Weinig Belgische voetballers zijn zo vaak om extrasportieve redenen in de media gekomen als Jonathan Legear. Na een lijdensweg in Rusland werd hij de speelbal van een weinig scrupuleuze entourage. Nu hij weer thuisgekomen is bij Standard, besluit hij zijn verhaal te doen en zijn versie van de feiten te geven.

Wie met Jonathan Legear (27) gaat praten, mag er zeker van zijn dat hij weer naar huis keert met een goed verhaal en een pak anekdotes. Want de carrière van de Luikenaar kende na een fantastisch begin nogal wat dwaalsporen. De voorbije jaren was Legear meer dan eens het mikpunt van spot. Daar wil de kersverse speler van Standard voorgoed komaf mee maken. Door zijn verhaal te doen. Hij ziet er nog altijd flamboyant uit, maar hij neemt dit keer rustig de tijd om uit te leggen hoe zijn loopbaan, die zo fraai begon, in enkele jaren tijd een sukkelstraatje geworden is. Nog één keer wil Jonathan Legear terugblikken, om een balans op te maken. Daarna wil hij vooral het tweede deel van zijn carrière aanvatten met optimisme en vastberadenheid.

Ruim tien jaar geleden verliet je Standard en nu ben je terug. Is de cirkel rond?

Jonathan Legear: “Voor Standard spelen was een kinderdroom. Van mijn zesde tot mijn zestiende maakte ik deel uit van de generatie met Sébastien Pocognoli, Réginal Goreux en Kevin Mirallas. Nadien verliet ik, net als vele anderen, de club en tekende ik bij Anderlecht. Vandaag is de politiek in veel clubs veranderd: de jeugd krijgt er sneller speelkansen en gaat dus niet zo vlug meer op een ander. Destijds vertrok de ene na de andere en ik zei bij mezelf: ik ga niet op mijn eentje achterblijven.”

Was je erg gehecht aan Standard?

“Ja. Het was de club van mijn hart. Maar ik had er geen toekomst. Ik trainde en trainde en in het beste geval mocht ik eens met de reserven spelen, terwijl Anderlecht me een contract voor vier jaar bood en de garantie om in de A-kern te zitten. Uiteindelijk bleek het de juiste keuze, want alles ging plots heel snel. Vincent Kompany was net voor mij bij de A-kern gekomen, in de kleedkamer zat hij altijd bij mij. Enfin, ik zat altijd bij hem…”

Afgezien van je vele blessures was je erg succesvol en scoorde je veel. Zelfs in je eerste match, op Oostende.

“Ik mocht tien minuten invallen en ik scoorde meteen. Ik leefde net in een droom. Mijn eerste wedstrijd in de basis was op Sclessin. Ik was amper zeventien en er rustte een immense druk op mijn schouders, maar ik heb me goed uit de slag getrokken.”

Hoe ging je ermee om dat je uitgefloten werd?

“Dat ging wel, dat was ook totaal niet vergelijkbaar met Steven Defour.”

Je beseft dat je misschien weer zult uitgefloten worden als je dit keer met Standard op bezoek gaat bij Anderlecht?

“Ik hoor toch veel supporters van Anderlecht zeggen dat men niet mag vergeten wat ik voor de club heb gedaan. Drie keer kampioen, een beker, geweldige statistieken in de Europa League met zeven goals en zes assists in 845 minuten in 2010. De UEFA verleende me zelfs de titel van meest beslissende speler in de Europa League dat seizoen. En ik heb in Anderlecht ook echt vrienden gemaakt, wat niet vaak voorvalt in het voetbal: Guillaume Gillet, SilvioProto en Mbo Mpenza.”

