Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Anders Nielsen ‘voetbalt’ de Ronde van België. Na Limburg, West- en Oost-Vlaanderen is hij nu in Antwerpen aangekomen.

Zijn favoriete periodevan het seizoen is dit niet, zucht Anders Nielsen (31) in Brecht, waar Antwerp een week lang de batterijen oplaadde. “Je bent zeven, acht dagen weg en als je drie kindjes hebt zoals ik, is dat toch vervelend. Bovendien moet ik een huis zoeken en daar heb ik nu geen tijd voor. Afzonderingen zeggen me niet veel. Het best slaap je nog in je eigen bed. Volgens mij zouden er maar weinig spelers om huilen als clubs hierop zouden bezuinigen.”

Met Antwerp is Nielsen aan zijn vierde Belgische club toe. Acht jaar geleden streek de Deen neer in Sint-Truiden, waarna Club Brugge en AA Gent zijn volgende clubs werden. Na ommetjes bij Omonia Nicosia (Cyprus) en Aarhus (Denemarken), waaraan Gent hem telkens uitleende, maakt hij nu kennis met weer nieuwe ploegmaats. Op een ludieke manier, want dat is dan weer wél het voordeel van zo’n stage. “’s Avonds doen we hier plezante dingen. Bingo. Een kwis. Karaoke. Het probleem is dat ik niet kan zingen. Ik heb een liedje van Billy Joël geprobeerd, samen met Kubik, maar de tekst kwam zo snel dat ik niet kon volgen. Het was meer lachen dan zingen.”

Antwerp is zijn zesde club in acht jaar. “Gelukkig pas ik me snel aan.” Waarom Antwerp? “Het was heel stil op de transfermarkt. Toen het leek alsof er niks zou komen, heb ik zelf met Henk Houwaart gebeld. Of hij het zag zitten met mij? Hij antwoordde eerlijk dat hij niet had gedacht dat ik nog naar België zou terugkeren. Hij dacht dat ik voor altijd in Denemarken zou blijven.” Maar dat lag nooit in zijn bedoeling. “Al mijn meubels stonden nog in ons huis in Gent. Had Aarhus langer met me willen doorgaan, was ik misschien wel gebleven, maar toen dat niet gebeurde, was België weer een optie. Houwaart heeft het dan aan de club voorgesteld.”

Veel spelers van zijn leeftijd verkeren momenteel in grote onzekerheid. Hij is blij dat hij nog een club vond. “Mijn manager waarschuwde me dat het wel eens moeilijk kon worden. Ik had mijn leeftijd tegen, word volgende winter 32. Ik had wel aanbiedingen om speler-trainer te worden op een lager niveau in Denemarken, maar daar voelde ik me nog te goed voor.”

Inleverenwas de boodschap. Nielsen: “Ik ben tevreden over mijn contract, maar denk dat het voetbal over zijn hoogtepunt heen is. Clubs nemen niet zo veel risico meer. Ik vrees dat het een paar jaar zal duren voor het weer beter gaat.” Idem in het buitenland. “Vijfhonderd spelers op overschot in Engeland, hoor ik. En in Denemarken waren er deze zomer in de hoogste drie afdelingen honderd spelers einde contract. Tien of vijftien vonden er een nieuwe club.”

Hij kan nog een jaar of twee mee, zegt hij. En dan, terug naar Denemarken? Nielsen: “Dat is nog niet zeker. Ik zal dan tien jaar in België zitten. De kindjes zijn de school hier gewoon, dat wordt dus een heel moeilijke keuze. De twee kleinsten zijn nog niet eens in Denemarken ingeschreven, zij hebben dus alleen de Belgische nationaliteit. Was ik getrouwd met een Belgische, zou de keuze makkelijk zijn, maar nu voelen we ons soms tussen de twee in zitten. Denemarken is veranderd, er is veel meer jaloezie dan ik in mijn vriendenkring hier gewoon ben.”

