Zondag speelt Ron Jans met Standard tegen Anderlecht met het mes op de keel. ‘Als de resultaten heel slecht zijn bij een topclub, kan ik als trainer in de problemen komen. Dat accepteer ik.’

Het is Ron Jans een paar dagen voor de partij tegen KV Kortrijk niet aan te zien dat zijn positie als trainer in gevaar is. Bij het betreden van de perszaal geeft hij alle aanwezige journalisten een hand, en beantwoordt geduldig elke vraag. Dat doet hij in een meer dan voortreffelijk Frans. Ook als hem een vraag in het Nederlands wordt gesteld – elk persmoment van Standard wordt gevolgd door journalisten uit beide landsgedeeltes – schakelt hij zo snel mogelijk over naar het Frans.

In de perszaal hangt niet het gevoel dat hier een trainer op de wip zit. Jans vertelt hoe zijn vrouw ’s anderendaags cake zal meegeven voor de spelers ter gelegenheid van zijn 54e verjaardag. “Cake mag, dat is licht. Taart zou ik hen niet geven de dag voor een match.” Hij vertelt ook openhartig hoe hij op zijn 50e verrast werd door een surprise party. “Terwijl ik mijn vrouw vooraf gezegd had: absoluut geen verrassingsfeestje voor mij! Maar om halfacht ’s ochtends rinkelde de bel al. Stond daar de hulptrainer met een chauffeurspet en een limousine.”

Na de persconferentie maakt hij nog tijd voor een radio-interview. De Luikse pers is, gevraagd naar hun indrukken, zeer te spreken over de samenwerking met Jans. “Dat is nogal eens anders dan met Laszlo Bölöni“, zegt de radioreporter opgetogen.

Twee dagen later krijgt Jans’ overtuigende betoog op het veld van KV Kortrijk geen vervolg. Standard zakt steeds dieper weg in de rangschikking. De vraag die zich dan ook opdringt, is de volgende:

De Gentse trainer Trond Sollied zei vorige week: ‘Als ze me willen ontslaan, vind ik wel een andere club.’ Zit u hier nog net zo gerust?

Ron Jans: “Ik heb Trond Sollied al een paar keer ontmoet. Het is een absolute kwaliteit van hem om gewoon alles van zich af te laten glijden. Dat is niet mijn specialiteit. Het verschil is zo klein. Hadden we die twee wedstrijden gewonnen, dan zaten jullie hier nu om een verhaal te maken over die mooie tweede plaats van Standard. Ik ben niet sneller geïrriteerd dan tevoren, maar je moet nu wel steeds weer dezelfde dingen uitleggen, en dat zijn niet altijd de dingen waar je vrolijk van wordt. Maar dan ga ik naar Plainevaux, pak een kopje koffie en probeer te ontspannen.”

Voetbal is een loterij, en een trainer moet daarmee leren leven.

“Je hebt nooit honderd procent controle over de zaak. Je kan dat wel willen, maar dan raak je snel overspannen. Als ik mezelf wijsmaak dat ik alles moet beïnvloeden, word ik gek. Dus probeer ik me bezig te houden met wat ik het meest kan beïnvloeden, en dat is mijn eigen team.”

Je vreest niet: nog één keer verliezen en ik word hier ontslagen?

“Als de resultaten heel slecht zijn bij een topclub, kan ik als trainer in de problemen komen. Dat accepteer ik. Als ik de rekening maak en ik tot de vaststelling kom dat ik het probleem ben, dan moet ik dat onder ogen durven zien. Maar ik denk dat ik net de problemen de goeie kant op kan draaien. Ik denk niet dat ik hier een van de problemen ben. Ik zie hier absoluut mogelijkheden om naar iets toe te groeien. Wat er ook gebeurt, dit avontuur heeft mij al zo veel nieuwe ervaringen opgeleverd dat ik er absoluut nooit spijt van zal hebben.”

Spelers waarderen dat u uw aanpak niet bijstuurt onder de druk van buitenaf of de invloed van de media.

