Zaterdag gaat met de Omloop het Volk het Belgische wielerseizoen van start. Met Nick Nuyens (24) als schaduwfavoriet ? ‘Ik wil opnieuw een stap vooruitzetten, maar om de koers te dragen ben ik nog niet sterk genoeg.’

Als mannelijke helft van een wielerkoppel, zo kwam hij in zijn eerste profjaar, 2003, het vaakst in de media, of als een van de zeldzame beroepsrenners met een universitair diploma (communicatiewetenschappen). Maar dat Nick Nuyens ook een groot wielertalent was, daar moest je de kenners niet van overtuigen. In zijn laatste seizoen als belofte, tevens zijn laatste jaar als student, won hij de Ronde van Vlaanderen en het BK, wat hem een profcontract opleverde bij het grote Quick-Step. In dat “droomjaar 2002” leerde hij ook nog zijn vriendin – sinds november zijn vrouw – Evy Van Damme kennen.

Het vorige seizoen werd dat van de grote doorbraak, met in september drie spraakmakende overwinningen op negen dagen tijd : Parijs-Brussel, de Grote Prijs van Wallonië en de Grote Prijs Prato. “In het voorjaar reed ik al even goed – Gent-Wevelgem vind ik nog altijd een van mijn beste koersen – maar dat viel niet zo op, omdat ik niet won. Als je dan zelf een keer als eerste over de meet komt, dan lijkt het alsof je uit het niets komt. In onze ploeg wisten ze wel al dat ik aan het groeien was. Ze deden er dan ook alles aan om me vertrouwen te geven.

“Ik heb me altijd in dienst gesteld van de ploeg en hard gewerkt, omdat dat de beste manier is om sterker te worden. Als je dan een keer dichter eindigt, zien ze in de ploeg ook : hij kan blijkbaar meer dan helper spelen. Zo schuif je stilaan op in de hiërarchie. Zie je dan een kans – zoals in Parijs-Brussel, waar Boonen kwam zeggen : ‘Ik ben niet zo goed vandaag, op mij moet je niet wachten – en kan je het ook afronden, dan krijgt je zelfvertrouwen een boost. Toen ik over de aankomstlijn reed, had ik zo kunnen bleiten van vreugde.”

Die boost kon je zelfvertrouwen gebruiken. De teneur bij mensen die dicht bij jou staan, is vaak dezelfde. “Hij onderschat zichzelf”, zei Evy in een kranteninterview. De uitspraak : “Het ontbreekt Nick aan zelfvertrouwen”, komt dan weer van je moeder.

Nick Nuyens : “Dat klopt nog altijd een beetje. Als ik een mindere dag heb, begin ik nogal snel te twijfelen. Hetzelfde als ik moe ben op het einde van een koers. Ik moet nog meer beseffen dat iedereen op dat moment op zijn tandvlees zit. Niemand kan na 230 kilometer nog benen hebben alsof hij niet getrapt heeft. In de Grote Prijs Prato had ik dan weer wél heel veel zelfvertrouwen. Ik hield me gedeisd tot de laatste plaatselijke ronde. Daarin demarreerde ik voluit. Ze pakten me terug en toen dacht ik : oké, dan doe ik het in de sprint, hé.”

Na jouw prestaties eind vorig seizoen zullen de verwachtingen nog wat hoger liggen.

“Dat is zo. Ik vind ook dat ik opnieuw een stapje vooruit moet kunnen zetten. De kans bestaat dat ik minder win, maar toch vind ik dat ik een beter seizoen doormaak. Ik ga zeker niet verkondigen dat ik nu al Gent-Wevelgem of een wedstrijd van dat kaliber zal winnen. Het moet kunnen, dat wel, maar uiteindelijk ben ik niet de renner die het moet afmaken in onze ploeg.”

Maar, zoals je al zei, schuif je stilaan op in de hiërarchie.

