Twee zware blessures, twee faillissementen. Het lijkt alsof pech keeper Mark Volders achtervolgt. Zelf weigert hij in dat verhaal mee te gaan. ‘Er zijn mensen die ergere dingen meemaken. Dit geneest. Over drie maanden ben ik weer de oude. ‘

Ik heb al genoeg tijd verloren.” Het zijn de woorden van de tien jaar jongere versie van Mark Volders, toen net in de ploeg bij Lommel en trappelend van ongeduld om zich te tonen op het hoogste niveau. Ze klinken wat wrang achteraf, in het licht van wat daarna kwam. Niet veel later ging Lommel financieel kopje-onder, een voorbode van het grillige parcours dat Volders te wachten stond. Er waren haltes in Beveren, het Nederlandse RBC en Moeskroen, met persoonlijke successen maar dus ook een flinke portie rampspoed. Tien jaar later treffen we Volders (34) in de Antwerpse praktijk van fysiotherapeut Lieven Maesschalck, vijf hoog boven de kaaien. Beneden blikkeren de Schelde en het fonkelnieuwe Museum aan de Stroom (MAS) om het felst in de zon, binnen wordt er vooral hard gewerkt. Voor Volders is het dit zoveelste rondje herstellen. Zijn laatste wedstrijd dateert van september vorig jaar, daarna viel hij uit met een ontstoken achillespees. Bijna terug op niveau liep het in april weer mis. Bij een duel op training kreeg hij een trap op dezelfde pees, ter hoogte van het kuitbeen. Het verdict: weer zes tot zeven maanden out. Volders: “Een zware klap. Ik had een paar weken intensief getraind zonder problemen, zou mijn eerste match spelen met de reserven… En toen kwam dat duel. Het voelde alsof er iemand een mes in mijn kuit stak. Dan kun je wel hopen dat het meevalt, maar weet je eigenlijk hoe laat het is.”

Verder na de klap

Wat was het zwaarst?

Mark Volders: “De eerste twee weken na de ingreep. Je hele leven speelt zich af tussen zetel en bed. Het is hopen dat je zo lang mogelijk slaapt, zodat de dag iets sneller voorbij kruipt. De Tour en Wimbledon kwamen toen elke dag op tv en geloof me als ik zeg dat ik ze alle twee van begin tot eind gezien heb. In totaal heb ik tien weken immobiliteit achter de rug. Dat is heel veel voor iemand die gewend is om zich elke dag fysiek af te matten. Uiteraard vreet dat aan je en ben je dan niet de leukste om mee samen te leven.”

Ondertussen werk je een programma af bij Lieven Maesschalck en op STVV?

“Ik werk in gelijke delen in Antwerpen en Sint-Truiden, alles gebeurt in samenspraak met de medische staf van de club. Ik ben er STVV heel dankbaar om dat ik bij Lieven Maesschalck kan herstellen, tussen andere topsporters die in hetzelfde schuitje zitten. Gill Swerts ( Feyenoord, nvdr) revalideert hier van een gescheurde achillespees, al zit hij iets verder in zijn herstel. Dan kun je ervaringen uitwisselen en je optrekken aan elkaars leed, hoe cru dat ook klinkt. Ik kom ook liever niet elke dag op de club, omdat het mentaal heel zwaar is om ’s morgens met de groep samen te zitten en dan iedereen naar het trainingsveld te zien vertrekken terwijl jij als enige binnenblijft.”

Alles samen ben je al bijna een jaar buiten strijd. Rekent Guido Brepoels nog op jou?

“Absoluut. Hij heeft me vlak voor mijn operatie nog gezegd dat hij in mijn terugkeer gelooft. Dat is sterk van hem, want veel heeft hij nog niet aan me gehad. Toen ik hem belde met het slechte nieuws, zei hij meteen: ‘Morgen is je eerste stap om terug te komen. ‘ Die drive tekent hem wel en zoiets werkt aanstekelijk voor een speler. Ik weet ook dat hij het spel eerlijk speelt en niet zal aarzelen om me in doel te zetten als hij ziet dat ik straks terug niveau haal.”

Heb je je bij momenten voetballer af gevoeld?

“Vlak na de operatie vooral, omdat je je gewoonweg niet kunt inbeelden dat je ooit nog op een voetbalveld zult staan. Je hebt geen gevoel in je pees, je kunt niet steunen op je voet, van de ene dag op de andere is alle kracht gewoon weg. Pas als je weer uit de voeten kunt, gaat die machteloosheid weg en voel je je opnieuw sportman. Wat ik ook knap vind aan Brepoels is dat hij me tijdens mijn herstel af en toe om mijn mening vroeg en dat we konden praten over voetbal. Dat helpt om je toch nog betrokken te voelen bij de groep.”