“Als we veranderen van systeem, geef ik ook aan waarom we dat op dat moment doen. Daar hebben spelers hier nog wel eens moeite mee, meer dan in Nederland. Een paar dagen geleden speelden we elf tegen elf. Dan zie je dat ze niet bezig zijn met de training zelf, of wat ze moeten doen, maar alleen maar met de vraag: speel ik of speelt hij? Dat kan niet. Als je een toneelstuk gaat opvoeren, ga je toch ook repeteren? Vooral spelers die twijfelen en niet spelen, zijn dan niet aan het trainen. Die zitten met hun hoofd bij andere dingen. Dat wil niet zeggen dat ze verkeerd reageren. Qua beleefdheid en omgangsvormen kunnen we in Nederland nog wel wat leren van jullie Belgen. Niet alleen binnen de club, ook daarbuiten. Het begint al met mekaar een hand geven. Dat spelers of mannen mekaar kussen als begroeting, daar ben ik nog steeds niet aan gewend. Handen schudden doe ik al, aan kussen ben ik nog niet toe.”

Eerste drie

Dat vooraf gezegd werd dat Standard moet meedoen bij de eerste drie, is dat een last voor u?

“Nee, want ik vind ook dat Standard bij de eerste drie hoort.”

Ook met dit spelersmateriaal?

“Ik denk dat het kan. Winnen we van Gent en van Beerschot, dan stonden we vorige week tweede. Soms heb je gewoon wat geluk nodig. Als we bij de eerste zes komen, kunnen we ook bij de eerste drie eindigen. Maar ik vind ons geen favoriet voor de titel. Als we bij de eerste drie eindigen, zullen we een heel goeie prestatie geleverd hebben.”

Een bekende Standardsupporter citeerde de voorzitter die zei ‘ik ben tevreden met onze transfers’ en voegde eraan toe: wij ook, zo lang ze maar niet spelen.

“In Nederland kende ik de spelers, hier kende ik behalve AstritAjdarevic geen van de nieuwkomers, maar ik ben tevreden met deze groep. Je moet als trainer nooit klagen over je spelers, je moet ze vertrouwen geven. Maar het is een feit dat tegen Gent Eiji Kawashima als enige nieuwkomer speelde. Dat betekent dat de nieuwelingen nog niet hebben gebracht wat ze kunnen. Het grootste probleem is dat ze tijd nodig hadden om fit te worden. Alle nieuwe spelers, op Kawashima na, waren fysiek niet in orde toen ze hier aankwamen. DuduBiton had maanden niet gevoetbald, Marvin Ogunjimi had een jaar niet gespeeld. Dan heb je geen vier maar zeven weken voorbereiding nodig. Yohan Tavares moest eerst nog geopereerd worden en is pas nu inzetbaar. Ook Ajdarevic heeft tijd nodig. Ik wacht niet graag in de wachtkamer van een arts of voor het rood licht, maar met mensen heb ik veel geduld.”

Zo’n Ogunjimi komt hier aan, is niet fit en wordt twee weken later al genoemd als vertrekkend naar Celtic. Wat denkt u als trainer op zo’n moment?

“Men heeft me gevraagd: laten we hem naar ginder gaan om te praten? Ik heb zoiets van: het is Champions League, Celtic. Als iemand daarvoor openstaat, dan moet hij maar gaan. Op dit moment is Ogunjimi mentaal en fysiek veel sterker dan voorheen.”

Dus van u mocht hij weg?

“Als mensen echt weg willen, dan gaan ze maar, wat mij betreft. Ik werk liever met mensen die hier graag willen voetballen. Volgens mij vormen motivatie en mentaliteit de basiskwaliteit. Kanu was ook zo’n speler die alleen maar uitstraalde dat hij weg wilde. Ik dacht: ik zie het wel als hij erbij komt. En nu staat hij er bijna weer.”

Pocognoli aasde ook op een transfer.

“Hij is daar toch wel veel mee bezig geweest. Sébastien moet bij zichzelf een knop omdraaien. Dat zit er bij hem aan te komen, maar hij heeft het wel moeilijk gehad.”

U zei vooraf: ik praat veel één op één met spelers. Hebt u dat ook met Pocognoli gedaan?

