Geboren in Brussel, maar uitgeweken naar Vlaanderen en daar heel gelukkig. Een blik in het leven van Michael Clepkens (26), keeper van Waasland-Beveren en binnenkort papa.

M ichael Clepkens: “Ik woon nu al een tijdje in Vlaanderen, op het platteland. In Meldert, vlak bij Aalst. Tot mijn 22e leefde ik in Ganshoren, Brussel, bij mijn ouders. Daarna ben ik twee jaar met mijn vriendin op een appartement in de stad gaan wonen en sinds een jaar zitten we hier. We zochten bewust naar een huis – een appartement vond ik nooit echt een thuis. We wilden iets rustig, met een tuin en ruimte voor hond en kinderen. Op twintig minuutjes zijn we in Brussel, in een halfuurtje ben ik in het stadion. België is klein. We huren dit huis, met een optie om het over vijf jaar te kopen. Ik wilde eerst zien of het ons hier beviel. En of het huis ons beviel. Straks komt Nathan erbij, ons eerste zoontje. Normaal was de bevalling voorzien voor over twee maanden, maar de gynaecoloog denkt dat het vroeger zal gebeuren. Hij mag komen, we zijn klaar met alles.

“Ik kom uit een zeer gewone werkmansfamilie. Mijn vader werkt voor een Duitse firma die thermostatische verwarmingskranen fabriceert. Mijn ma is al heel haar leven onderwijzeres in de lagere school. Om wat te variëren na dertig jaar is ze nu computerlerares. Ze komt in alle jaren en leert de kinderen omgaan met de pc en de gevaren van het internet. Mijn pa was zelf ook voetballer, in zaal. Hij steunde me in mijn sportcarrière, terwijl ik van mijn ma moest blijven studeren. Dat was niet altijd makkelijk, vanaf het vierde middelbaar kreeg ik op school toch wat problemen. Ik voetbalde toen bij RWDM en veranderde naar een sportschool. Een jaar later zat ik bij de A-kern, onder Emilio Ferrera. Als tweede doelman, na IsaIzgi. Vanaf dan ging ik nog één keer per week naar school. Sportief hebben we ons dat jaar net gered, waarna ik werd uitgeleend, aan White Star.

“Ik heb niet met de A-ploeg gespeeld, tenzij tien à vijftien minuutjes op stage in Portugal. Izgi blesseerde zich nooit en bovendien kwam Patrick Nys terug toen Robert Waseige onze trainer werd. Dimitri Mbuyu, onze sportief manager, zei na afloop van dat seizoen dat ik kon kiezen: blijven als derde doelman en wellicht nooit spelen, of profiteren van de samenwerking met White Star en daar mijn kans gaan. Ik verkoos dat laatste. Voor iemand van achttien is het leuk om in eerste klasse op de bank te zitten, maar slechts voor even. Je kan dat niet je hele leven. Ik wilde spelen. Anderen wilden die keuze niet maken en bleven. Veel van die jongens voetballen nu niet eens meer. Dat zijn tweesprongen in je leven, een keuze leidt soms naar de zege, maar soms ook naar verlies.”

Monument

“Bij White Star moest ik een monument uit de ploeg spelen: Gunter Magits. Iemand die de ploeg vanuit provinciale omhoog bracht en bij elke promotie de bepalende figuur was. De club vond werk voor me, bij Electrabel, op de boekhouding. ’s Avonds kon ik trainen. Voor mij was dat een stap in het echte leven, twee jaar lang. Het nadeel was misschien dat ik minder specifieke keeperstraining kreeg dan wanneer ik bij Brussels zou zijn gebleven. Daar heeft Luc Duville ( nu KV Mechelen, nvdr) zeer goed werk met mij geleverd. Maar dat kon ik compenseren met spelen. Na zes à zeven wedstrijden kwam ik in de ploeg. Gunter was geblesseerd, we wonnen met 1-0 van Harelbeke, ik stopte veel ballen en de trein was vertrokken. Na één jaar stonden andere eersteklassers al klaar om me binnen te halen. Michel Louwagie belde, maar men wilde me niet laten vertrekken.

“Dat is toen even naar mijn hoofd gestegen. Ik begon te geloven dat… Maar ik moest niks geloven: ik kwam in derde klasse opnieuw op de bank terecht en werd zelfs teruggezet naar de junioren. Daar stond ik met mijn dromen… Ik droomde van eerste klasse, van een profbestaan. Wellicht was ik bij Gent geen titularis geworden, maar ik denk dat ze toen naar een opvolger zochten voor Frédéric Herpoel. Met andere woorden: er waren kansen.

