Dankzij Peter Van Petegem start Rik Verbrugghe zondag zonder al te veel druk in Luik-Bastenaken-Luik. ‘Als er nu iemand van onze ploeg wint, dan is dat pure bonus.’

Het jaar 2001 betekende voor Rik Verbrugghe de grote doorbraak met winst in de Waalse Pijl, de proloog in de Ronde van Italië en een rit in de Ronde van Frankrijk, bekroond met de Vélo d’Or en de Kristallen Fiets als beste Belgische wielrenner. Vorig seizoen ging het door omstandigheden heel wat minder. Ziekte verstoorde zijn voorjaar en in de eerste week van de Tour brak hij bij een val zijn sleutelbeen. De voorbereiding op zijn klassiekers verliep ook nu niet perfect. Met een verrekking van de rechterachillespees moest Verbrugghe uit de Ronde van het Baskenland stappen. “Ik verbijt momenteel de pijn, voel het wel, maar doe alsof dat niet zo is. Ik weet nog niet honderd procent waar ik sta, maar ik heb er toch vertrouwen in.”

Het Internationaal Wegcriterium vormde jouw eerste doelstelling dit seizoen. Waarom liep het fout ?

Rik Verbrugghe : Zaterdag en zondagmorgen voelde ik me behoorlijk in vorm, maar in de tijdrit begreep ik al na honderd meter dat het niet mijn dag was. Nochtans had ik zeker zoveel getraind in de winter en een goede voorbereiding achter de rug. Maar misschien had ik beter Parijs-Nice gereden in plaats van Tirreno-Adriatico omdat ik dan toch al eens een tijdrit in de benen had. Nu was het de eerste van het seizoen en was het nog wat zoeken.

Vóór Tirreno-Adriatico zei je : “Ik wil zo snel mogelijk oogsten, dat houdt me rustig.”

Fysiek zat ik in orde, maar om mentaal klaar te staan, heb ik een déclic nodig. Dat moet niet noodzakelijk om een overwinning gaan. Je eens meten met de anderen en daar een goed gevoel aan overhouden, kan volstaan. In het Baskenland kende ik zo’n moment, maar toen kreeg ik dus wat last van die blessure.

In Luik-Bastenaken-Luik mikt Lotto-Domo enerzijds op het duo Verbrugghe-Merckx en anderzijds op Van Petegem, die nog wat puntjes wil sprokkelen voor de wereldbeker. Zie je dat als een voor- of als een nadeel ?

Je moet een beetje de koers dragen als ploeg, maar het kan een voordeel betekenen dat de andere renners naar Van Petegem gaan kijken, waar Axel Merckx en ikzelf van kunnen profiteren, tussen aanhalingstekens dan wel, want je moet het nog kunnen ook in zo’n zware wedstrijd als Luik-Bastenaken-Luik.

Het duo Verbrugghe-Merckx spreekt aan, maar kan het even sterk voor de dag komen als het duo Verbrugghe-Aerts ?

Mario Aerts vervangen is sowieso niet gemakkelijk. Mario en ik verstonden elkaar heel goed. Maar Axel beschikt over dezelfde mentaliteit als ons. Dat bleek in het Internationaal Wegcriterium, waar Axel zich voor mij dubbel plooide, hoewel ik niet eens in topconditie zat. Als we ons minder sterk weten dan een ploegmaat, gaan we voor die ploegmaat werken. Uiteraard zou ik in Luik, in mijn eigen streek, zelf graag winnen. Maar voel ik dat ik het niet kan afmaken, dan stel ik mij zonder problemen in dienst van de ploeg.

Na zondag richt je je pijlen op de Ronde van Italië. Je mikt er op een podiumplaats : een realistische doelstelling ?

Ik geloof erin. Vorig jaar eindigde ik als negende, terwijl ik de laatste week met pijn in de knie koerste. Anders zat er ongetwijfeld nog wat meer in. Daarbij komt dat ik nu nog een jaartje sterker geworden ben. Ik ben achtentwintig, dus normaal gezien moeten mijn topjaren er nu aankomen.

