Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Zijn ambitie is op een dag hoofdcoach worden, maar tot dan leert Glen De Boeck het werk in de schaduw. ‘Ik kan nog steeds geen bal voorbijlopen zonder ertegen te trappen, maar ik voel me stilaan meer trainer dan speler.’

Zo. Die Europese nul is dan toch van de tabellen voor Anderlecht. Een vertimmerd elftal trok vorige week naar Sevilla en kwam er, onverhoopt, weg met een zege, de eerste in ruim twee jaar Champions League. Auteur van de goal was Vincent Kompany, die stilaan zijn vorm terugvindt na een vervelende rugblessure. Met het oog op een belangrijke week met drie uitwedstrijden in de competitie was de overwinning een opsteker. Zaterdag kwam al de tweede. Na een slappe eerste helft, waarin revelatie Zulte Waregem de beter voetballende ploeg was, herstelde Anderlecht na de rust het evenwicht en met wat geluk bij de twee goals – eentje kwam alweer van Kompany – bracht het opnieuw een moeilijke uitwedstrijd tot een goed einde. 1-2.

Intussen werkt Anderlecht achter de schermen aan de toekomst. Eén van de komende zomer aflopende contracten is dat van assistent-coach Glen De Boeck (34), die na twee opeenvolgende knieletsels gedwongen afscheid nam als speler en na de trainerswissel Hugo Broos-Frankie Vercauteren assistent werd van laatstgenoemde. Vorige week kreeg hij een nieuw voorstel. “Eén jaar plus nog een optie voor een tweede seizoen. De verbintenis loopt gelijk met die van Frankie. Het voorstel ligt bij mijn boekhouder, volgende week onderhandelen we voort. Veel problemen zie ik niet. Misschien is het logisch dat ze het linken aan het contract van Frankie. Aan mij om te tonen dat ik de kwaliteiten heb om die job nog langer te doen.”

In maart omschreef je in dit blad je opdracht als nogal omvangrijk. Je assisteert de hoofdtrainer, doet scouting, je revalideerde van je knieletsel én je volgde een trainerscursus. Nog steeds zo druk ?

Glen De Boeck : “Ja, ik combineer nog steeds alles. En afwisselend met Daniël Renders doe ik ook nog de wedstrijden van het tweede elftal. De revalidatie staat op een lager pitje. Maar ik hou het vol, omdat mijn linkerbeen minder krachtig blijft dan het rechter. Scouting doe ik ook nog. Robert Juhasz zag ik vooraf. De trainer wil dat iemand van de technische staf de jongens die positieve rapporten kregen ook nog eens bekijkt. Zeker éénmaal, als het kan twee of drie keer. Ik vind dat normaal : de trainers moeten weten om welk type het gaat en of de speler overeenkomt met wat er werd gevraagd.”

Een probleem lijkt me dan dat jullie niet even snel naar pakweg Argentinië kunnen vliegen.

“Als er op extrasportief gebied contacten moeten worden gelegd, is het logisch dat de manager naar ginder vliegt. Daar hoeft niemand van de staf bij te zijn. Zij hebben Frutos, onze nieuwe spits, ginder een paar keer aan het werk gezien, wij bekeken beeldmateriaal. Zelf gaan is moeilijk als je volop in de Champions League zit.”

Welk type is hij precies ?

“Zo veel konden we nog niet met hem werken, omdat we door de drukke kalender vaak in twee groepen trainen. Maar hoe meer ik hem zie, hoe meer ik ervan overtuigd ben dat hij iemand is als Jan Koller. Misschien zelfs beter dan de Koller die hier destijds arriveerde. Maar of hij evenveel vooruitgang zal maken als de Tsjech weet ik niet, want de Jan die hier vertrok, was een totaal andere voetballer geworden.”

In maart had je het nog moeilijk met de omschakeling van speler naar trainer, zei je toen. Lukt dat al beter ?

