Sinds de Italiaanse coach Matteo Boniciolli in Oostende neerstreek, staat iedereen weer op scherp aan de kust. Boniciolli : ‘Ik hou van mijn spelers, maar ze moeten hun best doen.’

Zeggen dat Telindus Oostende nu stukken beter speelt dan onder Eddy Casteels, is de waarheid geweld aan doen. Dat de kustploeg sinds de komst van Matteo Boniciolli een bekerfinale speelde en weer volop meedoet in de strijd om een plaatsje voor de play-offs, is echter geen toeval. Boniciolli (42) is een veeleisende Italiaanse topcoach, met mooie carrièrewandelingen langs de Italiaanse nationale ploeg (als assistent-coach), Udine, Skipper Bologna en Messina. Oostende vormt zijn eerste buitenlandse opdracht.

Hoe valt het Belgische basketbal je mee ?

Matteo Boniciolli : “Een van de dingen die me hier het eerst opvielen, was de goede organisatie. Je ontvangt je geld netjes op tijd en je krijgt alle faciliteiten om degelijk te werken. In de Italiaanse of Griekse topcompetitie slagen sommige clubs er niet in om hun spelers te betalen – trouwens de reden waarom ik in februari bij Messina ben opgestapt. Ze beloofden me te betalen, maar het kwam er nooit van. Ik leende zelfs mijn eigen geld uit aan de spelers zodat ze konden eten.”

Welke aspecten aan het Belgische basketbal verrasten je ?

“Het fysieke spel en de kwaliteit van de shotters. Heel veel spelers kunnen driepunters gooien, ook de grote jongens. Dat maakt het heel moeilijk om te verdedigen. Omdat mijn spelers moeten uitkomen op de openstaande man, zijn we verplicht om ruimte onder de ring prijs te geven.”

Geen klachten over de arbitrage ?

“Toen ik hier aankwam, waarschuwde iedereen mij voor de arbitrage. Daar wil ik het volgende over kwijt : nog nooit in mijn hele trainersloopbaan eindigde ik een partij met de overtuiging dat ik geflikt werd door een scheidsrechter. Ik vind dat een coach een opvoedende functie heeft. I don’t like to cry. Als je zegt dat je door de scheidsrechters verloren hebt, geef je de spelers een excuus.”

Hoe evalueer je de eerste maanden bij Oostende ?

“Ik ben tevreden. Ik heb op korte tijd mijn stempel kunnen drukken. We spelen nog te veel met ups en downs, maar dat wijt ik aan de jeugdigheid van mijn spelers. Daarom zou ik graag volgend seizoen in Oostende blijven, ik voel dat de basis nu gelegd wordt.”

Wat heb je dan precies veranderd ?

( Zonder aarzelen.) “De defense. De grootste twee problemen van dit team bestonden uit de defensieve organisatie en het reboundwerk. We konden geen fastbreaks lopen. Het haalt niets uit om taaie verdediging te spelen als je de tegenstander steeds een tweede kans geeft. Het verschil tussen een goed en een sterk team zit hem in de verdediging.”

Is de verdediging dan niet voornamelijk een mentale kwestie ?

“Neen. Er moeten regels bestaan die voor de hele ploeg duidelijk zijn. Weet je, in het Europese basketbal gebruikt tachtig procent van de ploegen dezelfde aanvalstactieken. Daar moet je je op instellen. Dat doe je door op training te oefenen op allerlei situaties, zodat iedereen weet hoe hij moet bewegen bij een specifieke spelfase. Het belangrijkste aspect is één tegen één leren verdedigen. Als je dat niet kan, ben je op voorhand verloren. Voor de aanval geldt hetzelfde principe : ook daar is het niet belangrijk hoeveel tactische varianten je kent, maar hoeduidelijk ze zijn voor iedereen binnen de ploeg.”

Tijdens de wedstrijd sta je doorgaans wild gesticulerend en luidkeels je spelers aan te vuren.

“Ik kan niet stilzitten tijdens een wedstrijd. Mijn hele leven, al mijn energie zit in dat spelletje. Daarom verlang ik ook van mijn spelers dat ze het maximum geven. Ik haat luiheid en desorganisatie.”

Meestal richt je de scheldtirades op Jef Van der Jonckheyd…

“Toen ik hier aankwam, zag ik op training een jonge gast van 2,04 m die goed kon shotten, die snel was en die, als hij sprong, met zijn borstkas de ring kon raken. Diezelfde jongen zag ik dan tijdens de wedstrijd ineengedoken op de bank zitten. Jef kan een Europese topper worden – dat meen ik – en dat moest ik hem duidelijk maken. Een kleine speler die denkt dat hij de beste ter wereld is, speelt beter dan een fysiek perfecte atleet die zichzelf zwak vindt. Daarom zijn de ex-Joegoslaven de beste basketballers ter wereld : ze geloven rotsvast in hun eigen kunnen.”

Je maakte Mathias Desaever tot patron van deze ploeg. Waarom ?

“Hij heeft alles : persoonlijkheid, een uitstekende verdediging, zeer sterk één tegen één en hij kan op elke positie uit de voeten. Hij is mijn meest creatieve speler, vanop de vleugel creëert hij openingen. Mathias begrijpt basketbal.”

Met Christophe Beghin lag je de eerste weken overhoop. Was je verrast door de impact van die hele heisa ?

“Elke club heeft zijn vedetten. In mijn carrière zag ik al meermaals een coach tekeergaan tegen een jongere, terwijl ze eigenlijk kwaad waren op de superster. Als ík niet tevreden ben over een vedette, zeg ik dat tegen hém. Een ster die een fout begaat, vind ik erger dan een rookie die een fout maakt. Ik hou van mijn spelers, maar ze moeten hun best doen.”

Wat deed Beghin dan precies verkeerd ?

“Als hij op Bergen in de slotseconden een dom balverlies lijdt waardoor we de wedstrijd verliezen, wat moet ik dan zeggen ? Nog nooit eerder in mijn leven zag ik een speler van dat kaliber zo een blunder begaan. Beghin is eigenlijk te klein om op de centerpositie te staan en als hij op de 4-positie wil spelen, moet hij beter vanop afstand leren shotten. Daar werken we nu aan.”

Jij bent zelf op erg jonge leeftijd met het coachen begonnen. Op je vierentwintigste werd je assistent bij Trieste.

“Als jongere was ik een grote belofte, maar ik werd slecht gecoacht. Toen ik twaalf was, en al redelijk groot voor die leeftijd, zetten de meeste coaches me automatisch onder de ring. Compleet fout. Als twintiger besefte ik opeens dat ik geen superster kon worden, dus kapte ik ermee. ( Streng.) Ik haat middelmaat !”

En nu wil je de beste coach van Europa worden ?

“Ja. Maar je hebt niet altijd je lot in eigen handen. Eigenlijk ben ik te laat headcoach geworden in Italië, ik was al 37. Om de beste coach te zijn moet je ook de beste ploeg hebben.”

Waarom dan Oostende ?

“Er komt een nieuwe zaal en ik wil meehelpen om van Oostende een Europese subtopper te maken. Dat moet kunnen. Hapoel Jeruzalem spendeert niet veel meer geld dan Oostende, maar het wint wel de Ulebcup door in de finale de galacticos van Real Madrid te verslaan. Er moet een structuur zijn, een duidelijk plan en een eigen identiteit. Daarom hou ik zo van sport : in het dagelijkse leven kan je met geld alles krijgen, maar in de sport blijft het onvoorspelbare aanwezig.”

door Matthias Stockmans

‘Bij Messina leende ik mijn eigen geld uit aan de spelers zodat ze konden eten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content