“Maar ik sta nog niet op de hoogste trede. Dat beseffen zowel ik als de ploegleiding. PatrickLefevere omschreef me onlangs als ‘sluipschutter’. Zo vind ik het goed : ik groei graag in de schaduw. Wanneer de kopmannen, Boonen en Bettini, zich niet optimaal voelen of te fel geviseerd worden door de anderen, dan kan ik misschien afronden. Om de wedstrijd te dragen, ben ik momenteel nog niet sterk genoeg. Mijn taak is wel veranderd, ja. Waar ik begin vorig seizoen, bij wijze van spreken, de eerste was om op kop te rijden, verwachten ze nu dat ik de kopmannen zolang mogelijk bijsta in de finale. En als je er dan nog bij bent, kan alles.”

“Ik groei graag in de schaduw”, zeg je. Om de druk af te houden ?

“Waarschijnlijk wel, ja. Niet dat ik daar niet mee omkan – ze zeggen vaak dat ik overal rustig onder blijf, hoewel dat vooral uiterlijk is ( lachje) – maar ik voel aan dat de topklassiekers voorlopig nog wat te hoog gegrepen zijn voor mij. In de toekomst, denk ik, moet ik er wel kunnen meespelen voor de overwinning. Uiteindelijk leef ik als gevolg van mijn studies nog maar drie winters volledig voor het wielrennen.”

Door die drie overwinningen op negen dagen tijd werd je vorig seizoen plots gebombardeerd tot outsider voor de wereldtitel. Bezorgde je dat nog een keer extra druk ?

“Ik wist zelf wel beter, wat niet wegneemt dat ik er meer van verwacht had. Vooraf stelde ik : als er een groepje van dertig man overblijft, moet ik erbij zijn. Op dat parcours moest je heel economisch rijden, elke nutteloze inspanning zou je bekopen. Ik kende pech op het moment dat de wedstrijd openbrak en vooral dat nekte mij. Onder druk zal ik niet snel falen.”

Je blijft er rustig bij, maar “vooral uiterlijk”.

“Innerlijk pruttelt het wel eens. Bij de junioren ondervond ik voor élke wedstrijd last van mijn maag. Als de supporters vroegen hoe ik me voelde en ik antwoordde ‘slecht’, waren ze gerustgesteld. Het bleek ook dat ik dan meestal goed reed. Een gezonde nervositeit mag dus wel. Maagpijn heb ik niet meer, maar als ik nu wat gestresseerd ben voor de koers, dan begin ik te zagen, zo van : ( op een zagerig toontje) ‘Het gaat niet goed vandaag.’ Dat zegt Evy toch ( lacht).”

Om jezelf enigszins in een underdogpositie te manoeuvreren ?

“Groeien in de schaduw, hé ( grijnslachje).”

Je programma oogt erg zwaar : nagenoeg alle Vlaamse voorjaarsklassiekers, Milaan-Sanremo, de Waalse klassiekers, aansluitend de Ronde van Italië…

“Dat klopt, maar we gaan bekijken hoe het verloopt. Het is te gek om kapot aan de Giro te beginnen. Vorig jaar reed ik de Waalse klassiekers, volledig in functie van Bettini. Dat beviel me, maar ik denk toch dat ik meer een renner ben voor de Vlaamse wedstrijden. Toch zeker nog op dit moment, over enkele jaren heb ik weer wat meer kracht en moeten ook de Ardense heuvels tot mijn mogelijkheden behoren. Bettini heeft me er graag opnieuw bij in de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik, maar het blijft afwachten of ik me daarvoor nog voldoende fris voel.”

Hoe verliep je voorbereiding op het seizoen ?

“Door mijn huwelijk – en ook al als gevolg van dat breukje dat ik opliep bij een val in Parijs-Tours – begon ik wat later met mijn voorbereiding, maar ik deed wel meer duurtrainingen. Omdat mijn basis in het verleden niet voldoende was, heb ik de uren opgedreven. Ik heb sowieso wedstrijden nodig om op niveau te komen, maar die langere trainingen zouden toch resultaat moeten opleveren. In Qatar voelde ik alvast dat de conditie goed was en dat mijn kracht toegenomen is.”