“Vorige week nog. Hij is een winnaar. Dat hij vorig jaar tien kaarten pakte, heeft zijn hele voorbereiding verpest. Als je veel kaarten pakt voor praten, betekent dat dat je je emoties niet onder controle hebt.”

In verband met Ogunjimi zei Jacky Mathijssen dat die niet meteen paste in het systeem van Ron Jans.

“In alles wat ik lees van Jacky Mathijssen, proef ik enorm veel verbittering. Ik vind het jammer dat hij geen baan heeft, maar in alles wat hij zegt, straalt dat van hem af. Ron Jans heeft geen systeem waaraan de spelers zich moeten aanpassen. Ron Jans wil een team neerzetten waarin alle spelers op een positie staan waar ze hun kwaliteiten het best kunnen laten zien. Alleen hebben we tot nu niet de keuzes kunnen maken om met twee spitsen te spelen, net als centraal achterin, omdat veel spelers op die posities niet topfit of niet in vorm waren. Ogunjimi is in die twee wedstrijden niet kapot gegaan door het systeem, hij was gewoon nog niet klaar. Als de spits niet klaar is, is het voor de anderen ook moeilijk om bij te sluiten. Concluderen dat bij Standard de diepe spits eenzaam is, dat klopt niet. Alleen hadden we toen misschien een andere keuze voorin moeten maken.”

Zaakwaarnemers

Is het anders om een Belgische club te coachen dan een Nederlandse?

“Toch wel. De spelers zijn blij dat er gemiddeld meer met bal wordt getraind dan voorheen. Ze zijn gewend om in de voorbereiding heel veel te lopen, maar als je dat met de bal kan doen, lijkt me dat beter. Wij communiceren ook wat meer dan wat spelers hier gewoon waren. Wel vond ik in de transferperiode hier nog meer de invloed spelen van zaakwaarnemers dan in Nederland. Ik vind een zaakwaarnemer iemand die helpt, met financiën en contract en zo, maar niet iemand die moet beslissen waar een speler heen gaat. Een speler moet zelf zijn beslissingen durven nemen. Toen ik hier aankwam, had ik het gevoel dat zowat elke speler weg wilde. Met name die situatie rond Cyriac vond ik heel apart. Die had net zijn contract verlengd, was zwaar geblesseerd, had het hier volgens mij ook naar de zin, maar plots was die verkocht. Bij vrouwen zegt men: baas in eigen buik, maar een speler, vind ik, moet ook baas zijn over zichzelf. Als je een speler een keer passeert, wat volgens mij wel eens kan gebeuren in die job, verschijnt er al gauw een artikel in de pers. Niet altijd van de speler, maar van de zaakwaarnemer. Dat creëert alleen maar onrust. Ik vind dat een speler ook een keer terug moet kunnen knokken als hij niet speelt.”

Vond u het een blijk van wantrouwen tegen uzelf dat iedereen weg wilde?

“Nee. We hebben heel goed de sfeer omgebogen naar het positieve, door de manier van voetballen, door de open trainingen. Alleen de resultaten vallen tegen. Verder vind ik dit een geweldige club met fantastische supporters.”

Is de beleving in België te vergelijken met Nederland?

“De beleving is hier even fanatiek, alleen zit er in Nederland meer publiek en zijn de stadions daar moderner. Ik wil er niet over klagen, maar ik zie wel eens kleedkamers waarvan ik denk: dat kan toch beter?”

Vooraf zei u: bij Heerenveen en Groningen waar ik gewerkt heb, zat het ook vol. Vindt u die vergelijking nog opgaan?

“Nee, dit is absoluut groter. Elke morgen zie ik in mijn dorpswinkel in La Meuse twee pagina’s alleen over Standard. Voor een voorbeschouwing op een match dagen hier twaalf reporters op, in Groningen waren er dat vier of vijf. Groningen en Heerenveen zijn hele goeie subtopclubs, dit is een topclub, met druk en pers en al er omheen. Ik vind dat wel mooi.”

Werkt dat bevrijdend of benauwend?

