dat ik nog genoeg over hou. Kijk, ik heb lange tijd actief meegedaan op het veld en dat proces van meedoen en niet meer mee kúnnen, gaat heel snel. Binnen een paar maanden is dat gebeurd. Dan krijg je een keer een blessure en merk je ineens dat het herstel veel langer duurt. Op het moment dat je erin stapt, merk je dat je niet meer meekan of je loopt weer tegen de volgende blessure aan. Plus het feit dat je zelf vindt dat je andere dingen voorrang moet geven. Mensen hebben mij daar regelmatig op gewezen dat ik zelf inleverde, maar daar ben je dan blind voor, want je wil dit en dat nog doen. Zelf sporten valt dan weg, maar naar het trainingsveld lopen, een bal ophalen, naar hier, naar daar, een wandeling naar Scherpenheuvel met amper training : dat brengt schijnbaar met zich dat mijn fysieke toestand er volgens de dokters in Zeist prima uitziet. Terwijl ik dacht dat het een drama werd.

“Angst om af te takelen heb ik totaal niet. Soms vragen mensen mij hoe oud ik ben en dan denk ik : verrek, ja. Toen mijn vader en moeder vijftig werden, was ik nog een kind en vond ik ze heel oud. Nu ben ik zelf 56 (lacht), maar ik voel me dat absoluut niet. Voor zover je al kan weten hoe dat voelt.

“Laatst zag ik een man en een vrouw voor ons uit lopen die ik niet veel ouder schatte dan mij, maar het ging allemaal heel langzaam. Dus ik zei tegen mijn vrouw : als ik ook zo traag word, moet je het me wel zeggen, dan wordt het tijd dat we er een eind aan gaan maken. Maar zijn zij nou zo langzaam of ben ik nou zo vitaal ? Tja, dan ben ik me aan het ergeren en dan denk ik : als me dat maar nooit gebeurt. Want die mensen zijn lastig voor mij en ik hoop niet dat ik ooit lastig word voor andere mensen die achter me staan. Ook al voel ik dat ik nog vitaal ben, met de jaren is wel het besef gekomen dat ik niet onkwetsbaar ben.”

door Raoul De Groote

‘Sommige mensen denken dat ik bedrijfsblind ben, maar dat is absoluut niet zo.”Ik probeer over de horizon heen te kijken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content