Zijn grootvader was wielrenner en zijn vader, een voetballer, zou er ook niet slecht in zijn geweest. Misschien, bedenkt Laurent Delorge, zitten zijn kracht en snelheid wel in de genen. Terug naar waar het begon.

L aurent Delorge is speciaal voor het interview van Antwerpen naar Overijse gekomen. Sinds hij uit Engeland terugkeerde en voor Lierse speelt, woont de bijna 26-jarige voetballer met vrouw en kind, de negen maanden oude Iris, in de Scheldestad. Zijn roots liggen in de druivenstreek, in Maleizen, een deelgemeente van Overijse aan de zuidelijke rand van het Zoniënwoud. Van de afspraak maakt hij gebruik om bij zijn ouders binnen te springen, in de Kerkeweg, op de klassieke boogscheut van wat vroeger de velden van FC Maleizen waren. Twee waren het er toen, drie zijn het er nu. Sinds enkele jaren speelt en traint de jeugd van Tempo Overijse er. Delorge was al weg toen Maleizen met Tombeek fuseerde tot VEMT, waarna dat werd opgeslorpt door wat nu Tempo Overijse heet en in bevordering speelt.

Het hek is gesloten, maar zoals een goede aanvaller raad weet met gesloten defensies, heeft Delorge ook daar een antwoord op. De terreinen liggen naast de centrale begraafplaatsen van de gemeente en het is door de grote poort die daartoe toegang geeft, dat hij ons meeneemt. Opeens duikt hij weg achter een hoge beukenhaag en loodst ons via een smal, modderig pad voorbij de omheining. We staan op het veld waar Laurent Delorge als zevenjarig jongetje zijn eerste voetbalschoenen knoopte. Beetje modder, hier en daar een plas, weinig gras. De kleedkamers op de oude foto die hij bij zich heeft, zijn verdwenen, net als de serres naast het dichtstbij-staande huis. De hondenschool voorbij het verste veld is dan weer van na zijn tijd bij FC Maleizen. Zoals ook de huidige kantine, waar wel nog altijd dezelfde mensen voor de bediening instaan, weet hij.

“De rivaliteit tussen de verschillende gehuchten was schitterend”, herinnert Delorge zich. “De topmatchen tegen Tombeek waren altijd hard bevochten, die tegen Huldenberg ook. Allemaal jongens uit de streek, met wie je vaak ook nog op dezelfde school zat. Ik speelde in de spits. Ik was de kleinste van de hoop, maar wel de snelste. Alle ballen werden naar voren gejaagd en ik moest er achter lopen om ze binnen te shotten. Ik herinner me nog een zwarte jongen in de spits bij Huldenberg : Antonio was zijn naam. Ik zie hem af en toe nog. Die was zó sterk. Als hij scoorde, wilde ik per se ook scoren. Door die rivaliteit heb ik op het veld hierachter ooit zelfs een rode kaart opgeraapt. Twee weken geschorst ! Ik had nagetrapt naar Antonio ( glimlacht). Ik was mee komen verdedigen om hem tegen te houden, kreeg een arm in mijn gezicht en heb me dan maar afgereageerd. Ik moet tien of elf jaar geweest zijn.”

Het geluid van voetbal op zondagmiddag reikte, voor zover hij zich het herinnert, niet tot thuis in de tuin. Alles samen zag hij het eerste elftal van Maleizen amper aan het werk. Dat van VK Rode, waar zijn vader speelde bij zijn geboorte, nadien wel geregeld. “Ik moet nog erg klein zijn geweest.” In 1988, een jaar nadat hij zijn zoon aansloot bij Maleizen, stopte zijn vader daar, in vierde provinciale, met voetballen. Bevordering was het hoogste niveau waarop hij had gevoetbald, bij Bosvoorde of Schaarbeek, precies weet Laurent het niet meer. Zijn grootmoeder aan vaders zijde was alleszins een Brusselse, zijn grootvader een Limburger. Ze zijn intussen allebei overleden. Van moederszijde komt de hele familie uit de streek van Overijse. Ook hij is er, geboren in Leuven, getogen.

Nee, dan zijn de herinneringen aan zijn tijd bij Racing Jet Waver veel scherper. Op twaalfjarige leeftijd verhuisde hij naar de club uit het stadje tien kilometer verder, aan de andere kant van de taalgrens. “Ik denk dat ik toen al ambitieus was. Het is niet zo dat Waver mij komen halen is : wij zijn er zelf naartoe gegaan om te testen. ‘Pushen’ wil ik het niet noemen, maar mijn ouders hebben wel altijd veel voor mij gedaan, net als mijn grootouders. Mijn vader is wel trots, denk ik, op waar ik nu sta. Hij stond vroeger vaak aanwijzingen te geven aan de zijlijn, terwijl de trainer erbij stond. Dat doet hij nu soms nog met mijn broer. Veel ouders hebben dat, denk ik. Hij heeft vroeger ook veel met mij gevoetbald. We hadden een grote tuin.”