“De ploeg heeft wel even tijd nodig gehad om die eerste thuisnederlaag te verwerken. Een aantal spelers had het daar toch moeilijk mee, maar ik heb mezelf uitstekend voorbereid op deze uitdaging, ik werk hier met veel plezier, maar ik weet welke gevaren er zijn om te werken voor een club waar de verwachtingen heel hooggespannen zijn. In het begin hoorde je wel: ‘Wie is dat, Ron Jans?’ Nu weten ze wie ik ben. Dat ik in het Frans communiceer en dat er open trainingen zijn, is goed ontvangen. Ik doe dat niet om de supporters mee te krijgen, maar omdat ik het normaal vind dat er af en toe open wordt getraind. Je speelt voor jezelf en omdat je het leuk vindt, maar zeker ook voor de supporters. Die motivatie is, denk ik, bij deze club het belangrijkst van al.”

Aad de Mos dacht dat je het moeilijk zou hebben met de mentaliteit in Luik.

“Wat Aad zei, vind ik ook logisch, als je ziet hoe explosief de club is en hoe moeilijk het is voor de leiding van Standard om de rust te bewaren. Maar ik leef niet alleen om dingen te doen waarvan ik weet dat ik ze kan. Ik vind nieuwe uitdagingen aangaan veel mooier. Alleen weet je ook dat je het risico loopt dat het mis kan gaan. Vooral dan moet je naar de club en vooral naar je spelers toe rust uitstralen en op je weg doorgaan. Want het verschil tussen hemel en hel is in het voetbal zo verschrikkelijk klein. We hebben in een aantal wedstrijden goed gevoetbald, maar veel laten liggen. Als je bij Beerschot het meest de bal hebt, meer op de helft van de tegenstander speelt, in een hoger tempo dan de tegenstander, moet je het wel afmaken en daarna op slot doen. Dat loopt nog moeizaam.”

Is dat niet uw stijl: een wedstrijd op slot doen?

“Beter zelf een doelpunt scoren, want dan krijg je meer ruimte om te voetballen, omdat de tegenstander gaat wisselen en forceren. Zover zijn we blijkbaar nog niet. Tegen Mechelen komen we op 3-0, en toch wordt het 3-2 omdat wij dat hebben toegelaten. Op Beerschot vond ik dat ook het geval. Daarom gaan we nu omschakelen. Niet op zijn Belgisch spelen, maar organisatie en verdedigen opwaarderen. We gaan echt niet voor ons doel hangen. Als we de bal hebben, moeten we aansluiten.

“In eerste instantie wil ik ook winnen. Ik ben hier niet alleen voor de schoonheid van het voetbal. Als er één speler te veel naar voren is, is drie achterin te weinig. William Vainqueur speelt op de belangrijkste positie. Die mag mee voetballen, maar hij moet wel altijd zorgen dat het eerst goed staat, ook als wij de bal niet hebben.”

Hebt u te weinig slimme spelers?

“Dat is te extreem gesteld. Je kan wel zeggen dat wij moeten leren een wedstrijd beter te lezen. Ik vind dat veel spelers dat wel oppikken, maar niet bij iedereen gaat dat even snel.”

Van Damme

Hoe hebt u Jelle Van Damme overtuigd om centraal achterin te gaan spelen?

“Ik heb hem gezegd dat we op dat moment geen andere opties hadden. Als Jelle daar een of twee jaar blijft staan, kan hij een heel goeie centrale verdediger worden, maar hij heeft foutjes gemaakt, en moet daar ook uit leren. Ik trek zijn teugels niet aan. Als hij inschuift en iemand anders neemt zijn positie over, heb ik daar geen problemen mee. Maar zover zijn we nog niet.”

U bent er nog niet uit waar hij zal spelen als iedereen fit is?

“Welke positie het ook is, hij moet een voortrekker zijn. Dat is best moeilijk als je nog veel met jezelf bezig bent op een andere positie dan degene die je het meest gewend bent.”

Mist Standard meer Jelle Van Dammes?

