Een hardnekkige blessure, verdachtmakingen bij La Louvière en een overval met gijzeling van zijn zoontje : de herfstblues van Benoît Thans klinkt triest.

Benoît Thans : “Ik kom uit een onderwijsmilieu : mijn vader was leraar wiskunde en mijn moeder turnjuf. Later werd mijn vader econoom en schoolbeheerder. We woonden eerst tien jaar in Blegny, daarna bouwden mijn ouders in Sarolay, een dorpje in de buurt van Visé. Er werd thuis veel belang gehecht aan opvoeding en school. Altijd op tijd zijn, je huiswerk maken, goeie punten halen, opruimen, op vaste uren eten. Eerst het schoolwerk, voetballen mocht pas als je rapport goed was. Streng ook, maar gebaseerd op respect, voor je werk, je omgeving, je engagement. Als je aan iets begint, moet je het afmaken.”

Zijn vrouw Anne : “Zijn moeder vertelde altijd dat Benoît als jongetje nooit naar de tandarts wilde. Ze verbond daar dan sancties aan : als hij ging, mocht hij sjotten.”

Benoît : “Bizar dat er altijd si’s aan verbonden waren. Si tu, tu… Mijn moeder had de centrale rol in onze opvoeding, onze pa hield zich veel minder met ons bezig. Hij was ook veel minder thuis. Mijn broer en ik, we waren vrij snel onafhankelijk. Ik vertrok ’s ochtends om kwart voor zeven naar school, na schooltijd nam ik de bus naar Rocourt, daarna terug naar de stad, de bus op richting Visé en vervolgens te voet naar huis. Geregeld kwam ik ’s avonds pas na negenen thuis. Het voetbal heeft me ongetwijfeld geholpen om heel snel onafhankelijk te worden. Toen ik mijn vrouw ontmoette, rolde ik in haar heel onafhankelijke wereld. Dat heeft me ook enorm geholpen later in het voetbal.

“Aanvankelijk liep het vlot. De mensen schreven me kwaliteiten toe en alles overkwam me. Kadet, scholier, junior, en plots stond ik in de A-ploeg. Idem met de nationale selecties, altijd opgeroepen, geregeld aanvoerder. Tot plots, als prille twintiger, de opgang stokte. Ik kreeg af te rekenen met blessures, met tegenkantingen, vond de wereld vreemd in elkaar zitten. Maar ik heb het overleefd. Dat ik er op mijn 37ste nog steeds sta, heeft te maken met veerkracht, karakter en anticipatievermogen. Ik denk veel na, misschien te veel. Ik analyseer, stel me vragen, maar werd ondanks dat nog vaak gefopt. Een paar keer ferm gepakt in mijn gevoelens. Je hebt vertrouwen in iemand, geeft hem je vriendschap, maar plots word je bedrogen. Klak, het mes erin. Het voetbal is zo’n rare wereld dat mensen die nadenken of die een bepaalde gang van zaken begrijpen, in de weg lopen en eruit moeten. Dat heb ik in mijn carrière diverse keren meegemaakt, dat men dacht : hij heeft het begrepen, weg ermee. In Standard had ik dat gevoel heel sterk.”

“I

k heb moeten vechten om te mogen voetballen. In het vijfde jaar van de humaniora kwam ik bij de A-kern van Club Luik. Geregeld moest ik weg met de nationale ploegen, naar toernooien die altijd net voor de examens vielen, in de maand mei. Na mijn humaniora drongen mijn ouders erop aan dat ik verder zou studeren. Ik schreef me in voor een opleiding graduaat talen, Engels-Nederlands, maar ging nooit naar de les. Mijn vader kon zich daarin schikken, makkelijker dan mijn moeder. Mijn pa stond voller in het leven. Mijn succes straalde ook wel wat op hem af.

“De mensen hebben een verkeerd beeld van mij. Thans, hoor ik, is iemand die verwend werd, alles cadeau kreeg. Dat is niet waar, ik heb het moeilijk gehad, heb me vaak alleen gevoeld, moest op mezelf terugvallen. Als kind sliep ik letterlijk met een bal. Mijn vader was niet sportief, mijn moeder wel. Zij komt uit een familie waar iedereen succes heeft. Dat is langs vaders kant veel minder het geval. Mijn vader heeft twee broers, ook dromers, artiesten. Heel intelligente mensen, maar ze bereikten nooit de status die ze eigenlijk zouden moeten bereiken.

