Nadat Seyfo Soley met een drieste tackle zijn enkel verwoestte, werkte Antwerpspeler Gunter Ribus drie jaar lang aan zijn terugkeer. Een mislukte operatie en complicaties maken dat Ribus medio 2004 moet stoppen met voetbal, en sport tout court. Hij was toen 25 jaar. Dossier blessures in het voetbal, deel een.

Het was voor mij eigenlijk zo’n beetje het seizoen dat ik doorbrak, ik was pas Speler van het Jaar geworden op Antwerp. Andere clubs toonden interesse, Antwerp was al een tijdje bezig om mijn contract open te breken, maar ik wou nog even de kat uit de boom kijken. En dan gebeurt dus mijn accident, hé. ( lacht) Ja, ik zeg altijd ‘ mijn accident’. Hoe moet je dat anders noemen?

“Ik heb die beelden wel honderd keer opnieuw bekeken, tot mijn pa zei: ofwel stop je ermee, ofwel gooi ik die band in de vuilnisbak. Het was 31 maart 2001. Lokeren speelde nog voor een Europees ticket, ze stonden 2-1 achter en in de allerlaatste minuut kwam die tackle van Seyfo Soley. Pure revanche. Het gebeurde in het midden van het veld, de scheidsrechter heeft me achteraf verteld dat hij al klaar stond om af te fluiten. Het was een verschrikkelijke aanslag. Hij sprong, trok zijn beide knieën op en maaide me vervolgens met zijn twee voeten naar voren onderuit.”

Besefte je meteen wat je overkwam?

“Ik voelde een krak, en toen ik met mijn enkel bewoog, knarste het. William Verbeeck, die toen bij ons in de ploeg speelde, had ook al een aantal breuken meegemaakt en hij was goed hersteld, dus ik dacht: als hij dat kan, dan lukt mij dat ook. Bij de eerste foto’s was de clubdokter redelijk positief: geen gecompliceerde breuk. ’s Anderendaags ben ik de eerste keer geopereerd. ( stil) Dat is helemaal misgelopen.

“De conclusie van de dokters achteraf is dat er drie verschillende fouten zijn gemaakt. Het plaatje dat aan de zijkant van mijn kuitbeen werd geplaatst, was te kort. De barst langs het kuitbeen liep tot boven het plaatje. De persoon die de foto’s nam, had dat al opgemerkt en me gezegd dat ik terug naar de dokter moest gaan. De dokter die me geopereerd had, hield echter vol dat er geen enkel probleem was, dat het geen kwaad kon. Terwijl andere dokters achteraf zeiden: je bot krijgt te veel druk, dat gaat doorzakken.

“Seyfo heeft me langs achteren geraakt en mijn kuitbeen gebroken, maar door de kracht die erachter zat, brak ook mijn binnenenkel af. De dokter die me opereerde, had die enkel weer vastgezet, maar zijn schroeven staken verkeerd, daar zat de tweede fout. De derde fout was dat hij een stuk van de enkel verkeerd terugplaatste, waardoor ik totaal geen mobiliteit meer in die enkel had.”

Wanneer kwam je erachter dat er geknoeid was?

“Toen de zwelling weg was, zei mijn ma: wat is die bol op je enkel toch? Plus: ik had ongelooflijk veel pijn. Na de operatie gaven ze mij om de vijf uur een spuit met pijnstillers. Ik kan redelijk goed tegen pijn, maar na een uur kon ik het al niet meer uithouden en begon ik af te tellen tot ze me opnieuw kwamen inspuiten. Dat was niet normaal.

“Toen ze na zes weken het gips eraf deden, kon ik mijn enkel niet plooien, ik moest de trap op hinken. Maar de dokter bleef maar zeggen dat het normaal was, maar omdat ik ’s nachts nog altijd wakker lag van de pijn, zei mijn schoonvader: dit kan niet meer. We trokken naar dokter Toon Claes in Herentals en die zei: morgen binnenkomen voor een nieuwe operatie.

“Op de club begrepen ze dat niet. Zij hadden zes weken lang goeie feedback gekregen en ineens moest ik weer onder het mes. Ze stuurden me op controle bij een andere dokter. Toen die me zag binnenkomen, zei hij: allez, je kan toch al redelijk stappen. Vervolgens bekeek hij de foto’s en wist hij genoeg. Hij schreef een brief voor de club waarin stond: deze jongen móét weer geopereerd worden of hij zal nooit meer normaal kunnen stappen. Gewoon stappen, hé. Toon Claes heeft mijn enkel volledig weer uit elkaar moeten halen. Er is een grotere plaat ingezet, andere schroeven. Daarna moest ik weer revalideren … ( onderbreekt zichzelf) Ja, het is een ellendig verhaal, zunne, sorry daarvoor …

“We hebben dat naar de supporters nooit zo naar buiten gebracht. Ik was graag gezien bij de supporters. Niet omdat ik zo’n goeie voetballer was, maar door mijn karakter en doorzettingsvermogen. De supporters snapten niet waarom ik opnieuw onder het mes moest, we hebben maar gezegd dat er wat splinters verwijderd werden. Ik wilde het niet dramatiseren, ik wou gewoon verder met mijn revalidatie.