Gravelveldjes

Blessures vormden de rode draad in het begin van je carrière. Men stelde zelfs vast dat één van je benen te kort was…

“Klopt. Vijf centimeter. Ik heb ook twee en een half jaar met een tandinfectie te kampen gehad. Tegenwoordig is alles geëvolueerd: de verzorging, de omkadering, de opleidingscentra. Ik heb bij Standard indertijd nog op gravelveldjes getraind, terwijl die Académie nu de vergelijking met die van Manchester doorstaat. Vroeger hechtte men niet zoveel belang aan details, ik moest geen zooltjes dragen, de tandverzorging was niet mee met de tijd, radiologie gebeurde amper… Bovendien leefde ik tot mijn 22e ook niet echt gezond, niet als een prof. Nu was ik wel niet de enige, maar ik blesseerde mij altijd door mijn sprints. Dokter Kristof Sas vertelde me eens dat ik gemiddeld 400 tot 500 meter meer spurtte dan een ander, dus werd mijn lichaam meer belast. En ik deed ook niet alles om te slagen. Ik was jong en raadgevingen gingen er het ene oor in en het andere weer uit. Ik at elke dag op restaurant, dronk tot zes cola’s per dag en ging vaak veel te laat slapen.”

Sprak niemand bij Anderlecht je daarop aan?

“Neen, want ze konden ook niet alles nagaan. Herman Van Holsbeeck, die ik moet bedanken, liet me in de gaten houden en legde me uit dat ik opofferingen moest doen om te slagen. Ik had meer naar hem moeten luisteren.”

Je was destijds ook niet op je mondje gevallen…

“Ook wat dat betreft is er op tien jaar tijd veel veranderd. Het is veel moeilijker geworden om in een interview openhartig te zijn, want je weet dat je uitspraken gaan vervormd worden en vervolgens op vijftien websites verschijnen. Dus weten de spelers tegenwoordig heel goed wat ze moeten zeggen en wat niet.”

Gewapende militairen

Vind je dat je tot op heden een mooie eerste carrièrehelft hebt gehad?

“Goh, tussen mijn 17e en mijn 22e heb ik wel een en ander meegemaakt. Maar dan was er die transfer naar Rusland die er nooit had mogen komen.”

Waarom teken je ook bij een club als Terek Grozny?

“Omdat mijn toenmalige entourage me zei dat Grozny geïnteresseerd was en dat er haast bij was. Zo’n transfer wordt subtiel gespeeld: men zorgt ervoor dat alles moet geregeld worden in de laatste dagen van de transferperiode en dus moet je snel beslissen wil je nog aan een visum geraken. Ze spiegelen je ook astronomische bedragen voor. Aanvankelijk dacht ik: als ik daar teken, dan zorg ik goed voor mijn familie, dan kan ik investeren in vastgoed en het huis van mijn dromen kopen – wat ik uiteindelijk ook heb kunnen doen. Maar toen ik ter plaatse kwam en de infrastructuur zag, die een vierdeklasser bij ons heeft, wist ik dat het lastig zou worden. Bovendien had ik het er moeilijk mee dat ik zo ver weg was van mijn familie. Ik dacht dat ik op mijn 23e wel gemakkelijk zonder hen zou kunnen, maar ik heb me daar lelijk in vergist. Vanaf de eerste week dat ik ginder was, belde ik geregeld met de vraag of mijn contract niet kon verbroken worden. Ik was amper daar of ik wilde alweer weg.”

Wat kreeg je als antwoord?

“Dat het niet mogelijk was, dat de contracten getekend waren. Ik besefte toen dat we het goed hebben in België, dat het gras niet altijd groener is aan de overkant. Het eerste jaar was een ramp. Ik kende er niemand en mijn vrouw kwam weleens langs, maar als we thuis speelden gingen we drie dagen op afzondering en als we op verplaatsing speelden zaten we constant in het vliegtuig.”

Je lag ook overhoop met de directie?

“Neen, helemaal niet. Ik heb veel respect voor hen, ze deden alles voor hun spelers en wilden van de ploeg een topteam maken. Die mensen hadden oorlog meegemaakt en wilden iets moois opbouwen, het volk naar het stadion krijgen.”

Als Ramzan Kadirov, de president van Tsjetsjenië over de vloer kwam, dan had die gewapende militairen bij zich. Een heel ander beeld dan Herman Van Holsbeeck en Roger Vanden Stock…

“Dat is zo. Dat is hun cultuur. Maar dat schrok mij niet af. Ramzan Kadirov is een van de belangrijkste mensen in Rusland, het is logisch dat hij goed beschermd wordt.”

Heb je met hem kunnen praten?

