Op 17 oktober neemt Syrië deel aan het WK U17 in Chili. Maar dat zal zonder kapitein en spelmaker Mohammed Jaddou zijn. Net als miljoenen anderen vluchtte die weg uit zijn land, waar dood en vernieling een zware tol eisen.

Mohammed Jaddou zit aan de keukentafel van zijn nieuwe onderkomen, een proper uit hout opgetrokken huisje met veel lichtinval in het zuiden van Duitsland. Hij woont er met vijf andere Syriërs – onder wie zijn vader en zijn oom – die allemaal hun thuisland ontvlucht zijn. De reis nam twee maanden in beslag. Eerst trokken ze de grens over naar Turkije, daarna ging het per boot naar Italië. De oversteek over de Middellandse Zee kost volgens de Internationale Organisatie voor Migratie jaarlijks aan 2000 mensen het leven. ‘Hoe hard ik het ook probeer, ik zal dat nooit vergeten’, zegt Jaddou over de reis die hem bijna fataal werd. ‘Ik heb de dood in de ogen gezien.’

Maar de dood zag hij ook in ogen in zijn thuisland Syrië. Sinds 2011 wordt het land in het Midden-Oosten verscheurd door een burgeroorlog die al honderdduizenden levens eiste. De gewapende opstand van verschillende groeperingen in het land – de democratische oppositie, soennieten, islamieten, salafisten,… – wordt hardhandig de kop ingedrukt door president Bashar al-Assad. Door het geweld trokken al meer dan vier miljoen mensen weg uit het land. De meesten van hen konden terecht in vluchtelingenkampen in de buurlanden Turkije, Irak en Jordanië, sommigen waagden zich aan de lange en gevaarlijke reis naar Europa, daarbij geholpen door niet altijd even betrouwbare mensensmokkelaars. Meer dan eens loopt het mis, zoals enkele aangrijpende foto’s aan de wereld duidelijk maakten.

Ondertussen heeft de Syrische voetbalbond zijn onderkomen gezocht in een deel van de hoofdstad Damascus dat nog onder regeringscontrole valt. Maar de oorlog heeft zijn tol geëist. Bij de zware bombardementen van steden als Homs en Aleppo zijn tientallen voetballers omgekomen, tientallen anderen hebben zich bij de rebellen gevoegd die de wapens opnemen tegen de troepen van al-Assad. Een aantal spelers zit in de gevangenis omdat ze ervan beschuldigd worden met de rebellen te heulen. Enkele ex-internationals voetballen nu in het buitenland en walgen van het idee om ooit nog voor het team te spelen dat het regime vertegenwoordigt.

Dat was niet het geval van Mohammed Jaddou. ‘De Syrische nationale ploeg is de ploeg van mijn land, en het was een eer om ervoor te spelen.’ Een jaar geleden speelde Jaddou een hoofdrol in de kwalificatie van zijn team voor het WK U17, dat dit najaar plaatsvindt in Chili. Hij was onder meer beslissend in de wedstrijd tegen Iran, nota bene het land dat ervan beschuldigd wordt geld en wapens aan het Syrische regeringsleger te geven. De jonge spelmaker glimlacht als hij eraan terugdenkt, maar als het toernooi straks begint, zal hij er niet bij zijn.

‘Toen we ons kwalificeerden voor het WK, probeerde ik alle slechte dingen te vergeten die me in mijn land overkomen waren en die me geraakt hadden, maar ik was op een punt gekomen dat ik het niet meer kon verdragen.’

TUSSEN TWEE VUREN

Jaddou groeide op in de kuststad Latakia. Toen hij acht was, werd zijn talent gespot door de eersteklasser Hutteen. ‘School vond ik vanaf dan niet meer belangrijk, ik gooide me volledig op het voetbal’, haalt hij herinneringen op aan de weinige jaren dat hij voetbalde voor de burgeroorlog losbarstte. ‘Ik hield meer van voetbal dan van mijn ouders!’

Maar naarmate het land meer en meer in beslag genomen werd door de oorlog, werd het voor hem moeilijker om van de kust naar Damascus te reizen. De controle over het grondgebied ging geregeld heen en weer tussen regering, rebellen en IS-groeperingen. Verschillende keren kwam de bus die hem naar de training bracht, onder vuur te liggen. ‘Er vielen raketten rond de bus en ze openden het vuur op ons. De buschauffeur reed dan zo snel mogelijk weg uit de gevarenzone en wij moesten schuilen onder de zitjes omdat scherpschutters ons anders zouden kunnen viseren.’ Jaddous ploegmaat en beste vriend, de 15-jarige Tarek Ghrair, kwam om bij een raketaanval op de stad Homs, net voor het kwalificatietoernooi voor het WK U17. Jaddou heeft nog een foto van Ghrairs verminkte lichaam op zijn smartphone staan. ‘Ik heb twee dagen lang gehuild’, zegt hij. ‘Hij was meer dan een vriend, hij was mijn broer.’