“Beter wel, maar nog niet volledig. Ik leer alle dagen bij, ik word meer en meer trainer. Speler voel ik me niet meer, maar een bal passeren zonder erop te trappen kan ik toch niet. Dat zal zo blijven, denk ik. Frankie heeft dat ook nog steeds. Ik krijg wel almaar meer de administratieve kant van de zaak onder controle : het passioneel bezig zijn met voorbereidingen van trainingen, het opmaken van verslagen. Van elke wedstrijd maak ik een individuele én een collectieve analyse en die zet ik op de laptop. Opzoeken van interessante pistes, van spelers die we zouden kunnen gebruiken, het openstaan voor informatie links en rechts en die doorspelen naar de trainer : het houdt niet op. Dat loopt al veel vlotter. Ik ben daar nu veel attenter in, merk ik.”

Mis je iets uit de tijd dat je nog zelf speelde ?

“Ja. Vrije tijd (lacht) ! Die is er nu véél minder.”

Wat zeg je tegen Gert Verheyen of Yves Vanderhaeghe ? ‘Jongens, als het even kan, blijf nog maar een tijdje voetballer ?’

“Dat zeg ik tegen iedereen. Ik doe deze job supergraag, maar er is niets leuker dan zelf op het veld staan. Een jaar te veel spelen is misschien niet plezant, maar toch. Ik kende zeker ook periodes waarin het minder ging. Toen ik onder Broos op de bank zat, kwam ik lang niet elke dag met evenveel zin trainen. Als ik daar nu op terugkijk, heb ik heel veel spijt. Ik had er alle dagen van moeten genieten. Dat probeer ik Yves duidelijk te maken : geniet van het spelen en als dat niet lukt, geniet van je training, van het profbestaan, van de vrije tijd. Dat is mijn boodschap voor iedereen die bij Anderlecht misnoegd is, al dan niet terecht : geniet ! Ik heb vroeger ook gezaagd en moeilijk gedaan omdat ik niet goed in mijn vel zat, maar dat spijt mij nu. Ik had toen moeten genieten in plaats van in de slachtofferrol te kruipen en mezelf vol te stoppen met negatieve gedachten als ‘ik hoor niet op de bank’ en ‘ik verdien dit niet’.”

Hoe laat vertrek je nu naar de club ?

“Iets over acht uur. Ik kan de kinderen nog steeds naar school brengen voor ik naar Brussel rijd. Ik ben wel later thuis. Vroeger was dat rond vijf uur, nu is het zes uur, halfzeven. Het verschil is dat je dan nog niet klaar bent. Vaak zit ik nog op de computer te werken : een training voorbereiden, verslagen maken, op het internet informatie opzoeken enzovoort. In het begin van de week overleggen we : wie geeft de training of welk deel ervan ? Op dat vlak is er veel vrijheid. Over de ploegopstelling wordt ook gediscussieerd. Frankie vraagt mij en Daniël Renders altijd om een ploeg op papier te zetten. Met drie praten we daar dan over. Iedereen motiveert zijn keuze en Frankie neemt de eindbeslissing. Intern kan ik mijn mening kwijt, maar in de buitenwereld moet je loyaal zijn. Je blijft de assistent, je moet zelf niets willen forceren.”

Hoe vaak ben je nog in de kleedkamer ?

“Veel, voor en na de training, alle dagen. Dat is ook de taak van een assistent, om redelijk dicht bij de groep te staan. Dat ik er nog vrienden heb, hoeft geen probleem te zijn. Privé en werk kan ik perfect scheiden. Ik ken Bart al tien jaar en hij is zeker een vriend geworden, maar op professioneel gebied speelt dat niet. Voor Yves geldt hetzelfde. Ik deelde vijf jaar de kamer met hem. Moet ik daar nu spijt van hebben ? Neen toch. Dat heeft geen invloed op mijn oordeel over de eerstkomende wedstrijd. Wat dan telt, is winnen, het belang van de groep, de ploeg. Ik ben heel objectief in voor- en nabeschouwingen. Dat weet de trainer.”

Zie je een evolutie in de manier van spelen ?

“Ik vind dat het vooruitgaat.”

Vorig jaar telde Anderlecht bij de winterstop 37 punten, nu zijn het er al 35.