Gebrek aan leiders

Met welke verwachtingen kwam je naar Sint-Truiden? Je had de ondankbare opgave om Simon Mignolet op te volgen.

“Ik ben hier vooral met veel ambitie begonnen. Mignolet heeft uitzonderlijke kwaliteiten, zoveel is duidelijk, maar een fitte Mark Volders verdient in onze competitie overal zijn plaats. Na het failliet van Moeskroen heeft STVV mij de kans gegeven om weer boven water te komen. Daarom wilde ik iets teruggeven. Het moeilijkste aan de hele zaak vind ik dat ze de echte Volders nog niet te zien hebben gekregen op Stayen. In het begin van vorig seizoen keepte ik op een goed niveau, maar top was ik nog niet. Er is mij door blessures nooit een reeks van een paar weken gegund om mezelf echt top te voelen.”

STVV had vorig jaar al een van de zwakste kernen in eerste en zag deze zomer Odoi en Sidibe vertrekken. Hoe gaan jullie je redden?

“Het is geen geheim dat we opnieuw voor een heel moeilijk jaar staan. Vorig jaar zijn we met de hakken over de sloot geraakt en dat zal nu niet anders zijn. Wij moeten echt elke seconde geconcentreerd zijn en voor elk punt knokken. Onze sterkte is dat we een heel goede groep hebben, waarin iedereen aan elkaar hangt. Er zit er geen één tussen die de kantjes ervan af loopt op training. Ik heb het anders geweten bij RBC, waar er op papier veel meer kwaliteit was, maar het niet klikte. Gevolg: we wonnen maar één match op een heel seizoen.”

Je vond vorig jaar al dat er meer leiders en dus meer ervaren spelers nodig waren. Die zijn er vooralsnog niet gekomen.

“Ik hoor dat er alsnog een paar versterkingen zouden bijkomen. Die zouden welkom zijn, want de citroen raakt ooit uitgeperst. Ik ga ermee akkoord dat STVV voor de jeugd kiest, omdat er veel talent zit en natuurlijk ook wel uit economische noodzaak. Alleen: je mag die jongens na tien wedstrijden in eerste niet vragen om de ploeg te dragen. Bij ons staat de verhouding jongeren tegenover ervaren spelers eigenlijk op zijn kop. Als je ziet hoeveel kilometers onze ouderdomsdekens Mennes en Delorge elke match afmalen, hou ik mijn hart vast als zij eens wegvallen.”

Grootheidswaanzin

Is dit letsel een hardere klap dan de zware schouderblessure die je in 2009 opliep bij Moeskroen?

“Mentaal is dit lastiger, maar het is een geluk bij een ongeluk dat ik nog onder contract lig bij een correcte club. Toen was het vooral een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Ik kon naar een paar mooie clubs, maar Moeskroen vroeg te veel. Zelf hoefde ik ook niet per se weg, want ik had net met volle overtuiging voor vier jaar bijgetekend. Die transfer zou er uiteindelijk wel gekomen zijn, was ik toen niet verkeerd op mijn schouder geland. Zes maanden later was Moeskroen failliet en bleef ik met lege handen achter.”

Je stond op dat moment ook dicht bij de Rode Duivels.

“Dat is altijd een droom geweest. Ik weet dat ik er dicht bij aanleunde, maar je moet soms ook het geluk hebben dat de bondscoach het in je ziet zitten. Twee weken nadat ik op mijn schouder val, krijgt de nationale ploeg een nieuwe keeperstrainer: uitgerekend Francky Vandendriessche, die mij jarenlang had getraind bij Moeskroen. Dat zijn van die details die je niet zelf in de hand hebt.”

Je was lang een van de sterkhouders bij Moeskroen, maar het einde was er wel een in mineur. Halfweg het seizoen 2009/10 moest de club de boeken toedoen.

“Er werd al tien jaar gezegd dat Moeskroen aan de rand van de afgrond stond, op den duur geloofde niemand die rampberichten nog. Natuurlijk kruipt het in je kleren als je zoiets meemaakt. Zeker omdat ik als gevestigde waarde op de hoogte was van de gang van zaken en veel rare dingen gezien en gehoord heb. Mensen met veel macht en geld doen soms domme dingen, zonder de gevolgen te beseffen.”

Er zijn menselijke drama’s gebeurd.