Voel je dat ook ?

Ja, toch wel. Ik heb meer uithouding. Waar ik vorig jaar na tien keer kraakte op een helling, is dat nu pas de elfde keer. Dat kan een verschil maken in de koers.

Als ambitie een podiumplaats in de Giro uitspreken, het klinkt on-Belgisch. Ben je niet bang om op je bek te gaan ?

Misschien beschouwen sommigen het als pretentieus, maar als ik voel dat ik ergens toe in staat ben, ga ik dat ook zeggen. Blijkt achteraf dat ik tekortkom, dan zal ik dat óók ruiterlijk toegeven. Maar denk je van bij de start dat je zo ver niet kan geraken, dan lukt het ook nooit. Om het podium te halen, moet ik progressie gemaakt hebben ten opzichte van vorig seizoen. Maar die vooruitgang zit er dus in. Door mijn ambitie niet onder stoelen of banken te steken, weet ik dat de mensen me ook zullen verwachten in de Giro. Dat vormt een extra stimulans om te bewijzen wat ik kan.

Lotto-Domo gaat in de Ronde van Italië voor ritten met McEwen en voor het klassement met jezelf. Kan dat ?

Er bestaat een groot verschil tussen een klassement rijden en het klassement aanvoeren. Als leider moet je over een hele ploeg rond jou kunnen beschikken. Rijd je een klassement zonder het aan te voeren, dan moet je gewoon volgen en heb je maar een paar ploegmaats nodig die je waar het nodig is, kunnen beschermen.

McEwen zal allicht zijn maats opeisen in de vlakke ritten. Vrees je met andere woorden niet dat je snel geïsoleerd zal zitten in het gebergte ?

Axel Merckx en Serge Baguet gaan niet naar de Giro. Veel renners die kunnen helpen in de bergen zitten er verder niet in onze ploeg. Misschien jammer, maar je kan nu eenmaal geen ploeg maken met zowel klassieke renners à la Van Petegem, een topsprinter à la McEwen – die beiden ploegmaats nodig hebben – én dan nog een keer een ronderenner omringen met voldoende klimmers.

Jij kreeg twee seizoenen geleden de kans om naar Once te gaan, waar je wél omringd zou zijn met heel wat klimmers. Heb je daar dan geen spijt van ?

Nee, want die renners waren wellicht nog wat sterker dan ikzelf. Bij Once of een andere ploeg zou ik moeten fungeren als luxeploegmaat, terwijl ik bij Lotto-Domo mijn eigen kans mag gaan. Ik kan de beslissing van Mario Aerts begrijpen, maar ik vind dat ik op mijn leeftijd vooral progressie kan maken door zelf in bepaalde wedstrijden het kopmanschap op te nemen.

Je stelt de Tour, de belangrijkste koers van het jaar, enigszins ondergeschikt aan de Giro. Waarom ?

In de eindrangschikking van de Tour zal je mij nooit in de topvijf terugvinden, in de Giro kan ik wel zo dicht eindigen. De absolute top van de Ronde van Frankrijk start niet in die van Italië. Bovendien wordt de Giro gereden in een periode waarin ik op mijn sterkste ben. Maar een wedstrijd als de Tour kan je natuurlijk niet aanvatten zonder ambitie. Na tien dagen zal ik beslissen welk doel ik mezelf stel : gaan voor een klassement, met de toptien als maximum dat mogelijk is, of proberen een rit te winnen.

En dan is er in oktober nog het WK in het Canadese Hamilton. “Wat ik van het parcours hoor, doet me dromen”, zei je vóór het seizoen.

Eerst kijken hoe ik uit de Giro en de Tour kom. Allicht zal ik dan wel wat rust kunnen gebruiken. Maar in mijn achterhoofd speelt het WK toch al mee, hoewel ik vind dat het te laat op het seizoen gehouden wordt. Het ideale WK rijd je volgens mij eind augustus, zoals vroeger. Dan ga je een mooiere wedstrijd krijgen, want iedereen beschikt dan over een goede conditie, zowel de ronderenners als de klassieke renners.