“Typisch voor mijn carrière was een gebrek aan goeie raad. Ik spreek niet over makelaars, maar over mensen die je tips geven over met wie je in zee moet gaan, enzovoort. Op een bepaald moment – ik voetbalde bij Luik, was vooraan in de twintig – kon ik naar de absolute top. Brugge, Anderlecht, Frankrijk, Chelsea. Ik koos voor Lens. Daar voetbalde ik twee seizoenen en dan liet ik me verleiden tot een terugkeer naar Luik. Dat had ik nooit mogen doen, ik had in Frankrijk moeten blijven. Dat was een eerste belangrijk moment in mijn leven. Maar Standard riep en voor een Luikenaar is dat nog steeds het ultieme doel. Helaas ben ik daar in mijn derde seizoen op Arie Haan gebotst. Je l’aime bien, Arie, maar als je niet tot zijn vriendenkringetje behoorde, kon je het schudden. Uiteindelijk heb ik door mijn keuze voor Standard vijf jaar van mijn carrière vergooid. Dat haal je nooit meer in. Na Standard ben ik moeten uitwijken naar Zwitserland en vervolgens naar derde en tweede klasse, bij Tilleur. Met veel moeite ben ik dan kunnen terugkeren naar eerste.”

“A

nne heb ik ontmoet toen ik zeventien was. Ze trok me aan, omdat ze de enige was die niet met me uit wilde.”

Anne : “Ik was heel verlegen.”

Benoît : “Ik bewonderde haar voor haar persoonlijkheid. Dat ik voetballer was, maakte niks uit. Zeker het geld niet, we hadden het toen ook niet over de sommen van nu. Mijn eerste contract was er eentje van 10.000 frank bruto, mijn tweede eentje van 30 of 40.000 frank.”

Anne : “In die tijd woonde hij nog thuis. De helft van het geld dat hij verdiende, moest hij aan zijn ma afgeven en daarnaast ook nog eens wat aan zijn broer.”

Benoît : “Niet veel, dat laatste, maar het moest. Het maakte deel uit van onze opvoeding.”

Anne : “Zoals bij de Italianen : de familie was belangrijk.”

Benoît : “Toen ik naar Frankrijk trok, begon ik goed te verdienen : 600.000 frank per maand. Bruto. Dat lijkt veel, maar als ik nu naar Frankrijk zou gaan, verdien ik hetzelfde in Frànse frank. De tijden zijn veranderd. Ik niet. Ik hou nog steeds mijn zelfde gedragslijn aan. Een kwestie van opvoeding. Bepaalde zaken verdraag ik niet, nog steeds niet. Ik leef in een speciale wereld, met eigen normen, maar als men over mijn grens gaat, ben ik weg.

“Een Belg onderschat zichzelf altijd. Hij is betrokken, gedisciplineerd en kan in groep leven. Een Belg is een eenvoudige man die zijn werk doet, maar graag in de underdogrol kruipt. Belgische voetballers die slagen in het buitenland maken daar weinig lawaai rond. Ze doen hun werk en blazen niet hoog van de toren. Ik ben uit Lens naar België teruggekeerd omdat ons voetbal toen hoger stond aangeschreven, betere resultaten haalde in de Europabekers. Helaas ging het hier nadien bergaf en in Frankrijk in stijgende lijn. Ik was ook nog jong en had mijn familie nodig.”

Anne : “We waren te jong. We zijn en catastrophe nog snel getrouwd. Alles ging veel te snel.”

Benoît : “Ik had niet mogen terugkeren, had mijn carrière in Frankrijk moeten uitbouwen zoals Enzo ( Enzo, nvdr).”

Anne : “Hij nam overal zijn familie mee. Dat maakt een groot verschil. Noord-Frankrijk was een heel andere wereld.”