“We zijn eens gaan eten bij hem thuis, in een soort kasteel van tweeënhalve hectare. In de tuin was er een zoo met tijgers en beren…”

Olympiacos

Toen je voor Grozny tekende, dacht je toen: ik geef de voorkeur aan het geld, ook al gaat mijn carrière eronder lijden en wordt het een moeilijk verhaal bij de Rode Duivels?

“Ik heb voor het geld gekozen, ja, maar men had me verteld dat de club wou strijden voor een Europees ticket en ik kwam terecht in een competitie die sterker is dan de Belgische. Ik vond dat een mooie uitdaging. Ik heb me er gewoon nooit kunnen aanpassen… Nu ja, als je ziet dat een Matías Suárez drie jaar nodig had om zich aan te passen in België, een prachtig land, bij een club uit de top dertig van Europa, dan kun je je inbeelden dat het voor mij erg moeilijk was op een plaats waar ik zonder mijn familie zat, waar men heel andere gewoonten heeft, waar het sportief niet de top was en waar ik op menselijk vlak niemand had om eens mee te babbelen… Ik heb vaak, maar tevergeefs, aan degenen die me naar ginder gelokt hadden gevraagd om daar eens te komen kijken… Toen ik herhaaldelijk om hulp vroeg om mijn contract te ontbinden, zeiden ze dat dat niet mogelijk was en kreeg ik de ene smoes na de andere te horen. Ik heb helemaal alleen mijn plan moeten trekken om dat Russisch avontuur te beëindigen.

“Dan stelden ze me Olympiacos voor – de beste keuze volgens mijn entourage van toen – en ik tekende er in januari 2014. Drie, vier dagen later kreeg ik een telefoontje van mijnheer Duchâtelet, die me een goed contractvoorstel deed. Dat was perfect geweest. Ik heb gevraagd, ik heb zelfs gesmeekt om onder dat contract met Olympiacos uit te komen zodat ik bij Standard mijn droom kon waarmaken. Maar ze voerden een hele cinema op om te zeggen dat het niet mogelijk was, dat de schadeclaim te hoog zou zijn en blablabla. Ik snap het nog altijd niet goed, al heb ik er wel mijn idee over… Waarom wou een club mij per se houden als ze me uiteindelijk geen kans gaf – ik heb zelfs niet mogen meetrainen. Ik dacht rond 10 januari bij Olympiacos te spelen, maar men zei me dat het pas iets voor juni zou zijn. Dus dacht ik dat ik in de B-kern mijn conditie zou kunnen bijwerken, want ik was helemaal uit vorm. Maar in plaats daarvan zeiden ze dat ik absoluut moest spelen en dat ik naar Mechelen werd gestuurd. Dat beviel me allerminst: ik deed 300 kilometer per dag en ik kreeg er geen cent voor.”

Had je geen contract?

“Neen, want dat bij Olympiacos ging pas van start in juni. Wat ik van KV Mechelen kreeg dekte zelfs mijn verplaatsingsonkosten niet. Maar in gedachten zag ik me zes maanden later bij Olympiacos en dus wilde ik me daar rustig op voorbereiden. Ik stond elke dag om zes uur op, ik was tweeënhalf uur onderweg naar de club en anderhalf uur terug, voor trainingen waarop men me onder druk zette om te spelen, hoewel ik daar niet klaar voor was. Ik kwam er vaak met lood in de schoenen aan. En dat heeft niks te maken met de club KV Mechelen, waar ik veel fijne mensen ben tegengekomen. De club was heel professioneel met mij, ze hebben voor mij gedaan wat mogelijk was.”

Waarom nam Olympiacos je niet op in de B-kern om rustig weer in vorm te geraken?

“Dat vraag ik me ook af… Ik heb daar nog altijd niet de minste uitleg over gekregen. Ik zou gewoon willen weten waarom die mensen niet correct met mij zijn geweest. Waarom moest ik naar Mechelen? Waarom moest ik tekenen bij Olympiacos terwijl Olympiacos me niet wou? Waarom mocht ik dat mooie contract bij Standard niet tekenen? Ik hoop dat ze me dat op een dag eens uitleggen… Ik heb nog nooit gehoord dat een club een speler een contract voor drie jaar laat tekenen om dan te weigeren dat hij de voorbereiding meemaakt… Dus ben ik maar op mijn eentje gaan trainen, thuis, zonder dat ik van iemand iets hoorde. Half september heb ik dan de bladzijde omgeslagen, ik heb mijn contract bij Olympiacos verbroken. Ik heb besloten om mijn lot in eigen handen te nemen en mijn eigen boontjes te doppen, zonder die mensen die niet correct met mij zijn geweest.”