Vorig seizoen kon je de stijgende lijn van je topseizoen 2001 niet doortrekken. Na de Waalse klassiekers kwam er kritiek vanuit bepaalde media. Hoe ging je daarmee om ?

Door geen kranten te lezen ( grijnst). Ik kreeg kritiek omdat ik iemand ben die zijn ambities luidop durft uit te spreken. Doe je dat niet, dan ondervind je dat probleem niet. Ik wist ook waaraan het lag : in Tirreno-Adriatico werd ik ziek, waardoor de piek net iets te laat kwam. Tien dagen na Luik-Bastenaken-Luik won ik de proloog van de Ronde van Romandië. Je hebt het zelf niet altijd in de hand.

De proloog van de Ronde van Romandië is mooi, maar de Belgische wielerfans verwachtten jou ook in de proloog van de Tour. Wat liep er daar fout ?

Op het Belgisch kampioenschap stelde ik vast dat de conditie goed was, maar door mijn ziekte in de Ronde van Catalonië miste ik ritme en explosiviteit. Daarom rijd ik nu ook de Ronde van Zwitserland.

Omdat je opnieuw mikt op de proloog ?

Ja, maar een proloog blijft iets speciaals, zeker die van de Tour. De stress neemt sowieso toe : je warmt je op, maar er staat zoveel volk dat je dat niet fatsoenlijk kan, je moet vijf, zes minuten voor je vertrekt aan de start staan… Het maakt renners automatisch nerveus.

In 2001 won je de proloog van de Giro, vorig jaar eindigde je er als tweede. Welke specifieke kwaliteiten heb je nodig om een proloog te winnen, wat is het ‘geheim’ ?

Explosiviteit vormt een belangrijke troef. Je moet gedurende korte tijd heel diep gaan, maar anderzijds ook doseren, want je kan geen acht kilometer aan een stuk sprinten. Iemand die snel een nijdige klim naar boven kan fietsen, moet in principe ook een goeie proloog kunnen rijden.

Heeft het topjaar 2001 jou veranderd ?

Niet als mens, wel mentaal in de wedstrijd. Vanaf toen wist ik dat ik ook koersen kon wínnen. Als we bijvoorbeeld met vier de finale ingaan, denk ik niet langer : ik ben bij de eerste vier. Nu denk ik alleen nog aan winnen.

Welke vond je de mooiste overwinning en waarom ?

Het is moeilijk om die zeges op een waardeladder te plaatsen, want het ging allemaal om mooie wedstrijden. Maar de Waalse Pijl, waarin je voor eigen publiek wint, betekende toch nog iets meer dan de andere.

De merkwaardigste, in de manier waarop je ze behaalde dan, was je ritzege in de Tour, waar je meer last leek te ondervinden van je zonnebril dan van je medevluchter Marco Pinotti. Als je de beelden achteraf terugziet denk je dan niet : ik had hier nog kunnen verliezen ?

Je kan altijd verliezen door zo’n stommiteit. Maar ik wist dat Pinotti een strijkijzer is. Ik had dus tijd genoeg om te chipotteren met mijn bril. Ik vreesde dat die zou afvallen in de sprint, ik heb het zeker niet gedaan om de sponsor te plezieren. Ik had echt wel overschot, had zelfs mijn trui nog kunnen dichtdoen. Daar waren de sponsors nog meer tevreden geweest ( lacht).

Als je dit jaar één overwinning mocht uitkiezen, welke zou dat dan zijn ?

Dan toch Luik-Bastenaken-Luik. En dan win ik volgend jaar wel de Tourproloog in Luik ( grijnst).

Iets anders : Lotto-Domo kende een erg moeizame aanloop naar het seizoen, met financiële en organisatorische moeilijkheden. Heb je daar zelf hinder van ondervonden ?