“Zonder zijn studies had Nick al verder gestaan”, meent onder meer verzorger Dirk Nachtergaele.

“Misschien wel, ja. Zeker bij de beloften merkte ik dat bepaalde renners die ik intrinsiek aankon, betere resultaten neerzetten. Soms moeilijk te verkroppen, maar anderzijds wist ik waaraan het lag. Toen waren die studies wellicht een nadeel, maar nu beschouw ik het eerder als een voordeel omdat ik nog progressie kan maken door harder te trainen.”

Hoe moeilijk was het om universitaire studies te combineren met je sport ?

“Het waren vier lastige jaren, ik denk dat ik het nu niet meer zou kunnen. Het was echt plannen, maar er toch voor zorgen dat ik nog voldoende ontspanning had. Ik zat op kot en dan kan je niet tussen die vier muren blijven zitten. Ik ging weg, maar met mate.

“Ik hoop dat ik mijn diploma nooit moet gebruiken – dat zou alleen maar betekenen dat ik goed geboerd heb als coureur. Maar ik besef dat slechts heel weinig renners na hun carrière kunnen zeggen dat ze het financieel niet meer nodig hebben om te gaan werken.”

Beschouwen de andere renners je nu als de intellectueel van het peloton ?

“Ze lachen wel eens : ‘Geen te moeilijke woorden in de mond nemen, hé.’ Velen denken misschien dat ik slimmer ben, maar het is niet omdat je gestudeerd hebt, dat je slimmer bent dan iemand anders. Ik merk wel respect bij de anderen omdat ik dat voor elkaar kreeg, maar ze gaan er jammer genoeg niet trager voor rijden, hoor ( lacht).”

Wanneer wist je dat je het zou kunnen maken als prof ?

“Dat kwam geleidelijk aan. Bij de junioren zat ik net onder de Belgische top, maar ik trainde ook weinig, want ik was nog veel met een bal bezig – ik heb elf jaar gevoetbald, vandaar. Omdat je met een humanioradiploma Grieks-Latijn niet veel kan aanvangen, wilde ik koste wat het kost gaan studeren. Ik ging koersen met het gedacht : lukt het niet om genoeg te trainen, dan ga ik wat bij de cyclosportieven rijden. Zo simpel zag ik het. Het eerste jaar bij de beloften won ik tien koersen, weliswaar kermiskoersen, maar toch. Daarop kreeg ik de kans om naar de semi-professionele ploeg van Herman Frison te gaan. Toen wist ik : als ik in deze ploeg goed presteer, dan maak ik kans op een profcontract.

“De aanpassing naar grotere, langere koersen, verliep dat jaar moeizaam, ook aan de universiteit kende ik een moeilijker periode. Het jaar daarop begon ik aan de licenties – je weet dan beter hoe de studies in elkaar zitten. Toen won ik de Ronde van Brabant en dacht ik wel : als ik volgend jaar kan bevestigen, dan zit er een profcarrière in. In mijn tweede licentie begon ik dan ook meteen aan mijn thesis – het theoretische gedeelte was klaar in december – om voluit te kunnen trainen. Met de Zuid-Kempische Pijl behaalde ik mijn eerste grote zege. De trein was vertrokken. Ik won de Ronde van Vlaanderen en het BK als kers op de taart.”

Waarna Patrick Lefevere niet twijfelde om je een contract aan te bieden.

“Anderhalve maand nadat ik afgestudeerd was ( glundert). A once in a lifetime opportunity : Vlaanderen contacteerde mij ook, maar als je bij zo’n ploeg kan beginnen, mag je niet twijfelen. Enkele maanden voordien zat ik nog met mijn mond open voor tv naar Museeuw en Bettini te kijken en nu zat ik bij hen aan tafel. 2002 was een droomjaar : ik won de twee wedstrijden die ik als doel vooropstelde : de Ronde van Vlaanderen en het BK, ik kon tekenen bij een wereldteam, ik behaalde mijn licentiaatsdiploma en ik leerde Evy kennen.”

Met haar trouwde je deze winter. In een interview dat jullie twee jaar geleden gaven, zei je nochtans : “Ik had liefst niet iemand uit de wielrennerij.”