“Na de tweede operatie kwamen er osteofieten ( botaanwas, nvdr) op die plaats waar die enkel eerst aaneen gezet was. Door het contact van bot op bot werd de aangroei van botcellen op die plaats foutief geactiveerd. Die osteofieten zaten op het kraakbeen en het gewricht, wat veel pijn deed. Dus moest ik een derde keer onder het mes. Ze hebben toen ook de schroeven en platen eruitgehaald.

“Tegen het einde van het seizoen 2002/03 kon ik opnieuw voetballen met het B-elftal. Ik mocht één keer invallen in de eerste ploeg, maar daarna speelde die enkel weer op. Het was eigenlijk een aaneenschakeling van efkes meedoen en dan weer hervallen.

“Ondertussen liep mijn contract bij Antwerp af en kwam Henk Houwaart als trainer. Die had niet zo veel interesse in een speler die alles opnieuw moest opbouwen, maar ik mocht toch een nieuw contract tekenen voor twee jaar, misschien een beetje onder druk van de supporters. Die zijn mij altijd enorm blijven steunen en daar ben ik hen heel dankbaar voor. Op een galawedstrijd met oude gloriën als Hans-Peter Lehnhoff en Alex Czerniatynski waar ik ook mocht meedoen, riepen ze míjn naam. Een ongelooflijk gevoel, ik kan me nog perfect voor de geest halen wat ze allemaal zongen. Ik zeg niet dat de voorzitter mij daarom een nieuw contract gegeven heeft, maar ik denk wel dat het hielp.

“Het seizoen nadien kwam René Desaeyere, en het ging van in het begin heel goed. Mijn enkel voelde redelijk goed aan, ik speelde een aantal goeie matchen. Individueel, want de ploeg draaide niet goed. Desaeyere werd ontslagen. Ik vond dat heel erg, want Desaeyere had zelf een probleem met zijn enkel en hij begreep dat.”

Wat begreep hij precies?

“( lacht) Binnen de ploeg noemden ze mij ‘het strijkijzer’ omdat ik de eerste tien minuten van de training altijd liep te manken. Mijn enkel was dan zo stram dat ik alleen maar op de tip van mijn voet kon lopen. Ik moest dat eerst opwarmen om normaal te kunnen lopen.”

Oogkleppen op

Je had eigenlijk voortdurend pijn?

“Ik heb na mijn accident eigenlijk geen enkele wedstrijd of training zonder pijnstillers afgewerkt. Als ik een wedstrijd moest spelen, nam ik ’s morgens Voltaren, een onstekkingsremmer. Voor de wedstrijd nam ik twee Perdolans paracetamol en dat ging juist goed tot tegen de rust. Tien minuutjes voor de rust begon ik meestal al serieus pijn te krijgen, ik moest het dus goed timen, want zo’n Perdolan werkt niet direct. Tijdens de rust nam ik dan snel weer twee Perdolans om het einde van de match te halen.”

Wisten ze binnen de club hoe erg je eraan toe was?

“Neen. Anders Nielsen, die even bij ons speelde, heeft me er ooit wel eens op aangesproken. Hij was nogal bezig met de producten van Herbalife en ik had via hem visolie gekregen, dat deed mijn enkel precies goed. ( lacht) Ja, ik probeerde destijds alles hoor, ik heb zelfs ooit gelatineblaadjes in water opgelost en opgedronken omdat iemand me had verteld dat je kraakbeen daarvan beter zou aangroeien. Ik had Anders dus verteld over mijn problemen, en toen hij ontdekte hoeveel pijn ik had, zei hij: ‘Jongen, waar ben je toch mee bezig?’ Bernt Evens, die toen ook in onze ploeg speelde en me enorm gesteund heeft, zegt me nog regelmatig dat hij niet kan begrijpen hoe ik dat toen gedaan heb. Voor mij was het op dat moment de normaalste zaak van de wereld. Ik had oogkleppen op en ik wou maar één ding: weer de oude worden. Ik had beloftes gemaakt, ik had de voorzitter gezworen dat ik sterker zou terugkomen. Ik ben iemand die zijn beloftes nakomt.”