Blackpool

Wat later tekende je bij Blackpool. Op dat moment leek je compleet uit conditie…

“Ik woog 84 kilo, zeven meer dan nu. Maar ik heb echt als een gek gewerkt, drie, vier uur per dag. Ik had een fysiektrainer met wie ik aan boksen deed, uithoudingsoefeningen, spieroefeningen, lopen in de duinen… Ik volgde vijf weken lang een individueel programma. Maar net drie dagen nadat ik bij de groep aansloot, werd José Riga ontslagen. Toen de nieuwe trainer kwam, schoof die meteen twaalf spelers aan de kant, allemaal buitenlanders. Hij wou compleet breken met de werkwijze van zijn voorganger.”

Het was Riga die je bij Blackpool wilde?

“Blackpool wou me een kans geven, de club wist heel goed hoe mijn palmares eruitzag. Ik ben in Engeland aangekomen met het mes tussen de tanden, ik had geweldige honger naar voetbal, ik wou die Engelse sfeer opsnuiven. Ik voelde me goed, ik heb enkele vriendschappelijke wedstrijden gespeeld, tegen Manchester United met Falcao bijvoorbeeld. Ik werd dan wel aan de kant geschoven, maar ik ben altijd hard blijven werken met het idee dat dat nog wel zou lonen.”

Blackpool is niet bepaald de leukste plek ter wereld…

“Na Rusland was dat het paradijs! (lacht) Maar het was één tegen allen: ik werd afgemaakt in de Belgische pers, waar ze me dikzak en zo noemden.”

Hoe reageer je op zulke aanvallen?

“Ik draag zelf ook een verantwoordelijkheid, maar ik heb de indruk dat ze soms echt op de man spelen, dat ze me bewust door het slijk halen. Dat ik nu hier ben, is om te tonen dat al wat over mij verteld geweest is, onterecht is. Niet dat ik iets wil rechtzetten tegenover die bepaalde media – die laten me koud – maar ik wil de mensen om mij heen tonen wie ik ben op dit moment: een goed persoon die fysiek niet langer in de put zit, die deze nieuwe kans wil grijpen.”

De stommiteiten die je begaan hebt waren natuurlijk koren op de molen van die media…

“Ik denk dat ik genoeg geboet heb – en dan bedoel ik niet financieel maar qua imago. Mijn laatste stommiteit is al drie jaar geleden, kunnen we nu misschien die bladzijde omslaan? Ik ben nu 27, die fouten zal ik niet opnieuw maken.”

In een eerder interview verklaarde je dat geld geen glimlach op je gezicht tovert. Momenteel is het omgekeerd: je hebt je glimlach teruggevonden, maar je hebt geen geld meer…

“Dat wil ik niet beweren. In Rusland ging er veel geld om, maar ik had het moreel niet, ik miste spelvreugde. Had ik geweten dat ik zoiets zou meemaken, dan zou ik er niet naartoe zijn gegaan, zelfs niet voor het dubbele salaris. Dat is een boodschap die ik zou willen meegeven aan jongeren die zich het hoofd op hol laten brengen door bepaalde personen: als je je goed voelt in een club, blijf daar dan en probeer daar nog te groeien, zodat je uiteindelijk klaar bent voor een echt goeie club. Het geld volgt later wel.”

Tot slot: weet je nog wat er gebeurde op 12 oktober 2010?

“Neen…”

België-Oostenrijk werd 4-4 en jij werd verkozen tot man van de match.

“Dat bewijst dat ik de kwaliteiten heb en dat ik die in de toekomst nog kan tonen. Nu moet ik vooral werken, werken, werken…”

DOOR THOMAS BRICMONT – FOTO’S BELGAIMAGE/CHRISTOPHE KETELS

“Mijn laatste stommiteit is al drie jaar geleden, kunnen we die bladzijde nu misschien omslaan?”

“Ik besefte in Grozny dat we het goed hebben in België, dat het gras niet altijd groener is aan de overkant.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content