“Dat worden er dus 41… Ik vind het spijtig dat ik de manier van werken van Frankie nooit als speler meemaakte. Hij is gedreven, perfectionist, hij probeert het toeval uit te sluiten. Dat sluit wel een beetje aan bij mijn filosofie : als je iets niet honderd procent kunt doen, doe het dan beter niet.”

Werkte dan géén van zijn voorgangers bij Anderlecht op die manier ?

“(Diplomatisch.) Misschien bekijk ik het nu anders, omdat ik het vanuit een andere kleedkamer volg. Nu zie ik pas die manier van werken, met andere trainers was ik nooit zo close.”

Jullie besteden veel aandacht aan standaardsituaties, maar toch pakt Anderlecht daarop de ene goal na de andere.

“Dat heeft niet alleen met training te maken, maar ook met gestalte en intrinsieke kwaliteiten. De laatste duels waren met Tihinen, Kompany en Juhasz. Daar mag een ploeg al wat gabarit tegenover zetten. Voorheen moesten we noodgedwongen enkele keren Mbo Mpenza aan een goede kopper koppelen. Als hij te laat reageert, moet je hem dat dan kwalijk nemen – als hij die intrinsieke kwaliteit niet bezit ? Moeten we daar dan Zetterberg of Wilhelmsson voor in zijn plaats inschakelen ? Dat slaat helemaal nergens op.”

Balverliezen, individuele foutjes…

“Dat gaat er allemaal uit. Anthony (Vanden Borre, nvdr) kende een moeilijk moment tegen Chelsea, maar dat moet hem leren die bal weg te trappen. Terry maakte later in de match net hetzelfde mee, maar bij hem ging die bal wel de tribune in. Dat is niets anders dan ervaring. Je mag van Frankie niet vragen om op vijf, zes maanden al dat soort dingen te veranderen. We boekten al redelijk wat vooruitgang in structuur en werkwijze. Frankie is trainer, maar duidelijk ook al een stuk technisch directeur.”

Een andere boemerang in een moeilijke periode : de kleedkamer. Jong versus oud, Waals versus Vlaams…

“In elke kleedkamer komen er op moeilijke momenten frustraties boven, dat heb ik nooit anders geweten. Zelfs toen we kampioen werden, waren er strubbelingen. De teambuilding in De Panne versterkte het groepsgevoel, maar op moeilijke momenten wordt alles zo hard uitvergroot. Ik hoorde dat Aad de Mos ongenadig hard uithaalde na woensdag. Ik schiet nooit dingen af waar ik ver vanaf sta, maar andere mensen kennen daar blijkbaar minder problemen mee. Als morgen Herman Van Holsbeeck een streng oordeel velt over onze manier van werken, weet hij waarover hij spreekt omdat hij het alle dagen van nabij volgt. Maar oordelen als je er zo ver buiten staat, vind ik van weinig intelligente neigingen getuigen.”

Klopt het dat Anderlecht over meer spelers beschikt die individueel het verschil kunnen maken, terwijl Standard een collectief is. Vind je dat er bij jullie een echte ploeg op het veld staat ?

“Er waren dit seizoen momenten waarop ons individueel niveau niet rendeerde, maar het collectief ons overeind hield. Op Chelsea was er zeker een collectief, net als in de thuiswedstrijden tegen Betis en Liverpool. We zijn in de Champions League gewoon gebotst op ploegen waarvan wij nooit kunnen winnen als zij op niveau zijn. Geen enkele Belgische ploeg kan dat. Maar als ik in een analyse lees dat Anderlecht slechter is dan Thun, noem ik dat een kortzichtige opmerking. Hoe kan je in godsnaam die twee groepen vergelijken ?”

Vier jaar geleden klopte Anderlecht wel de Europese top.

“Ja. Met een heel ervaren ploeg.”

Je zegt het goed : een plóég. Een ervaren, ingespeelde vriendenploeg met slechts één vraagteken : Stoica erin of Stoica eruit.

“Ja, maar het type speler was anders. Nu moet je soms spelers beschermen, omdat ze op training niet meer vooruitgaan of dicht tegen een blessure aanzitten. Wij kénnen onze spelers, testen die. Wij zitten met enorm veel spelers die het verschil kunnen maken, maar geen drie keer per week. Waarom houden wij Mbo zo lang van een blessure ? Omdat we hem geregeld sparen. Hij voelt dat zelf ook, dat een dag rust hem goed doet. Maar jullie interpreteren dat dan als : Anderlecht stelt nooit dezelfde ploeg op.”