Benoît : “Wat me stoort – toen en ook later – is dat mensen je vertrouwen beschamen. Ik heb nooit begrepen waarom mensen in interviews liegen. Dat heeft met opvoeding te maken, met respect ook. Ik zou geen interview over Daniël Leclerq kunnen geven en zeggen dat hij een conard is, of une ordure, een leugenaar, een manipulator. Ik kan dat niet, omdat het zou getuigen van weinig respect. Ik verafschuw in dit wereldje de arrivisten, de opportunisten, de manipulatoren en de leugenaars. Jammer genoeg heb ik er tijdens mijn carrière veel ontmoet. Ik vraag me ook af hoe het mogelijk is dat zo’n mensen in het voetbal blijven. Er gaat veel geld om en mensen profiteren van je, helaas.”

“H

et tweede keerpunt in mijn leven kwam er tijdens mijn periode bij Standard. Ik had net een restaurant geopend, mijn moeder was één week verwijderd van haar pensioen, hun huis was net afbetaald, ze zou eindelijk kunnen leven, tijd hebben voor zichzelf, ze zou voor de tweede keer oma worden. Kortom, alles lachte ons toe. We hadden elkaar nog gesproken, maar een uur later was ze dood. Een verkeersongeval. Pech met de wagen, gestopt op de pechstrook en daar aangereden door een andere auto. Heel vreemde begrafenis. Mensen van Standard die me hun steun kwamen toezeggen : als er iets was, moest ik maar bij hen komen. Wat ik drie weken later ook deed, om uitleg te vragen bij de keuzes van Haan. Toen herinnerden ze zich plots niks meer. Ze lieten me vallen.

“Ook voor mijn broer was dat een scharniermoment. Hij werd een heel ander mens. Voorheen was hij vrij agressief, hij stond voor niks open. Nu is hij iemand die plezier schept in het leven. Ik ben veel stricter, rigider, voelde me door het ongeval van mijn moeder zelf aangevallen. Waarom zij ? Waarom op die manier ? Er kwam een proces van, maar nooit een uitspraak. De andere bestuurder was in slaap gevallen achter het stuur. Hij kon zijn schuld niet ontkennen, maar toch kwam er nooit een verdict. Dus is mijn moeder in principe nog steeds voor de helft zelf verantwoordelijk. Het gaat ons niet om het geld, maar om het principe : mijn ouders zijn voor tweehonderd procent in hun recht, en toch is het juridisch niet zo.

“Na het ongeval trok ik naar Zwitserland, naar Bellinzona. In zekere zin was het een vlucht, maar ook een keuze voor de familie.”

Ann : “Ons zoontje, Maxime, leed aan astma. Een verhuis naar Zwitserland was een droomkans. Sinds dat verblijf heeft hij er geen last meer van.”

Benoît : “Ik vond er rust en evenwicht, maar tegelijk knaagde er iets. Ik vroeg me af wat ik ginder in godsnaam deed. Na een tijdje stonden we weer voor een keuze : eerste klasse in Zwitserland, Duits of Frans Zwitserland, of terugkeren naar Tilleur Luik, dat in derde klasse voetbalde. Ik koos voor België, voor een derdeklasser maar met een team dat eerste klasse waard was. We promoveerden zonder moeite.”

Anne : “Als ze zeggen dat Benoît te weinig karakter heeft, ben ik het daar niet mee eens. Maar in zijn keuzes is het wel waar. Daarin toonde hij altijd veel te veel respect en te weinig durf.”

Benoît : “Dat is mijn opvoeding. Trouw.”

Anne : “Zonder ervoor beloond te worden. Daar had de ontgoocheling in Beveren, met Emilio Ferrera, veel mee te maken. Leclerq ook. Dat zijn mensen die anderen manipuleren en van de ene dag op de andere een ander gezicht opzetten. In het voetbal gebruikt men je of is men jaloers. Een tussenweg is er niet.”

Benoît : “Ik geloof nog in vriendschap. Ik zou niet kunnen leven zonder vertrouwen in mensen, in een groep, in een onderneming. Ferrera heb ik ook gerespecteerd, maar op een gegeven moment heeft hij van mij geprofiteerd en ben ik ervandoor gegaan. Leclerq idem : hij ging leugens vertellen om zichzelf van alle blaam te zuiveren. Dan heb ik geen respect meer. Fini, terminé.