Waar haalde je de wilskracht vandaan om verder te spelen?

“Ik wilde mezelf achteraf niks kunnen verwijten. En dat doe ik nu ook niet. Alles had ik ervoor over om terug te komen. Ik heb altijd beseft wat ik als voetballer in mijn handen had. Misschien had ik niet het talent van andere jongens, maar ik werkte heel hard. Ik heb nooit gedacht dat alles maar vanzelf zou komen.”

Haalde je in die periode nog voldoening uit het voetbal zelf?

“Niet echt. Ik wilde dat het allemaal veel sneller ging, en dat lukte me niet, en daar raakte ik geweldig gefrustreerd door. Soms ging het een week lang echt super en dacht ik: we zijn erdoor. De week daarop raakte ik weer niet meer vooruit, dan moest ik naar Toon Claes bellen en mocht ik langskomen voor een cortisonespuit. Daarna twee dagen rusten, want dat moet wat inwerken, en weer door. Telkens weer had ik zo het gevoel van: het gaat weer, mijn wendbaarheid is beter, en telkens kreeg je opnieuw een slag op je hoofd. Dat was heel moeilijk.”

Hoe lang heeft die situatie zo geduurd?

“Drie jaar. Soms kon ik even meetrainen, eens een wedstrijd spelen, en dan lag ik er weer uit. Zat ik weer alleen in de fitnessruimte, alweer dezelfde oefeninkskes te doen. Qua zelfdiscipline is dat moeilijk. Mensen onderschatten hoe moeilijk dat is: jezelf iets opleggen dat je niet graag doet omdat het nodig is.

Waren er in die periode nooit momenten waarop je dacht: dit is over?

“( stellig) Neen. Nooit. Mijn ouders hebben wel één keer gezegd: er is iets veranderd. We speelden een wedstrijd met de reserven, het ging gewoon niet. We hadden de dag nadien vrij en ik zei tegen mijn ouders … ( onderbreekt zichzelf) Ik heb dat dus altijd verzwegen tegen mijn ouders, hé, dat ik zo veel pijn had. Ik zeg dus: oef, morgen vrij. Gewoon omdat ik dan die enkel eens een dag kon laten rusten, omdat ik dan even geen pijn zou voelen. Mijn ouders begrepen dat niet: ‘Allee, wat zeg je nu? Waar ben je mee bezig? Vroeger deed je zelfs extra trainingen.’ Toen heb ik dat zelfs niet gezegd, maar achteraf, toen ik gestopt was, heb ik het hen wel verteld.”

‘Dit is echt gedaan’

Wanneer besefte je wel het definitief gedaan was?

“Tijdens een vriendenmatch tegen Zwarte Leeuw, eind 2003. In een stom duel raakte ik opnieuw ergens iets in mijn enkel. Ik zakte erdoor en dat geluid alleen al … Precies alsof je in een laars met water stapte, zo klonk dat. Zelfs de spelers naast mij konden het horen: wat is dát, man? Heel raar.

“Ik ging van het veld af, na de wedstrijd stapte ik bij mijn ouders in de auto om naar het ziekenhuis te rijden, en toen heb ik meteen gezegd: ‘Mannen, dit is echt gedaan. Nu is het over.’ Er was een stuk bot afgesprongen en dat was tussen mijn gewricht geraakt. Ik ging naar dokter Claes, ik wou nog een operatie. Hij raadde het mij af: ‘Ik begrijp dat je dit wil proberen, maar mocht je mijn zoon zijn, ik zou het niet doen.’ Uiteindelijk heeft hij toch geopereerd, maar meer om die enkel proper te maken en ervoor te zorgen dat ik in het normale leven nog kon functioneren.”

Nadien heb je nooit meer op een voetbalveld gestaan?

“Ik heb nog geprobeerd, nog gerevalideerd bij Theo Van Haendel, een superkinesist in Hamont. Tijdens het lopen op de loopband voelde ik eigenlijk al: oei, dit is iets heel anders. ( weifelt even) Lopen kon je dat eigenlijk niet noemen, het was meer stappen. Op de lange duur mocht ik dan toch eens buiten gaan lopen, maar dat was niet te doen. Telkens die pijnscheuten, zelfs met pijnstillers … Ik kon dat niet blijven doen.”

Hoe hard was het voor jou om te aanvaarden dat het echt niet meer ging?

“Dat was verschrikkelijk. Ik heb ongelooflijk veel steun gehad van mijn echtgenote, mijn ouders en Bernt Evens. Hij sleurde me door de moeilijke momenten. Bernt is een vriend voor het leven.