“Heb ik dat gezegd ?”

Ja.

“Verdorie, ik zal toen te veel gedronken hebben, zeker ( lacht). Je hoort vaak dat een renner iemand nodig heeft die volledig achter hem staat, maar dat is nu ook het geval. We moeten ons gewoon een beetje anders organiseren. Ik denk niet dat een van beiden rust tekortkomt. Evy moet minder lang trainen en doet meer in het huishouden dan ik, maar ik draag ook mijn steentje bij. Ik sta in elk geval niet meer achter die uitspraak, want het heeft zeker ook voordelen om een relatie te hebben met iemand die begrijpt wat het rennersleven inhoudt. Evy weet dat vaak van huis zijn daarbij hoort.”

Jullie gaan ook vaak samen trainen.

“We vertrekken bijna altijd samen. Evy keert wel vroeger naar huis, of we zetten haar thuis af. En ze doet zelden kopwerk, maar volgen is geen enkel probleem. In internationale wedstrijden halen vrouwen ook gemiddeldes van ruim 40 kilometer per uur.”

Praten jullie nog over andere zaken dan wielrennen ?

“Toch wel, maar het is logisch dat de koers vaak het onderwerp is van onze gesprekken, maar het is niet zo dat we elkaar gaan opjutten, zo van : ‘Je moet meer trainen.’ We vertellen voornamelijk anekdotes uit wedstrijden en dergelijke. Ook over voeding vraag ik wel eens raad aan Evy, omdat zij daar meer van weet dan ik.”

Je schreef ooit een lezersbrief aan een krant om te reageren op de dopingaantijgingen in de wielersport. Je kan toch niet ontkennen dat er een probleem is ?

“Nee, er lopen er tegen de lamp, dus er is een probleem. Maar als een voetballer gepakt wordt, staat er een stukje van vijf centimeter op vijf in de krant, gaat het om een wielrenner dan kan je er twee pagina’s over lezen. Ik vind overigens dat de betrokken instanties in het wielrennen het momenteel goed aanpakken én dat er een gunstige evolutie bezig is. Veel controles, waarbij ook onaangekondigde, dat is positief. Met wel een kanttekening : op een lijst invullen waar je de komende drie maanden zal zijn, dag per dag, is overdreven en haast onmogelijk.

“Die lezersbrief schreef ik omdat sommige mensen veralgemenen en verkondigen dat íédereen in het wielrennen pakt. Dat stoort mij, maar je kan er weinig aan veranderen : hun opinie staat toch vast. Als er dan nog dokters gaan verklaren dat een getrainde sporter maar een maximum hematocrietwaarde van 40 kan hebben, terwijl ik rond 44 schommel en wéét dat ik goed bezig ben… Zo is het niet moeilijk om het publiek aan een bepaalde kant te trekken : zij zijn dokters, ik ben coureur. Wie gaan ze geloven ? De dokters die dat beweren, zijn wellicht om de een of andere reden gefrustreerd. Een roep om aandacht, om zelf in het nieuws te komen, veronderstel ik. Anders maak je de renners niet af zonder bewijzen. Na die drie overwinningen vorig seizoen werd ik ook aangesproken : ‘Iets goeds gevonden, zeker.’ Dat is triest, maar anderzijds kan je er wel inkomen, als zelfs dokters onjuistheden gaan beweren. Uiteindelijk moet je daarboven staan.”

Of had je toch maar beter voor het voetbal gekozen ?

“Wel, het doet soms nóg pijn als ik naar mijn broer ga kijken – hij voetbalt bij een caféploegje. Dan heb ik nog altijd zin om het veld op te rennen. Zeker als ze op een nat, vettig pleintje spelen, waarop je een keer stevig kan doorgaan ( lacht). Dat was mijn ding !”

door Roel Van den broeck

‘Onder druk zal ik niet snel falen.’

‘Soms doet het nóg pijn als ik mijn broer zie voetballen. Dan heb ik zin om ook dat veld op te rennen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content