“Niet Gent maar… Diegem werd mijn volgende club. Kleine transfer, maar het samenwerkingsakkoord met Brussels werd verbroken en ik zocht wat anders. Ik heb er een jaar gespeeld en werd uitgeroepen tot beste doelman van derde klasse. Daardoor kwam ik in beeld bij RC Mechelen en dat betekende: meer media. Racing had een geschiedenis en speelde een goed seizoen, we gingen heel ver in de beker. Kwartfinale, welke club uit derde gaat dat nog eens meemaken? De strafschoppenreeks tegen Zulte Waregem in de achtste finale, daar spreekt iedereen nog over. De penalty van Sammy ( Bossut, nvdr) die ik stopte, gevolgd door eentje die ik zelf binnentrapte, dat is blijven hangen. Dat was hét mediamoment van mijn carrière.

“Zulte Waregem had toen ook interesse, maar steeds met hetzelfde discours: tweede, derde doelman, weinig concreet. Hans Galjé werkte indertijd voor hen, ik heb met hem nog een goed contact. Ik verkoos te blijven spelen. Racing beloofde een ploeg bij mekaar te halen die uitzicht had op de promotie. Veel volk, een leuk niveau, ik dacht: waarom niet? Maar alles viel in het water met de komst van een nieuwe sterke man in de club, een Mexicaan.

“Dat was een zwarte periode. Ik was nagenoeg de enige Belg op het veld, je moest Spaans spreken in de kleedkamer om je verstaanbaar te maken. Anders was er totaal geen teamspirit. Regi Van Acker was trainer, maar je zag dat hij niet de baas was. Hij kreeg vooraf een lijstje met de basiself. Hadden ze een Mexicaanse doelman gehad, dan stond die zeker in doel. We zijn dat jaar gezakt naar vierde klasse… Racing zei daarop: je mag vertrekken, we hebben een andere doelman. Maar we willen wél geld. Daar sta je dan. Gedegouteerd? Niet direct… Het mentale is voor een doelman heel belangrijk, zonder veerkracht kom je er niet. Op elk niveau heb je af te rekenen met de concurrentie van twee, drie doelmannen. Ben je niet de beste, dan speel je niet. Ik heb altijd het geluk gehad dat mijn vader achter mij stond. Mijn vrienden gingen spelen na school, maar ik moest studeren. Tegelijk zegden mijn ouders: ga sporten, ga trainen, ook al is het om op de bank te zitten. Wat ik ondertussen ook leerde: in het voetbal is het niet altijd de beste die speelt. Wel soms de vriend van… Ik ben een paar keer op mijn smoel gegaan, maar ik heb wel elke keer teruggevochten.”

Kopbaldoelpunt

“Waasland-Beveren belde me in die periode. Of ik wilde komen testen, want de keeperstrainer wilde me aan het werk zien. Die test lukte en ik kon tekenen. Voor één jaar, want ze hadden al veel problemen gehad met keepers en wilden zien of het klikte. Racing mocht de recette van een vriendschappelijke wedstrijd houden, als transfersom. Zo kwam ik voor het eerst in tweede klasse terecht.

“Fysiek had ik een ferme achterstand door een gebrek aan specifieke keeperstraining. Bij Racing trainde ik met de veldspelers mee. Daarom heb ik heel veel te danken aan mijn huidige keeperstrainer Erik Amelinckx, die in het begin zeer veel geduld met mij moest hebben. Als we een reeks van tien ballen afwerkten, was ik na zes of zeven moe. Je verliest zeer snel je explosiviteit als je daar niet specifiek op werkt. Maar Erik heeft veel geduld gehad, ik kwam onder de lat en de twee jaar in tweede klasse zijn zeer goed gelopen. Twee keer beste doelman van de reeks, twee keer eindronde en één promotie. Ik scoorde op het einde van mijn eerste seizoen nog tegen Bergen met het hoofd, nog zo’n moment dat in de media kwam. Dankzij die goal werd Bergen bij ons geen kampioen en sleepten we nog een testmatch uit de brand.

“Vorig jaar was het bingo. We kochten een ploeg om te promoveren, maar toen het aanvankelijk niet goed draaide, kwamen JurgenCavens en Tomasz Radzinski er nog bij. Twee fantastische gasten, echte leiders. Bij zulke mensen kan je alleen luisteren en respect hebben.

“Van de ploeg van vorig seizoen schieten er niet meer zo veel over. Het is een nieuw team dat we hebben moeten vormen. Dat is niet makkelijk. Veel spelers hebben een contract voor een seizoen. Dat is in het voetbal niet veel. Dus komen sommigen alleen voor zichzelf, voor het geld, en zijn ze minder bezig met de ploeg en of ze dan nog spelen. Eigenlijk maakt hen dat niet zo veel uit. Ik ben een van de weinigen die voor langer onder contract ligt. Aan ons om daar een hechte groep van te maken, die voor het behoud gaat knokken. In Genk voor 25.000 man spelen of in Wetteren voor 500 man, dan scheelt een pak in motivatie om je te tonen.