“Voor mezelf was het niet leuk: net een droomcontract van vier jaar ondertekend en daar interessante aanbiedingen voor links laten liggen. Maar het is veel erger wat er met andere jongens gebeurd is. Heel wat schitterende voetballers zijn volledig van de radar verdwenen en spelen nu ergens in tweede of derde. Er waren medewerkers die jarenlang gezwoegd hebben voor de club en plots afgedankt werden. Alle spelers en medewerkers hebben het recht om nog steeds heel kwaad te zijn om wat daar gebeurd is, en dat zoiets nu nog kan gebeuren.”

Jij had zo’n failliet eerder al meegemaakt in Lommel.

“We hadden geen slechte ploeg in Lommel, maar toen het daar fout liep, is driekwart van de kern voorgoed uit eerste verdwenen. Hoefkens, Dekelver en ikzelf zijn de enige overlevers. Mij heeft het twee jaar van mijn carrière gekost om sportief en financieel weer op hetzelfde niveau te komen. Daarom probeer ik onze jongens bij STVV dat ook bij te brengen: doe er iets extra’s voor, want het kan rapper gedaan zijn dan je denkt. Dat is de les die Harm van Veldhoven me ooit heeft bijgebracht bij Lommel.”

Ook je ex-club RBC Roosendaal is ondertussen opgedoekt, gelukkig wel nadat jij er weg was. Draag je een vloek met je mee?

“Het is inderdaad bizar, maar zelf zit ik er voor weinig tussen, hoop ik. ( lacht) Het ligt eerder aan de manier waarop veel clubs bestuurd worden. Als ik terugdenk aan Moeskroen en de fouten die ze daar opgestapeld hebben… Als je als noodlijdende club een half miljoen kunt vangen voor Daan van Gijseghem, maar hem in de plaats een loonsverdubbeling geeft, heb je ’t zelf gezocht. Voor mij wilden ze een miljoen terwijl ik toen al 31 was – totaal absurd. Standard wou in die periode Van Gijseghem, Ouali en mij overnemen. Wat Standard bood voor ons drie samen, vroeg Moeskroen voor elke speler apart. Pure grootheidswaanzin was het. De mensen die die beslissingen genomen hebben, waren nergens te bespeuren toen de club in vereffening ging.”

Geluk aan de zijde

Hoelang zie je jezelf nog spelen op het hoogste niveau?

“Hopelijk nog heel lang. Daar haal ik mijn moed uit: als ik nu doorbijt, kan er nog veel moois volgen. Waarom kan ik niet zoals Michel Preud’homme en Filip De Wilde tot mijn veertigste meegaan? Ik heb me altijd verzorgd en geloof in een lange carrière. Misschien bij STVV, misschien elders, dat zien we wel. Er zijn veel ploegen die een ervaren doelman willen die eventueel kan meehelpen om een jongere te vormen.”

Heb je jezelf na alle ellende al betrapt op de gedachte: waarom moet dit mij weer overkomen?

“Natuurlijk, en als je lang stilligt is er genoeg tijd om te piekeren. Als ik de rekening van mijn carrière maak, héb ik ook meer pech dan geluk gehad. Maar ik wil daar niet bij blijven stilstaan en anderen hoeven dat ook niet in mijn plaats te doen. Met ‘och arme, die Mark Volders treft het toch niet’ raak ik ook geen stap vooruit. Ik wil nu vooral terugkomen, voor mezelf en voor de mensen van STVV. Daarbuiten hoef ik aan niemand iets te bewijzen. Ik weet wat ik kan en wat ik gepresteerd heb.”

Heb je het gevoel dat mensen je anders bekijken om je zware contract, zonder dat je dat op het veld kunt waarmaken?

“De mensen van STVV zelf hebben me gelukkig nooit iets verweten. Zij weten ook wat ik er dag in dag uit voor doe. Vorige week was er fandag en als ik met honderd mensen gepraat heb, waren er zeker 99 die in me geloofden en me goede moed en succes toewensten. Dan heb je natuurlijk ook die ene die zegt: ‘Zou je er niet beter mee kappen?’ Zoiets raakt je natuurlijk, maar ik ga niet in een hoekje zitten huilen. Het enige waar ik van wakker lig, is terugkeren bij STVV. Zolang mensen als Guido Brepoels en Lieven Maesschalk en mijn familie in me geloven en zeggen dat ik voor honderd procent terug kan komen, waarom zou ik er dan zelf niet in geloven? Alleen ga ik het geluk voor één keer aan mijn kant moeten hebben.”

door jens d’hondt

“Tien weken immobiliteit is heel veel voor iemand die gewend is om zich elke dag fysiek af te matten.”

“Met ‘och arme, die Mark Volders treft het toch niet’ raak ik ook geen stap vooruit.”

“Waarom zou ik niet zoals Michel Preud’Homme en Filip De Wilde tot mijn veertigste kunnen meegaan?”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content