“Ik geloof niet in één leider, wel in een aantal jongens die wat meer hebben meegemaakt en die aanvoelen wanneer ze rust moeten brengen of wanneer ze er de beuk in moeten gooien. Als mensen nog te veel met zichzelf bezig zijn, zijn ze meestal minder bezig met hun omgeving. Daarom was ik zo blij dat ze op Moeskroen de strijdbijl hebben opgenomen.”

Was u ook blij met Van Dammes reactie achteraf, toen hij u kwam verdedigen bij een journalist van de RTBf?

“Dat is best prettig, alleen vond ik zijn laatste zin niet nodig. Maar daar moet de journalist niet over zeuren. Ik vind dat trainers en spelers soms lange tenen hebben, maar journalisten hebben net zulke lange tenen, hoor. Ik vond dat die journalist zo’n vraag mocht stellen, alleen miste ik de nuance in die vraag, was het er een beetje op gericht om mij voor het blok te zetten. Ik vond de vraag te direct, maar ik ben beleefd gebleven.”

In Nederland had u diezelfde vraag voor de camera wel gewoon beantwoord.

“Toch niet. Wel als ze anders was geformuleerd. Het was van tevoren bedacht om me uit mijn tent te lokken.”

Wordt u fair aangepakt door de Belgische pers en de Belgische analisten?

“Ja hoor. Ik voel me niet onterecht beoordeeld. Marc Degryse heeft Van Damme al een paar keer aangepakt, al vind ik dat hij, als hij ziet welke keuzes we maar konden maken, ons ook een keer moet begrijpen. Ik wil graag openstaan voor de pers, maar ik accepteer niet dat mensen op de man spelen, dat ze eropuit zijn mensen uit hun tent te lokken. Ik vind het niet erg om het eens goed met mekaar oneens te zijn, als je het achteraf maar uitpraat. Je komt vaak in momenten dat je emotioneel kwetsbaar bent.”

Voor de wedstrijd tegen Gent zei u: ik ben blij dat ik trainer ben van Standard en niet van Gent. Vond u dat na die match nog steeds?

“Als je met mekaar communiceert via de pers vind ik dat een heel slechte zaak. Ze gooien gewoon het vuilnis op straat. Verliezen ze, dan wordt Sollied misschien ontslagen. Onze voorzitter straalt nooit nervositeit uit naar ons of naar de spelers, hij kijkt nooit over de schouder mee. Wie wel dagelijks betrokken is, is Jean-François de Sart.

Die zal wel niet tevreden zijn over het niveau dat Standard haalt?

“Natuurlijk niet. Jean-François is goed in het analyseren van wat niet goed loopt, maar je moet niet alleen maar kijken naar de dingen die niet goed zijn. Dan creëer je angst om fouten te maken. Het is in heel het leven veel makkelijker om te constateren wat niet goed is. Moeilijker is het om dingen te veranderen zodat het wel goed loopt. Net zo gaat het in de politiek. Ik heb helemaal niets met partijen die roepen van ‘dit en dat’, maar als er echt dingen moeten verbeteren, geven ze niet thuis.”

Komend weekend speelt u tegen Anderlecht. De eerste topper tegen Club, de eerste echte waardemeter, hebt u verloren. Hebt u daar conclusies uit getrokken?

“Ik vond ons qua positiespel beter voetballen dan Club, ik vond ook dat wij heel zenuwachtig startten, en dat dan nog eens blijkt dat je in zulke wedstrijden spelers nodig hebt die dat soort matchen gewend zijn. Qua efficiëntie zijn we afgestraft door Club, dat mensen had die een match beslisten. Die hadden wij nog niet.”

Wat heeft Anderlecht meer dan Standard?

“Punten en een begroting, door de extra inkomsten van de Champions League. Maar ik heb geen zin om Anderlecht nu groter te maken. Als je die wedstrijd wint als trainer, zit je weer prima.”

DOOR GEERT FOUTRÉ

“In het begin had ik het gevoel dat zowat elke speler hier weg wilde.”

“Handen schudden doe ik al, aan kussen ben ik nog niet toe.”

“Je moet als trainer nooit klagen over je spelers, je moet ze vertrouwen geven.”

“Het verschil tussen hemel en hel is in het voetbal zo verschrikkelijk klein.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content