“Er zitten zeer veel verschillende karakters in de groep. Iemand als Karim Belhocine, die moet je respecteren. Doe je dat niet… Hij is een beest, een machine, dat zie je op het veld. Een leider ook. Kristof Lardenoit, de aanvoerder, is zeer rustig, die roept nooit. Ik ben ook vrij rustig. Als je veel praat, verlies je toch maar je concentratie. Bas Sibum is de roeper, ook naar mij soms. ChristopheLepoint is van ver teruggekomen. Hij weet dat hij geluk had, voor hetzelfde geld had hij na zijn ongeval geen been meer en was hij nu gehandicapt. Zijn goal in Leuven heeft veel critici de mond gesnoerd, jammer dat het geen punten opleverde.

“Nu, het zijn niet de individuele prestaties die ons in eerste klasse zullen houden, het zal de groepsgeest zijn. Voor sommigen is de integratie niet makkelijk. Onze Sloveen ( Vito Plut, nvdr) en die Israëlische jongens ( Barak Badash, Mohammad Gadhir en Gal Shish, nvdr) spreken Nederlands noch Frans en ze kennen het kampioenschap niet. Het is belangrijk dat je hen niet alleen in een hoekje laat zitten. En dan is het aan hen…”

Concurrentie

“Ik was met vakantie toen ze Colin Coosemans contracteerden. Een journalist belde me om te vragen of ik een reactie had. Neen dus. Ik lees sowieso niet veel kranten, ik weet zelf wel wanneer ik een fout maak. De krant lezen brengt je soms uit evenwicht en, eerlijk, als er iets over jou in staat, komen ze het tóch zeggen.

Sam Vermeylen, de derde doelman, is nog jong. Sam is een vriend van mij, maar geen concurrent. Toen ik vorig seizoen acht weken out was, heeft de club nagedacht. Wat als ik zou hervallen of lang out zou zijn? Ik heb toen heel veel geluk gehad, ze dachten dat ik een spierletsel had, maar uiteindelijk bleek het om een breuk van zes centimeter in het kuitbeen te gaan…

“Ik begreep dat er meer concurrentie zou komen als we naar eerste stegen. Twijfel heb ik een tijdje gehad tijdens de voorbereiding, omdat niemand aangaf wie nummer één zou worden. Colin merkte wel dat hij nooit de harde trainingen had gekregen die onze keeperstrainer ons oplegt. Elke trainer heeft zijn manier van werken en voor Colin was die nieuw. Pas twee à drie dagen voor de start van de competitie werd me gezegd: jij begint, bewijs het nu maar…

“Ik ben 26 en heb tien matchen in eerste klasse gespeeld: dat is niks. Ik weet dus dat alles zeer relatief is. Je zal mij niet horen zeggen dat ik nu titularis ben, er kan zo veel gebeuren. In eerste klasse wordt een fout afgestraft. Het gaat sneller, er is meer druk, meer media… Maak je een fout in tweede klasse, dan ziet niemand die. Anderzijds: tien goeie matchen in tweede klasse, die ziet ook niemand. In eerste wel. Je kan in eerste snel naar beneden, maar ook heel snel omhoog.

“Ik ben begonnen als verdediger bij Black Star. Zonder veel succes, eerder om me af te reageren, want ik was wat hyperactief. Ik herinner me uit die periode vooral dat ik voortdurend op de grond lag. Ik deed niks liever dan tackelen… Mijn pa was al blij dat ik niet op straat liep. Dat is in Brussel toch altijd een gevaar. Bovendien was het wat later de tijd van Julie en Melissa, mijn ouders zagen me dan liever in een sportclub… Mijn pa wilde wel niet dat ik doelman zou worden. Ik zou dat ook vermijden. Als mijn zoon wil voetballen, liever in de spits. Waarom? Vanwege de grote verantwoordelijkheid. Een spits die een kans mist, kan zich nog herpakken. Een doelman ook na een fout, maar op het bord blinkt wel de hele tijd die ‘1’.

“Nu, uiteindelijk kwam ik toch in het doel terecht, toen er op een middag niemand anders was. En omdat ik graag tackelde, dook ik ook graag naar de bal. Later kwam ik in de keepersschool van Eric Deleu terecht, die me een heel goeie basis gaf en me een paar jaar later ook meenam toen hij voor RWDM ging werken. En nu kan ik zelf bij videospelletjes Michael Clepkens in het doel van mijn ploeg zetten!”

En hoe doet die het?

“Er is nog werk aan!” ( lacht)

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Kranten lees ik niet, ik weet zelf wel wanneer ik een fout maak.””Ik ben een paar keer op mijn smoel gegaan, maar ik heb wel elke keer teruggevochten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content