Tijdens de oorlog werd de jonge voetballer argwanend bekeken door beide kampen. Hij zegt dat hij bedreigd werd door de rebellen, die iedereen die Syrië vertegenwoordigt ervan beschuldigen een aanhanger te zijn van het regime. ‘Maar ook de regering dreigde ermee mijn carrière te beëindigen als ik niet zou opdagen voor een oefenkamp. Ze zouden me ook als een deserteur bestempelen als ik het team zou verlaten.’

SLAPELOZE NACHTEN

De druk en de angst om te voetballen werden te groot voor de tiener. Eerder dit jaar probeerde hij al naar Duitsland te vliegen. Als kind droomde hij ervan om in dat land te gaan voetballen. Maar hij mocht het vliegtuig niet op en kreeg te horen dat het hele team dat het WK U17 in Chili zou spelen, vliegverbod had gekregen. Daarop verkocht Jaddous vader het ouderlijk huis. Met de 11.500 euro die dat opleverde, betaalde hij mensensmokkelaars om hen eerst over land naar Turkije te loodsen en vervolgens per boot over de Middellandse Zee naar Italië.

De boot was te zwaar geladen. Meer dan 130 mannen en vrouwen – jong en oud, gezond en ziek – stonden bijeengepakt op het schip. Zes uur nadat het de Turkse kust had verlaten, begon het te zinken. ‘We moesten alles overboord gooien – eten, kleren en bezittingen – om de boot drijvende te houden’, zegt Jaddou, die zich nog haarfijn herinnert hoe de mannen en de jongens wakker moesten blijven om met hun blote handen het water uit de boot te scheppen. ‘Zelfs geen seconde konden we het ons permitteren om te slapen. Vielen we in slaap, dan zouden we verdrinken.’ Tegen de tijd dat het Italiaanse leger het schip in de gaten kreeg voor de kust van Sicilië, had Jaddou vijf dagen en vijf slapeloze nachten op zee doorgebracht. ‘Dat was de zoveelste keer dat ik de dood in de ogen keek, maar het overleefde.’

Bij aankomst in Italië trok Jaddou samen met zijn vader en oom naar het noorden van het land, terwijl ze uit het zicht van de politie probeerden te blijven. In Milaan sliepen ze in het treinstation en betaalden ze met hun laatste geld een smokkelaar die hen naar een vluchtelingencentrum in München voerde. Daar kregen ze uiteindelijk een onderkomen toegewezen in de heuvels rond het kleine stadje Oberstaufen, dat dicht bij zowel de Oostenrijkse als de Zwitserse grens ligt.

ANGST

Vandaag traint Jaddou met Ravensburg, een team dat in de Duitse vijfde klasse voetbalt. De U19 van de club hebben het uitstekend gedaan de afgelopen jaren, veel spelers zijn naar de nabij gelegen eersteklasser Freiburg kunnen overstappen. ‘We besloten hem uit te nodigen zonder te weten wat we konden verwachten’, zegt Markus Wolfangel, coach van de U19, terwijl hij naar Jaddou kijkt op training. ‘We waren erg verrast door de prestaties van Mohammed.’

Voorlopig is de jonge speler dus goed terechtgekomen. Maar hij is bang dat hij gedeporteerd zal worden en moet binnen enkele maanden naar een hoorzitting die erover beslist of hij al dan niet in Duitsland kan blijven. Maar veel meer angst heeft hij voor zijn moeder en zijn twee broers die in Syrië zijn achtergebleven. ‘Ik wil er zo snel mogelijk werk van maken om hen weg te krijgen uit dat oord van vernieling, kidnapping en beledigingen. Ik zou hen graag naar Duitsland brengen waar het veilig is’, zegt hij. ‘Het kan goed zijn dat ik een van de komende dagen verneem dat ze dood zijn. Mijn broertjes zijn jong, ze kunnen gemakkelijk gekidnapt worden.’

Jaddous ambitie, zo zegt hij, is om voor een Europese topclub in de Bundesliga of ergens anders te spelen. Hij droomt ervan ooit tegen zijn held Cristiano Ronaldo te voetballen. Hoe onwerkelijk dat op dit moment ook mag lijken, het is voor hem nog minder waarschijnlijk om ooit naar huis terug te keren.

DOOR JAMES MONTAGUE – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Syrië wordt met de grond gelijkgemaakt. Het voetbal is er dood.’ MOHAMMED JADDOU

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content