Toen hij in België aankwam, was Antwerp een subtopper. Nu niet meer. Anders Nielsen: “Ze hebben het de laatste jaren moeilijk gehad, maar ik geloof er sterk in dat we hoog kunnen eindigen. De concurrentie deed heel weinig. In Gent is Schepens zes maanden out, Verschuere is weg, ik ben weg. Als Jacky Peeters nog naar Standard vertrekt, zie ik Gent niet op de derde plaats eindigen. Eerlijk, ik heb een goed gevoel. Goots en Mussa zijn twee diepe spitsen, Yattara loopt op rechts en ik aan de linkerkant. Als Yattara er zijn hoofd bij houdt, zal ik veel scoren. Hij schakelt makkelijk een man uit en zijn voorzet is goed.”

Het enige vraagteken is zijn blessuregevoeligheid. Nielsen zucht: “Dat zal niet meer veranderen, vrees ik. Ik heb nu het voordeel dat ik mijn lichaam veel beter ken én een trainer heb die nog met me werkte ( in Nicosia, nvdr). Als de trainer achter mij staat, is er geen probleem. Maar moet ik van hem doen wat alle anderen doen, dan ben ik na drie weken trainen gegarandeerd één week out. Altijd weer zijn het kleine spierblessures, omdat mijn vezels niet zo sterk zijn als zou moeten. Mijn vetpercentage bedraagt vier procent, daarom verbrand ik bij veel trainen heel snel mijn spieren. Ik moet slim trainen, elke dag voelen of het goed gaat of niet. Opletten. Vroeger had ik vaak het gevoel dat trainers dan dachten dat ik geen zin had om te trainen, terwijl dat pertinent onwaar was.”

Hebben de blessures zijn carrière geremd? Nielsen: “Ik denk het wel. Vorige zomer kon ik alle trainingen meemaken, ik scoorde zeven keer in zeven wedstrijden. Daarna werd de belasting om diverse redenen groter, kwamen de blessures die ik verwachtte en werd ik teruggeslagen. Het is het verhaal van mijn carrière : goeie periodes, een blessure en telkens terugvechten.”

Hoe kijkt hij terug op de vijf jaardie hij voor AA Gent voetbalde ? Anders Nielsen: “Het is met spijt dat ik de club verlaat. Toen ik van Brugge kwam, vocht Gent tegen de degradatie en had het financieel moeilijk. Vijf jaar later kan ik terugblikken op mooie jaren in de subtop. Ik was graag gebleven, maar als het niet kan, moet je elders naartoe.”

Veel stabilteit was er niet in Gent. “Ik heb er veel trainers gehad, maar daar zit ik niet mee. Hoe meer, hoe beter, vind ik. Als je van iedere trainer wat opsteekt, word je als speler toch beter. Na drie trainingen voel je wel wat iemand wil en zoveel verschil tussen deze of gene trainer is er nu ook weer niet. Neem dat maar van me aan. In princiep is voetbal niet zo moeilijk. Neem Sollied en neem Houwaart. De ene zet een machine op het veld, de andere geeft zijn spelers meer vrijheid, maar zo ver ligt het allemaal niet uit mekaar. Zeker niet nu Houwaart wat veranderde, zwaardere trainingen geeft, meer wedstrijdgericht werkt.”

En Patrick Remy? Nielsen zucht: “Tja. Het ene moment moest hij me niet hebben, daarna was ik de enige die hij nog moest, vervolgens mocht ik weer weg…Ik heb geprobeerd hem uit te leggen dat ik nog een kans verdiende, maar het bleef neen. Remy is de eerste trainer die raar met mij deed.” Brengen buitenlandse trainers soms ook niet liever hun eigen spelers mee ? “Natuurlijk is dat zo. In Brugge gebeurde net hetzelfde, Erik Gerets koos Fadiga boven mij. Daar moet je leren mee leven.”

Antwerp is een counterploeg, zijn eerste club, Sint-Truiden, was dat ook. De cirkel is rond, er staan hem misschien nog mooie dagen te wachten. Hij glimlacht: ”Misschien. Alleen: ik ben niet meer zo snel als toen. Helaas.”

door Peter T’Kint

‘Het verhaal van mijn carrière : goeie periodes, blessures, terugvechten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content