Zijn broer Dimitri is negen jaar jonger. “Mijn broertje”, noemt Laurent hem. “Hij is zestien nu. Niet traag, maar zeker niet zo snel als ik. Technisch is hij heel goed. Hij is tweevoetig, speelt meestal linksmidden. Een goeie speler. Stel dat hij bij Tempo in vierde klasse kan doorbreken, dat zou mooi zijn. Soms ga ik wel eens naar hem kijken, maar niet vaak : meestal moet ik zelf spelen die dag en ik heb nu ook een kleintje thuis. Hij is begonnen bij Waver en nadien naar Overijse gegaan : het omgekeerde van wat ik heb gedaan. Waver is steeds verder weggezakt : het speelt in eerste provinciale ondertussen en hij was er niet gelukkig meer.”

Toen hij ernaartoe ging, was Racing Jet Waver een tweedeklasser die bekendstond om zijn goede jeugdopleiding. “In Maleizen liep ik iedereen los voorbij, maar daar kwam ik opeens spelers tegen die ook goed uit de voeten konden. Ik heb op mijn tanden moeten bijten, viel geregeld naast de ploeg. Er was een jaar dat ik dacht : ik ben hier weg. Tot de laatste minuut op de bank moeten zitten : als jonge gast is dat niet plezant, je wil spelen. Wat me nog altijd zwaar op de maag ligt, is dat toen we met Racing Jet Waver op Tombeek de finale van een toernooi speelden, ik op de bank moest zitten. Je kunt je voorstellen welk commentaar daarop kwam hier in de streek : ‘Zie je wel, hij speelt niet !’ Maar ik ben blijven werken. Ik dacht : laat me maar rustig doen.

“Ik heb altijd moeten knokken, ik ben bij de jeugd nooit behandeld als de vedette. Andere jongens wel, maar daar hoor je nu niets meer van. Ik maakte ook geen vijftig, zestig doelpunten per seizoen, zoals ik sommigen over zichzelf wel eens hoor zeggen. Twintig of zo, wat niet slecht is voor een ploegje als Maleizen. Zoals al gezegd : Waver is mij ook niet komen halen. Ik heb er genoeg op de bank gezeten en ben er meer dan eens van de provinciale naar de regionale jeugd teruggezet. Misschien lag het eraan dat ik kleiner was, maar ik ben altijd teruggekomen. Ik ben ook altijd in mezelf blijven geloven. Ik vond mezelf niet slechter dan de anderen die wel speelden. Dat heeft me gevormd.

“Ik hoor genoeg mensen zeggen : ‘Ik had het even goed kunnen halen.’ ( Glimlacht.) Tja, dan denk ik : waarom sta je er dan niet ? Waarin zit het verschil ? Dat ik er net iets meer voor heb opgegeven, denk ik. En wat geluk op de juiste momenten. Toen ik junior was, kwam Emilio Ferrera kijken omdat hij wist dat hij het volgende seizoen trainer werd van Waver. Hij pikt mij en twee anderen eruit. Ik had mijn groeischeut ondertussen gehad en was niet langer de kleinste van de hoop. Ik was ook krachtiger geworden. En snel was ik altijd geweest. Mijn grootvader was wielrenner vroeger, elite zonder contract : hij had een kast vol bekers thuis. En van mijn vader heb ik ook altijd gehoord dat hij een goeie coureur was, maar uiteindelijk voor het voetbal heeft gekozen. Misschien zitten die macht en die kracht wel in onze genen.”

Door Jan Boskamp koos hij als 19-jarige voor AA Gent. Hij had net zijn eerste jaar licentiaat LO aan de universiteit van Leuven met succes afgerond. Dat kende nadien geen vervolg meer. “Ik speelde als 17-jarige redelijk veel bij Waver in derde klasse. Tegen echte mannen. Ik heb daar veel bijgeleerd, veel meer dan ik had kunnen leren in een beloftekern. Ik begrijp niet dat eersteklasseclubs hun jonge spelers niet vaker aan zo’n ploeg uitlenen. Ik was ook de enige speler uit derde klasse die voor de nationale ploeg werd opgeroepen.”

Na enkele maanden al ging het naar Engeland, naar Coventry City, toen nog in de Premier League. Hij speelde er pas toen de ploeg naar de First Division was gezakt. “Ik heb heel diep gezeten in Engeland. Ze zullen van ver moeten komen om mij nog uit mijn lood te slaan. Het is ongelooflijk hard daar. Je bent er een nummer, terwijl in België iedereen toch nog redelijk vriendelijk is. Nu ben ik gelukkig, ik vind voetbal weer plezant. Waver was een goede beslissing, Gent ook, Coventry iets minder, en Lierse weer een heel goeie. Ik vond er met Ferrera de trainer terug met wie het allemaal begonnen was in Waver.”

Van Engeland naar Lierse was een stap terug om er daarna opnieuw een vooruit te kunnen zetten. “Ik kom stilaan op de top van mijn mogelijkheden. Als de kans zich voordoet, moet ik misschien weer een stap vooruit zetten. Het niveau van de FirstDivision kon ik aan, maar toen ik bij Lierse kwam, merkte ik dat ik fysiek nergens stond. Nu sta ik er weer wel, dus ik weet dat ik in Engeland mee kan draaien. Bij Anderlecht ook, denk ik. Maar verder heb ik daar nog niet over nagedacht ( lacht). Als rechtsachter ? Wie weet. Ik zou niet de eerste zijn die van de aanval naar de rechtsback gaat.”

Jan Hauspie

‘Ik was de kleinste van de hoop, maar wel de snelste.’

‘Ik ben blijven werken. Ik dacht : laat mij maar rustig doen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content