Niet echt kopzorgen, maar je stelt je toch bepaalde vragen : hoe moet het verder, komt alles in orde. Toen dat uiteindelijk het geval was, zag je dat iedereen in de ploeg toch opgelucht was.

Door het samengaan met Domo moesten Jef Braeckevelt en Walter Planckaert opstappen. Hoe heb jij hun vertrek ervaren ?

Ik vond het spijtig voor hen, maar met Marc Sergeant en Hendrik Redant kwamen er twee mensen in hun plaats die het ook verre van slecht doen. De ploeg is door hun komst toch professioneler geworden. Na een klassieker worden we nog onder handen genomen op de massagetafel, we beschikken over een gloednieuwe rennersbus, zaken die maken dat je in optimale condities voorbereid bent.

En voor jou blijft Claude Criquelion allicht een belangrijke vertrouwensman in de ploeg ?

Claude Criquelion was eenzelfde type renner als ik. Ik heb veel van hem geleerd en leer nog altijd van hem. Hoe ik mij moet klaarstomen voor de Waalse klassiekers, bijvoorbeeld. Ik had heel graag de Ronde van Vlaanderen gereden, maar Claudy kon me overtuigen dat ik beter wacht tot volgend jaar en dan eerst de Omloop het Volk rijd om kennis te maken met de Vlaamse wedstrijden. Hij wees mij er ook op dat de combinatie Ronde van Vlaanderen – Luik-Bastenaken-Luik via de Ronde van het Baskenland bijzonder zwaar is.

Aanvankelijk vond ik het een beetje vreemd om met mijn idool van vroeger, Criquelion samen te werken.

In de media werd er, vooral bij het begin van het seizoen, gefocust op de tweestrijd Lotto-Domo versus Quick Step-Davitamon. Wat vond jij daarvan ?

Ik begreep eerlijk gezegd niet waar de kranten mee bezig waren toen er geschreven stond 1-0 voor Quick Step, later 2-0. Quick Step werd de hemel in geprezen en bij Lotto-Domo reden precies alleen maar losers. Ik vond het ook vreemd dat toen de situatie keerde en wij met Van Petegem de twee mooiste koersen van het voorjaar worden, het scorebord niet meer gebruikt werd.

Verhoogde die tweestrijd, en dan voornamelijk het feit dat Quick Step voortvarend van start ging en Lotto-Domo aanvankelijk op de belangrijke afspraken ontbrak, de druk op jullie ?

De sponsors werden nerveus waardoor op den duur ook de sportdirecteurs en de renners begonnen te twijfelen. Maar dramatisch was het niet, omdat we wisten dat het tij snel kan keren. Na twee maanden van kritiek kwamen de overwinningen van Van Petegem toch over als een opluchting.

En ze namen de druk van jouw schouders weg ?

Zeker. Ook het vertrouwen binnen de ploeg nam dankzij die zeges toe. Als er nu iemand van onze ploeg Luik-Bastenaken-Luik wint, dan is dat pure bonus. Eindig ik bijvoorbeeld als derde, dan is dat goed. Maar als de ploeg nog niets gewonnen heeft, dan wordt die derde plaats beschouwd als een verlies.

Slotvraagje : je traint geregeld met een vriend van jou, Patrice Hemroulle, die in Luik op de provinciedienst werkt. Een beetje vreemd voor een prof, niet ?

Het is altijd een voordeel als je die kilometers niet alleen moet afmalen. Bovendien kent hij overal goed zijn weg, bijvoorbeeld in Nederlands Limburg waar we samen het parcours van de Amstel verkenden. En op training rijden we nu ook niet zo snel als in de koers, hé. Maar soms rijdt hij verdorie sterk, denk ik bij mezelf : amai, het gaat hier rap ( grijnst).

door Roel Van den broeck

‘Door de komst van Sergeant en Redant is de ploeg professioneler geworden.’

‘Waar ik vorig jaar na tien keer kraakte op een helling, is dat nu pas de elfde keer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content