Huisje, tuintje, vrouwtje, hond. Brian Vandenbussche ging in Heerenveen leven voor het voetbal en werd prompt beloond. ‘In Brugge zullen ze schrikken als ze dit lezen, want daar was ik er altijd als eerste bij als er plezier werd gemaakt.’

Gastvrij, die Friezen. ‘Welkom in sportstad Heerenveen’ lezen we langs de kant van de weg. Thialf is de bekende ijshal, in het Abe Lenstra-stadion huist een Europees spelende voetbalclub en in de buurt wordt een prachtig olympisch zwembad gebouwd. En dat gaat hier hard vooruit. Als Nederlanders hun schouders onder een project zetten, dendert de pletwals voort. Zelfs als mist het zicht tot hooguit honderd meter beperkt en het kwik amper de nul haalt. Op de parking achter het stadion warmen geelgehelmden hun handen aan een vuur dat uit een lege olieton walmt. Stakers, actievoerders ? Neen, arbeiders die pogen wat warmte door hun verkleumde botten te jagen tijdens de lunchpauze in de open lucht. Geen doetjes, de gasten die de nieuwe staantribune van het stadion in de bevroren grond kloppen.

De autoradio staat dan al een half uurtje afgestemd op de 92.2 van Omrop Fryslân. Uit nieuwsgierigheid, hoe klinkt nu die taal die ze in de regio op school officieel als tweede taal onderwijzen ? Je begrijpt het nieuws, met enige moeite, zeker wie wat noties West-Vlaams kent, want daar lijkt het soms op. Riebewies…

Friesland was lang onontsloten en afgelegen, kwam alleen in het nieuws tijdens barre winters met zijn grote schaatstocht. Na de bouw van de afsluitdijk en de bijbehorende snelweg werden Amsterdam en de randstad plots akelig snel bereikbaar. Eigen volk (h)eerst hier nog, dat valt op bij een wandeling in de binnenstad, waar amper een allochtoon te bespeuren valt. Hier geen kleurrijke Van Gogh-toestanden, wel veel, opvallend veel voor de tijd van het jaar, koukleumende fietsers. En overal vlaggen in het straatbeeld, Friese vlaggen. Blauw-wit met daarin rode pompeblêdden. Geen hartjes, zoals je op het eerste gezicht zou denken, maar een reproductie van waterleliebladen. Al in de elfde eeuw bestond die vlag. Friesland, fier land, dat zal de fan van SK Beveren, hier volgende week Europees te gast, ook merken. Voor elke thuiswedstrijd van SC Heerenveen wordt het volkslied gespeeld. Het Friese wel te verstaan.

Brian Vandenbussche (23) neuriet dat mee. Neuriet, hij zingt niet, omdat hij de woorden niet begrijpt, laat staan kan uitspreken. Hij is nochtans West-Vlaming, Brian Vandenbussche. Afkomstig uit Blankenberge, geen familie van Cercle-speler Bram, gevormd bij Club Brugge en na een passage bij Sparta Rotterdam nu auteur van een Fries sprookje. Hij woont hier samen met zijn vriendin, ook Blankenbergse, die halftijds lesgeeft aan een Nederlandse middelbare school. Ze delen een huisje in een heuse voetbalstraat, want Heerenveen kazerneert nagenoeg al zijn spelers in dezelfde buurt.

Lang leek de carrière van Vandenbussche Club-gericht. Hij maakte deel uit van een kampioenenploeg waarvan ook Hans Cornelis en Kevin Roelandts lid waren en kreeg op zijn achttiende een beloftecontract. Het leven was mooi, Verlinden werd een dagje ouder, de A-kern wenkte. Vandenbussche : “Dacht ik. Maar na twee jaar bij de beloften zat ik vast. Ze spraken maar niet over doorstromen naar het eerste elftal. Stijn Stijnen kwam erbij, maar nooit zegden ze op Club vlakaf wat ik vermoedde dat ze dachten : dat ik niet goed genoeg was voor het eerste elftal. Ik ben ook wel heel snel gegroeid naar mijn 1,96 meter en mijn benen waren in die periode misschien niet stevig genoeg. Ik was ook veel te mager. Dat gaat nu wat beter, ik power maar kom nauwelijks wat aan, echt gespierd zal ik nooit worden, vrees ik. Ik denk dat mijn trap in Brugge ook wat te weinig bleek.”