“Tja, en dan moet je op zoek naar die eerste job, hé. Ik wist vantoeten noch blazen: mijn studies heb ik altijd verwaarloosd voor het voetbal. Op een bepaald moment kwam ik via mijn vrouw, die bij Inbev werkt, Filip Sevens tegen. Hij hielp me aan een job in een drankenwinkel, maar zei er meteen bij dat hij me graag in een andere functie zou zien. Ik ben een oriëntatiecursus gaan doen en daar vonden ze dat ik commercieel talent had. Alweer Filip gaf me de tip om bij USP Beverages te solliciteren als sales rep, en dat is wat ik nu doe: ik vertegenwoordig verschillende drankenmerken zoals Spa, Looza en Ice-Tea in de horeca. Ik doe dit nog maar een paar maanden, maar voor het eerst heb ik het gevoel dat ik opnieuw iets heb om me in vast te bijten.

“Een echte depressie heb ik nooit gehad, maar die periode vlak na het voetbal, dat was voor mij één groot zwart gat. Mijn ouders en ikzelf hebben er altijd alles voor overgehad, van in de jeugd. Toen ik naar Antwerp getransfereerd werd, reden mijn ouders elke dag de E313 af, 65 kilometer naar de Bosuil. Ik kwam van school, boterhammen in de auto opeten en pas om halftien weer thuis. Die mensen hebben daar alles voor gegeven. Mijn vader was een voetbaldier, geen match op tv miste hij. Nu kijkt hij nooit meer.”

Ga jij nog naar het voetbal?

“Heel zelden, en het doet nog altijd verschrikkelijk zeer. Ook omdat er nog zo veel leeftijdsgenoten op het veld staan: Bernt Evens, Jonas De Roeck, met wie ik nog bij de jeugd speelde. ( lacht) Zelfs de Goots ( Patrick Goots, nvdr) speelt nog altijd! Zo had ik mij dat ook altijd voorgesteld: blijven voetballen tot ze mij oud en versleten van het plein moesten dragen.

Carl Geeraerts, de manager van Antwerp, belt me nog af en toe om te vragen wanneer ik nog eens naar een match kom kijken. Maar dat blijft voor mij heel moeilijk. Vorig seizoen ben ik tegen Beveren een aftrap gaan geven. Eerst dacht ik: och, dat is zo lang geleden, als ik daar in het midden van het veld ga staan, zal niemand me herkennen. Daarom had ik gevraagd of Bernt ook mee mocht komen, hij is meer gekend dan ik. ( lacht) Toen we tijdens de opwarming het veld opkwamen, begonnen al die supporters mijn naam te scanderen. Geweend dat ik toen heb … Voor mij was dat mijn afscheid van de supporters.

“Mijn moeder heeft die beelden nooit willen bekijken. Ze kan dat niet.”

Simpele boerenjongen

Al jouw ellende is begonnen met een rancuneuze tackle van Seyfo Soley. Ben je niet razend op hem?

“Ja, vooral omdat ik zag dat die kerel zijn speelwijze niet veranderde. Hij pakte op een gegeven moment vier rode kaarten op een seizoen en heeft later ook nog het been van Wamberto gebroken. Die kerel leerde niet. Voor die tackle op mij kreeg hij zeven weken schorsing en moest hij mijn ziekenhuiskosten betalen, maar in beroep is dat vijf weken geworden zonder kosten. Dat maakte me wel echt kwaad. Zoiets moeten ze gewoon van het voetbalveld halen. Hij heeft alles kapot gestampt.”

Heeft hij zich ooit geëxcuseerd?

“In het ziekenhuis is hij één keer op bezoek geweest, met zijn manager. Hij stond naar de vloer te kijken, sprak geen woord. Volgens mij moest hij meekomen van zijn manager om zijn goeie kant te laten zien.”

Je voert nog een rechtszaak tegen Seyfo Soley en tegen de arts die je enkel fout in elkaar heeft gezet. Zou je het kunnen afsluiten, mochten de personen die jou dit hebben aangedaan een straf krijgen?

“Moet ik eerlijk zijn? Ik denk niet dat ik dit ooit kan afsluiten. Ik ben nu 30 jaar, ik heb altijd voor het voetbal geleefd. Dat is een stuk van mijn leven. Ik ben heel blij en dankbaar voor wat ik gekregen heb. Niet veel jongens krijgen die kans en ik heb dat allemaal toch maar mogen beleven als simpele jongen van de Limburg. Ik vind het alleen jammer van de manier waarop ik heb moeten afhaken. Als ik nu niet goed genoeg geweest was, of als het gebeurd was als ik 30 was, dan heb je al het grootste deel van je carrière achter de rug. Maar het is me overkomen toen ik 22 was, op het moment dat het voor mij nog moest beginnen.”

