‘Ik dacht dat ze ons allemaal zouden vermoorden’

© BELGAIMAGE

Op The Players’ Tribune, een online platform waar sportfiguren zelf hun ei kwijt kunnen, postte Nuri Sahin vorige week een opmerkelijke tekst. De middenvelder doet zijn verhaal over de bomaanslag op de bus van Borussia Dortmund in april. Een beklijvend stukje proza.

Ik heb een ritueel voor elke grote Champions Leaguematch. Of we nu thuis spelen of op verplaatsing, ik lunch in het teamhotel en drink dan een koffie met een ploegmaat, meestal Marcel Schmelzer. Dan ga ik terug naar mijn kamer en zet ik wat muziek op. Ik ga op mijn bed liggen en doe mijn ogen dicht. Ik adem. Ik voel hoe mijn borstkas op en neer gaat en ik beeld me in hoe ik wil dat de wedstrijd gaat. Het duurt maar een paar minuten, maar ik heb dat nodig. Direct daarna bel ik naar mijn vrouw om er zeker van te zijn dat ze oké is. Dan zet ik mijn telefoon af en ga naar de spelersbus.

Op 11 april 2017, de avond dat we tegen Monaco zouden spelen in de kwartfinales van de Champions League, deed ik dat ook allemaal.

Het ritje van het hotel naar het Westfalenstadion in Dortmund duurt maar enkele minuten. Net genoeg tijd om snel wat te babbelen met de ploegmaat naast je. Ik zat naast Marcel en ik weet nog dat hij me een flesje water vroeg net nadat de bus was vertrokken. Ik wilde het pakken en toen… BANG! Een explosie verbrijzelde de ruit.

Toen begon alles in slow motion te gebeuren. Ik wist helemaal niet wat er gaande was. Ik denk dat ik gewoon… bevroor. Maar mijn gedachten schoten alle kanten uit. In een tijdspanne van misschien twee seconden zag ik mijn hele leven passeren. Ik dacht aan doodgaan, maar ook aan leven. En toen dacht ik aan mijn familie. Ik zag mijn vijfjarige zoon, mijn eenjarige dochter en mijn vrouw. Ik voelde hun aanwezigheid, daar bij mij.

En toen kwam ik plotseling terug bij mijn positieven… en besefte ik waar ik was. Ik keek achter me en zag mijn ploegmaat Marc Bartra. Zijn arm bloedde. Hevig. Ik zag zijn ogen. Die zal ik nooit vergeten. Ze waren donker en vol angst. Ik zag andere jongens achter hem opstaan, maar ik riep zo hard ik kon: ‘Blijf liggen! Blijf liggen! Ga weg van de ramen!’

We wisten niet wat er aan het gebeuren was en of het al voorbij was. Ik riep naar de buschauffeur: ‘Niet stoppen! Alsjeblieft, niet stoppen! Blijf rijden! We moeten doorrijden!’

Ik dacht dat er misschien mensen op de bus zouden proberen te stappen en dat ze ons… allemaal zouden vermoorden.

De bus reed een paar meter verder en toen konden we zien dat er buiten niemand was. Er was gefluit in mijn oren, maar ik was oké. Ik leefde. Ik zette mijn telefoon aan en belde naar mijn vrouw en mijn moeder. Ik vertelde hen dat ik oké was, maar ik wist nog altijd niet wat er precies gebeurd was. Ik stopte met bellen en keek rond me: iedereen was stil. Niemand bewoog of praatte. Ik keek niet echt naar de bus toen ik afstapte. Ik wilde gewoon weg van dat ding zijn.

Een paar minuten later bracht iemand me een telefoon. De vrouw van Marc was aan de lijn. Ik was de enige speler in het team die Spaans sprak, dus moest ik haar vertellen wat er gebeurd was, of tenminste een poging doen. Ik vertelde haar dat Marc op weg was naar het ziekenhuis en dat we niet wisten hoe erg hij er aan toe was. Ik hoorde haar huilen. Dat geluid zal ik voor de rest van mijn leven niet meer vergeten. Wat zij op dat moment voelde, wens ik mijn ergste vijand niet toe.

Ik weende niet toen we van de bus stapten, ik was gewoon in shock. Ik probeerde te ademen.

We wandelden terug naar het hotel en daarna reed ik naar huis, in complete stilte. Geen radio, geen muziek. De ramen waren open en ik kon mijn auto horen op de weg. De hele beproeving, van het moment dat we van de bus stapten tot het moment dat ik bij mijn huis aankwam, duurde ongeveer een uur. Elke ademhaling van dat uur had ik gevoeld.