Zijn jullie toch niet te veel meegegaan in de aanpak van de buitenlandse top, waar ze een steeds grotere kern samenstelden ? Dit blijft België.

“In deze kern zitten nog spelers die wij lieten verstaan dat ze naar wat anders mochten uitkijken. Maar wat als die geen ploeg vinden aan de voorwaarden die ze hier hebben ? Dan kom je bij een kern van 30 spelers, want vanuit menselijk, sportief noch professioneel oogpunt kan je jongens die niet wegraken in een C-kern dumpen.”

Met Juhasz kwam er een kopbalsterke verdediger bij, met Frutos een balvaste spits. Is dat een herstel van verkeerde inschattingen vorige zomer ?

“Neen. Op een gegeven moment moet je prioriteiten stellen. Frankie wist en weet goed waar de noden liggen, maar je moet keuzes maken.”

Op Aruna na bleef iedereen. De groep werd zelfs versterkt, maar het is allerminst een walk-over. Is dat niet vreemd ?

“Neen, omdat je moest schuiven, te maken had met blessures et cetera. Aan ons om de analyse te maken. Een keer drie achterin, een keer vier achterin. Ik vind dat spelers op dat vlak flexibel moeten zijn en een omschakeling moeten kunnen maken.”

Was je vroeger zelf geen bepleiter van een vast systeem, van een verdediging met vier ?

“Ja, maar dat was omdat ik dan zelf beter functioneerde. Aimé Anthuenis heeft het ooit zo gezegd : ‘Ik zie in Glen De Boeck een goede trainer, maar hij zal het later anders bekijken dan nu.’ Dat is juist. Je bekijkt het vanuit een veel breder standpunt. Daarom is dit een ideale stap. Ik merk dat ik nog zoveel te leren heb.”

Geloof jij in rotatie ?

“Ja, maar ik zou het er als speler ook moeilijk mee gehad hebben. Omdat ik zelf alles wilde spelen, terwijl het andere misschien beter was geweest. Rotatie is puur een mentale kwestie.”

Bij de keepers werkte het niet.

“(Aarzelt.) Daar ben ik nog steeds niet van overtuigd. Wie zegt dat het anders was geweest als we direct voor een nummer één hadden gekozen ? Zou nummer twee dat hebben gepikt ? Hoe zou hij zich hebben gedragen ?”

Ik constateer dat Proto veel rustiger is geworden en dat Zitka het in Sevilla ook goed deed. Bij beiden is de zenuwachtigheid weg. Dankzij die duidelijkheid ?

“Dat weet ik niet. Het was toen niet goed, maar achteraf praten vind ik altijd gemakkelijk. Achteraf worden overal analisten opgevoerd, maar ik zou ze graag eens vooraf lezen. Dan zouden wij eens kunnen schieten op foute inschattingen.”

Zeg jij nu eens vooraf hoe het tegen Standard moet gebeuren ?

“Dat zal ik niet doen (lacht). Zij beschikken over veel kopkracht, maar wij nu ook. Wij kennen hun ploeg, denken te weten hoe we ze moeten aanpakken, maar of het de juiste manier is, weet je pas achteraf. Ik herinner me nog de tijd van Jean Dockx. Vooraf was er een grote discussie : of we tegen het duo Mornar-Mpenza met drie of met vier achterin moesten spelen. Jean vroeg het ons en wij pleitten voor een verdediging met vier, zoals we bezig waren. Maar Jean deed zijn zin en speelde met drie achteraan.”

En ?

“0-6 gewonnen !”l

PETER T’KINT

‘MISSCHIEN IS FRUTOS ZELFS BETER DAN DE JAN KOLLER DIE HIER DESTIJDS ARRIVEERDE.’

‘MIJN BOODSCHAP VOOR ALLE MISNOEGDE SPELERS IS : GENIET VAN HET PROFBESTAAN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content