Toch lijk je helemaal niet verbitterd of rancuneus.

“Dat ben ik ook niet. Uit elk negatief ding kan je iets positiefs halen. Ik ben ervan overtuigd dat ik als mens sterker uit dit verhaal gekomen ben. Het is ook een instelling die je hebt: ik moet me herpakken, ik moet door. Je trouwt, je krijgt een kindje: dan krijg je andere doelen in het leven. Ik heb een zoontje en veel mensen zeggen: aha, dat wordt een voetballer. Terwijl ik denk: al wordt hij een ballerina. Hij moet doen wat hij graag doet.”

Artrose op het bot

Je bent nu vier jaar gestopt. Ben je er ook in je hoofd klaar mee?

“Neen. Ik droom nog regelmatig dat ik op een voetbalveld sta. En als de zomertrainingen weer beginnen, voel ik me een paar weken slecht.

“Mijn ouders hebben altijd elk krantenartikel dat over mij verscheen, uitgeknipt en in mappen gestoken. Ik moet toegeven dat ik daar af en toe nog wel eens door blader. Soms vraag ik me ook af: waar zou ik nu gestaan hebben als ik dat niet had meegemaakt? Waarschijnlijk zou ik nooit bij Brugge of Anderlecht gevoetbald hebben, maar waar zou mijn plaats geweest zijn? Met Paul Degenaers, destijds de hulptrainer bij Antwerp, heb ik af en toe nog contact. Hij zei me: de subtop, dat was voor iemand met jouw drive zeker haalbaar. Dat vind ik erg, dat ik nooit echt heb kunnen tonen wat ik waard was op een voetbalveld.”

Hoe vergaat het je nu lichamelijk?

“Ik kan niks meer doen van sport. Lopen lukt niet meer, een uurtje op het gemak fietsen nog wel, maar spinning bijvoorbeeld niet. Rechtopstaand op de trappers lopen kan ik niet. Op verlof in Kreta heb ik het één keer gewaagd om een voetbal matchke mee te spelen dat het animatieteam organiseerde. Ik wou dat nog eens proberen. Op het moment zelf ging het redelijk. Maar daarna heb ik twee dagen niet meer kunnen stappen. Dan leer je je lesje wel.

“Ik heb serieus wat artrose op het bot van mijn enkel en mijn kraakbeen is volledig weg. Door die mislukte eerste operatie is mijn enkelvork misvormd. Ik ben bij professor Bellemans geweest voor een kraakbeentransplantatie, maar volgens hem zou dat niets opbrengen. Ze kunnen gezond kraakbeen inplanten, maar door die misvormde enkelvork zal ik dat telkens weer kapotmaken. Het haalt niks uit. Vandaar dat ik ook niets belastends meer mag doen. De gaten in mijn bot kunnen één groot gat worden en dan kan het zijn dat die enkel gewoon in elkaar klapt. Dan is het echt gedaan.”

Is er geen enkele medische techniek om je enkel weer beter te laten functioneren?

“Ik heb twee opties. De eerste is de enkel volledig fixeren, waarbij ze bot uit je heup nemen en in je gewricht steken. Dan staat je enkel vast, en mank je bij iedere stap die je zet. De tweede optie is een prothese. Een enkelprothese gaat op dit ogenblik vijftien jaar mee. Als ze die steken, frezen ze eigenlijk een stuk in je scheenbeen. Bij een eerste prothese gaat dat tot halverwege het bot. Daar kan je dus vijftien jaar mee verder, dan ben ik 45. De tweede keer moeten ze dat tot in je knie draaien, want dat moet vastzitten. Kun je weer vijftien jaar verder. Dan ben ik 60. En dan? Een rolstoel? Dat wil ik niet. Ik probeer dat zo lang mogelijk uit te stellen. Ik heb zo lang met die pijn geleefd, als er nu eens een dag bij is dat ik mank of een beetje last heb, het zij zo.

“( mijmerend) Weet je wat ik nog het meest mis? In de zomer eens een matchke gaan spelen, nog eens dat gevoel hebben van in een groep te zitten, van onder de douche te staan zwanzen. Al was het maar in een caféploegske, gewoon een balletje trappen met een paar vrienden. Daar zou ik alles voor geven, om nog eens te kunnen gaan sjotten.” S

Dossier blessures:

volgende week deel 2

Koen Daerden, Gunther Schepens, Alan Haydock en Geert De Vlieger over hun blessureleed en de lange weg terug.

door loes geuens – beelden jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content