Zijn geluk schuilde in een bezoek van Frank Rijkaard, die na Oranje een stap terug deed bij Sparta en in Lommel Davy Defauw kwam scouten. Sparta kon ook wel een jonge keeper gebruiken en zo kwamen ze bij Vandenbussche terecht. “Na een stage van twee weken kreeg ik groen licht. In principe zou ik het seizoen bij Club Brugge uitdoen, maar toen de eerste keeper zich blesseerde, moest ik van de ene dag op de andere naar Rotterdam. Vervolgens blunderde de tweede keeper zwaar tegen Roda JC en moest ik na de rust invallen. De match erop stond ik zelfs in de basis. Tegen Ajax. We verloren met 4-0, maar ik genoot toch wel een beetje. Ik schrok wel van de aanpak. Veel directer. Niet agressiever daarom, maar als er wat was, zeiden ze het in je gezicht. Ik zat er ook tussen een pak grote namen : Winter, Blinker, Rijkaard als trainer. Een rustige man. Hij was ermee bezig, maar het leek alsof het hem allemaal weinig kon schelen. Nooit zware trainingen met veel loopwerk. Hij kreeg er ook doodsbedreigingen, op een dag een kogel in een envelop. Bij de laatste samenkomst van de groep kwam hij opdagen in een kogelvrij vest en twee bodyguards naast zich. Barcelona doet het met hem nu goed, maar ik weet het niet… Ik denk dat het toch een kwestie van geluk is, dat je ploeg goed draait. Hij straalt ook wel de rust uit die mannen als Ronaldinho ook tonen.”

Voor Vandenbussche was er weinig roem weggelegd in Rotterdam. In iets minder dan drie volledige seizoenen zou hij er eigenlijk maar een klein dozijn A-wedstrijden keepen voor een ploeg die financieel amper overleefde en wegzakte uit de eredivisie. Vandenbussche : “Ik was er alleen basisspeler toen de eerste keeper, FrankKooiman, even aan PSV werd verhuurd. Kooiman had ervaring, maakte zelden een foutje en was de kapitein van de ploeg. Als de trainer zo’n man de band geeft bij het begin van de voorbereiding, weet je het wel. Er zit nu weer een jonge Belg, Dries Gijbels, een Limburger die nog voor Anderlecht speelde, en die komt er ook niet aan voetballen toe.”

Tweede probleem : de liefde. Vandenbussche : “Ik pendelde veel naar Blankenberge, bleef eigenlijk alleen in Rotterdam slapen als we twee keer trainden. Thuis had ik net mijn vriendin leren kennen, zie je. Ze wisten dat niet op de club, want soms was het gekkenwerk. Ik vertrok ’s ochtends om kwart voor zeven om tijdig op training te zijn en daarna reed ik weer naar huis, telkens zo’n twee uur… 120.000 km in een jaar tijd. Ik betaalde er wel een prijs voor, als tweede keeper had ik in mijn tweede jaar een zwak seizoen. Achteraf bekeken was ik veel te jong en te onvolwassen om alleen in zo’n grote stad te leven. Thomas Buffel moet dat goed hebben aangepakt. Ik had een appartementje, kende amper mensen, op de spelers na. Spijt heb ik echter nooit gehad van die beslissing, ik verdiende goed. Misschien zijn de contracten bij Cercle niet de norm, maar als ik die bedragen hoor, dan verdien je hier toch snel drie, vier keer beter dan in België. Nu mis ik de zee wel, af en toe jeukt het toch om terug te gaan naar België en eens goed te feesten. Vroeger was ik een feestbeest. Toen ik achttien, negentien was, ging ik elke vrijdag na de beloftematch wel wat drinken en zetten we op zaterdag de bloemetjes buiten. Het is ook een gek leventje, je bent achttien, hebt geld, een auto van de club, je bent populair bij de meisjes… Je had er die nadrukkelijk zochten naar een speler van Club Brugge. Kevin Roelandts en ik waren vroeger, ik zou niet zeggen de relschoppers, maar wel altijd diegenen die op toernooien wat uitstaken. Naar buiten vluchten als we op hotel zaten, je kent dat. Club was wel fijn qua opleiding, het Ajax van België. Hier ben ik veel kalmer. Huisje, tuintje, vriendin en hond. In Brugge zullen ze schrikken. Ik leef hier meer voor het voetbal en dat merk je ook ( grijns). Ik kan ook weinig anders, want op wandelen in de bossen na, is hier niet veel te doen.”

Brian Vandenbussche hoopt dat het snel gaat sneeuwen, want hij is een man van sneeuw en ijs, al ging hij hier nog niet schaatsen. “Buiten is het nog niet koud genoeg en ik weet niet of iedereen hier zomaar in die hal op het ijs mag. Het is geen Boudewijnpark.” Rolschaatsen, zwemmen, judo, hij deed het vroeger allemaal. Was zelfs Belgisch kampioen judo. “Heel toevallig rolde ik daar in. Ik nam zwemlessen en zag op een dag dat er boven het zwembad ook nog wat te doen was. Uiteindelijk deed ik vier jaar aan competitie. Toen ik een jaar of zeven, acht was stootte ik door, via de beker van West-Vlaanderen en Vlaanderen, naar de titel van Belgisch kampioen. Misschien heb ik daar wel leren vallen.”