Ik parkeerde mijn auto, deed een paar stappen richting mijn huis… en ik zag mijn vrouw en kinderen in de deuropening staan. Ik stopte en keek een paar seconden naar hen. En toen begon ik te wenen. Zoals ik nog nooit eerder geweend had. Ik gaf mijn dochter een knuffel. Ik voelde haar gezicht tegen het mijne en ik dacht: ik heb zoveel geluk. Ik heb zoveel geluk. Ik heb zoveel geluk.

En toen dacht ik aan Marc. Hij had geen geluk gehad. Met Marcel en Gonzalo Castro, een andere ploegmaat, ging ik hem diezelfde avond opzoeken in het ziekenhuis. Hij was flink toegetakeld maar hij was oké. Hij leefde. Dat was het belangrijkste.

Toen we daar in de wachtzaal zaten, zagen we op tv wat er gebeurd was. Drie bommen waren afgegaan rond onze bus. Ze waren verstopt in de hagen aan de kant van de weg. Ik kon het niet echt bevatten, ik wilde dat ook niet. En toen zag ik iets wat me altijd zal bijblijven. Op tv toonden ze onze supporters die de fans van Monaco verwelkomden en die hen in hun eigen huizen een slaapplaats aanboden. Dat is het soort supporters dat we hebben. Ze wisten dat wat er eerder op de dag gebeurd was, het voetbal oversteeg.

Zo zijn Dortmundsupporters nu eenmaal. En ik kan het weten, want ik ben er al heel mijn leven zelf één.

De band die ik heb met de mensen van Dortmund zal nooit verbroken worden. Dat weet ik nu.

Echte Liebe. Echte liefde, onvoorwaardelijk. Dat is de Borussiaspirit. Dat is onze kracht.

En die spirit voelde ik de dagen na de bomaanslag.

De volgende dag moesten we de match toch nog spelen. En je moet begrijpen, ik had mijn hele leven maar van één ding gedroomd: een Champions Leaguewedstrijd spelen voor Borussia Dortmund. Elke Europese match is speciaal voor mij. Het is voor die avonden dat ik voetbal. Maar deze avond was… anders. Voor de match kon ik niet helder denken. Mijn gedachten dwaalden af naar mijn kinderen en mijn vrouw. Zijn ze oké? Hebben ze me thuis nodig? Ik was compleet in de war.

Ik herinner me dat ik het veld op liep en deed wat ik altijd doe: naar de Gelbe Wand kijken. En die avond zag ik een van de mooiste dingen die ik ooit zag. De supporters hadden een gigantische tifo gemaakt met daarop: BVB, de afkorting van onze club. Hij strekte zich uit van de bovenste rij van de tribune tot helemaal op het veld. Het was geweldig. En ook al was het maar voor een paar minuten, de tifo deed me voelen dat alles wel in orde zou komen.

Ik zat op de bank bij de start van de match. Toen ik in de tweede helft moest invallen, dacht ik niet aan de wedstrijd. Ik wilde alleen maar naar huis gaan en mijn familie zien – ik wilde dat alle supporters naar huis gingen en dat ze bij hun geliefden zouden zijn. Toen ik het veld opkwam, kon ik me wel concentreren, maar het was toch niet hetzelfde. Het was de moeilijkste match die ik ooit gespeeld heb.

Toen ik thuiskwam, vroeg mijn vrouw me of ik wilde praten over wat er een dag eerder gebeurd was. We spraken over het feit dat dat nu een deel van mij was. Wat er op die bus gebeurd is, zal me nooit verlaten. Het veranderde wie ik ben… wie ik zal zijn.

De angst van dat moment zal voor altijd in mijn hoofd zitten, maar wanneer iemand het nu over die dag heeft, zijn het vooral de uren na de aanslag waar ik aan denk. De manier waarop de club en de stad reageerde, maakt me zo trots. Het verwelkomen van de Monacosupporters, de verbondenheid in de stad en de steun in het stadion minder dan 24 uren na de aanslag, dat was echt heel mooi.

We reageerden zo omdat dat in ons zit.

Onvoorwaardelijke liefde.

Echte Liebe.

DOOR NURI SAHIN – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Ik hoorde de vrouw van Marc huilen, een geluid dat ik nooit meer zal vergeten.’ Nuri Sahin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content