“Ik hou enorm van de Luikse warmte, maar werk graag in Vlaanderen. Ik heb voor Antwerp gespeeld, voor Westerlo en voor Beveren. Ik ken Vlaanderen zo’n beetje en ik voel me er goed. Als een Vlaming ziet dat iemand succes heeft, probeert hij het zelf nog beter te doen. Walen hebben meer last van jaloezie. Dat Vlamingen harder werken dan Walen, geloof ik niet. Misschien is de Vlaming iets competitiever, stelt hij zichzelf iets sneller in vraag. In Vlaanderen is alles afgelijnder : werk, ontspanning, vakantie. Bij de Waal loopt het door elkaar.”

“O

p mijn 27ste overleed mijn moeder, op mijn 37ste werd mijn zoontje ontvoerd. Ik hou mijn hart vast voor wat me over tien jaar te wachten staat.

“( Cynisch) Er is overal geschreven dat ik Marc Grosjean heb buitengewerkt. Wel, op het moment dat het drama bij ons thuis gebeurde, zat ik met Marc in een restaurant. Plots belde mijn oudste zoon, bijna dertien, mij op. Er brandde licht bij opa, zei hij, terwijl er toch niemand thuis was. Onze tweede zoon kon er elke minuut aankomen. Mijn zoon zag ook halfvolle borden op tafel staan. Daarop zijn wij beginnen bellen naar de mobiele telefoons van Anne haar ouders, naar het vaste nummer. Niemand antwoordde. Toen werden we ongerust, want mijn schoonpa, die een keten van beenhouwerijen heeft, had al dreigementen ontvangen en werd bewaakt.

“We keerden direct terug, maar hoorden nog onderweg van mijn schoonbroer dat alles voorbij was. Drie mensen waren in het huis binnengedrongen nog voor mijn schoonvader thuis was en hebben hem daar overvallen. Hoe ze binnen zijn geraakt, weten we niet.”

Anne : “Er was een hond, maar die heeft niet eens gereageerd. Mij is verteld dat je met een laser honden kunt neutraliseren. Mijn jongste zoontje was bij hen, hij heeft de hele tijd liggen huilen, terwijl ze tegen mijn vader tekeergingen. Hij kon ze een beetje geld geven, maar dat vonden ze niet genoeg. Met twee wagens zijn ze dan naar een beenhouwerij gereden, in de ene mijn vader, in de andere mijn moeder en mijn zoontje. Daar hebben ze de schoonmaakster en haar zoon gegijzeld…

“Dit was echt geen gewone overval. Aan de basis ligt een ex-werknemer van ons bedrijf. Hij zat in de gevangenis omdat hij heel veel geld had verduisterd. Daar had hij blijkbaar verteld dat er bij ons veel geld te vinden zou zijn. Wat niet klopte.”

Benoît : “Een heel agressieve overval. Mijn zoontje krijgt nu professionele steun van een psycholoog, maar verteert het blijkbaar goed.”

Anne : “Mijn moeder kan het ook goed verwerken, mijn vader veel minder. Terwijl hij de hardste was.”

Benoît : “Het heeft allemaal heel lang geduurd. Dit was geen kleine kruimeldief die je even op straat overvalt. Heel surrealistisch allemaal : ik die al wekenlang sukkel met een hielontsteking, de kritiek bij La Louvière, dit… Een hoogst vervelende samenloop van omstandigheden. Heel vermoeiend, uitputtend zelfs. Ik begrijp er niks van. Twee maanden lang las ik niets dan leugens, en dan kwam daar die overval bovenop. Gelukkig hebben veel mensen me gebeld. Onder meer Jean-Denis Lejeune. Twee, drie keer zelfs. Dat deed me veel plezier.”

Of ze ’s avonds bang zijn ?

Anne : “Ik wel.”

Benoît : “Ik niet. Ik mag toch niet zeggen dat ik bang ben ?”

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content