Hij vraagt of we de beelden van zijn tuimeling op Ajax zagen. “Die hebben zelfs CNN gehaald, echt niet normaal. Ik pluk een hoge bal, de aanvaller beschermt zich en ik vlieg over hem, loodrecht neerstortend. Je ziet op de beelden mijn nek scheef slaan en vervolgens ook nog eens de knie vreemd plooien. Maar ik stond gewoon weer recht ( lacht). Wel na eerst toch eens gevoeld te hebben of alles nog goed zat. ’s Anderendaags had ik alleen een stijve nek. Onze trainer vreest dat ik op een dag eens een doodschop ga krijgen. Ik gooi me altijd naar de bal, voor honderd procent. Ook op training, dat is mijn kracht. Hij vindt dat het in de week best wat minder mag, maar dat vind ik moeilijk. Dan voelt het niet goed aan.”

Toen de 34-jarige Hans Vonk in de nadagen van zijn carrière nog naar Ajax kon, kwam Heerenveen bij Vandenbussche terecht als tweede doelman. “Ik moest hier in concurrentie met Boy Waterman, hét talent van Nederland en de vaste keeper van Jong Oranje. Het was dát of Roda JC, dat me wilde uitlenen aan VVV, eerste divisie. Ik zat bij Sparta ook op de bank, hier was dat een reeks hoger, bij een ploeg die Europees voetbalde. Waterman is drie jaar jonger en werd opgeleid in Amsterdam, bij Ajax. Op het keepersvlak zijn we mekaars gelijke. Ik ben misschien wat beter op hoge ballen en heb iets meer ervaring. Waterman is beter met de voeten, daar leggen ze in Nederland meer de klemtoon op. Hij begon aan het seizoen, maar raakte na vier wedstrijden zwaar geblesseerd aan de knie. Als hij weer fit is, ligt de keuze bij de trainer. Mijn prestaties spreken in mijn voordeel, ik heb het goed gedaan, denk ik. Geen enkele keepersfout tot dusver, gewonnen in Ajax, mijn beste match gespeeld tegen Stuttgart, na de 1-0 kregen ze nog twintig kansen, maar ik stond altijd op de goeie plaats. In mijn nadeel speelt misschien dat iedereen Boy al in Oranje ziet. Stekelenburg is twee jaar ouder, maar als je de kritieken leest, vinden ze Waterman allemaal nu al beter. ( Fijntjes.) Terwijl ik meen dat ik als keeper voor hem zeker niet moet onderdoen… Mijn contract loopt tot 2006, daarna zijn er opties. Wie weet wat de toekomst dan brengt. Misschien Stuttgart ( lacht). Duitsland zou me wel zinnen.”

Eerst wacht Beveren nog, volgende week. Vandebussche : “Europees tegen een Belgische ploeg is leuk, maar ik heb wel gevloekt dat het Brugge niet was. Ik bezorgde onze trainer de cassette van hun wedstrijd in Zagreb. Thuis laten tapen. Het zal hier vol zitten, dat is het hier altijd, er staan 2000 namen op de wachtlijst. Daarom zijn ze nu aan het bijbouwen, uiteindelijk willen ze hier tot 28.000 plaatsen komen, een beetje zoals in Brugge. Ons publiek is vrij rustig. Europees maken ze wel wat sfeer, maar in de competitie is het bezadigd. Omdat we een vrij oud publiek hebben. Weinig twintigers, waardoor je ook geen relschoppers tegenkomt. Mensen nemen hier al twintig jaar een abonnement, denk ik. Onlangs zat ik in het postkantoor naast een oud vrouwtje van wel zeker tachtig. ‘Ha, die Vandenbussche’, zei ze. Zou je in België nooit overkomen.”

De ploeg telt veel Scandinaviërs, dat is hier traditie. “Maar iedereen spreekt Nederlands. Verplichte les, twee keer per week. Hansson is Zweeds international. Selakovic niet, die speelt een minder seizoen en zal wellicht vertrekken. Huntelaar, onze spits, is een product van PSV, maar zag zijn kans daar niet en was vorig jaar topschutter van de eerste divisie. De revelatie van het seizoen is Yildirim, die zowel een Turks als een Nederlands paspoort heeft. Hij komt ook van de Toto Divisie, we zijn eigenlijk met vier jongens die vergeleken bij vorig jaar een reeks hoger spelen en het goed doen. Onze ploeg is heel sterk, misschien net onder de topdrie. Kampioen worden we niet – op basis van begroting kan dat nooit – maar als we in supervorm zijn, kunnen we ze allemaal aan. Ik denk dat deze club goed geleid wordt. Goeie begroting, geen overdreven salarissen, veel volk…. Ik heb Foppe de Haan nooit meegemaakt, maar dit is duidelijk voor een stuk zijn werk. De huidige trainer, Gertjan Verbeek, speelde hier vroeger ook. Ooit bokser, een beetje bruut van aard, en heel stipt. Goeie trainer, maar je moet weten hoe je hem moet aanpakken.”

door Peter T’Kint

‘Onze trainer vreest dat ik op een dag eens een doodschop ga krijgen. ‘

‘Op Club Brugge zeiden ze nooit vlakaf dat ik niet goed genoeg was voor het eerste elftal.’

‘Misschien zijn de contracten bij Cercle niet de norm, maar hier verdien je toch snel drie, vier keer beter dan in België.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content