Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Willy Reynders blikt terug op zijn eerste zes maanden als sportief directeur van RC Genk, maar ook op alles wat daaraan voorafging. ‘Het was hóóg tijd dat ik stopte als trainer.’

Precies een jaar geleden speelde RC Genk thuis 2-2 gelijk tegen Club Brugge in wat misschien wel zijn beste wedstrijd van het seizoen was. Van dat basiselftal blijft vandaag alleen Tom Soetaers over als titularis. Beter kan niet worden geïllustreerd hoeveel er het voorbije halfjaar is veranderd in het Fenixstadion. De verandering viel samen met de indiensttreding van Willy Reynders als sportief directeur. Reynders volgde Ariël Jacobs op, die na twee jaar terugkeerde naar het veldwerk.

Welke club trof u aan ?

Willy Reynders : “Ik voelde grote ontevredenheid in alle geledingen. Supporters, bestuur, trainers : niemand voelde zich goed. De voedingsbodem was een spelersgroep die niet goed was samengesteld. Er móést een nieuwe wind door de kleedkamer waaien, want met die groep kon je niet nog eens een jaar verder. De jongens voelden zich niet goed in hun vel en er waren kliekjes. Het probleem was dat er te veel namen waren waarmee rekening moest worden gehouden om tot een elftal te komen. Dat is ook gebeurd en het is bewezen dat dat niet werkt. Meestal zie je dat aan de resultaten buitenshuis. Als het verschil met de thuisresultaten te groot is, heeft dat vaak te maken met een mentaliteit. Voor Hugo Broos, die zijn laatste contractjaar inging, was het eveneens belangrijk om dat aan te pakken. Eens we eruit waren hoe we wilden gaan spelen, konden we beginnen elimineren.”

Hoe wilden jullie gaan spelen ?

“4-4-2. Dan weet je dat je met Kevin(Vandenbergh, nvdr) in de ploeg centraal op het middenveld werkende types nodig hebt en voorin een lopende spits die diepte zoekt. Daaruit volgt de rest automatisch. Bovenaan stonden mentaliteit, nieuwe leiders en recuperatie van de bal, één van de belangrijkste zaken in het huidige voetbal. Dikwijls grijp je terug naar jongens die je kent. Daarom heeft Wim De Decker voorrang gekregen boven Igor, een Braziliaan van 21 en drie jaar vaste waarde geweest bij Vasco da Gama. Zelfde verhaal voor Wouter Vrancken. Het zijn geen goedkope spelers geweest, maar ze gingen allebei hun laatste contractjaar in, dus we kwamen op het juiste moment. Timing is belangrijk. Je moet daar een stuk geluk in hebben ook. Het vertrek van Koen(Daerden, nvdr) was dan weer een serieuze streep door de rekening. Hij moest de nieuwe kapitein worden. Financieel compenseerde het wel het vertrek van Defour. Daardoor konden we De Decker en Vrancken halen.”

Moons, Engelaar, Stojanovic, Peeters, Claessens : ze moesten allemaal weg. Hoe verliep dat ‘elimineren’, zoals u het noemt ?

“De doelstellingen waren niet bereikt en er heerste onvrede. Voor iemand die nieuw is, zoals ik, heeft dat zijn voordelen : na zo’n jaar kan je makkelijker met de bezem door de groep. De vaststellingen die waren gemaakt, zijn trouwens niet alleen door mij gemaakt. Ik heb van u een artikeltje gelezen een maand later, wat een kroniek was van wat hier de laatste twee jaar was gebeurd. Dat heeft wrevel opgewekt in de club, maar ik heb gezegd : ‘Van niets wat daar staat, kan je zeggen dat het niet juist is.’ Het was allemaal correct, ik was al tot dezelfde vaststellingen gekomen. Dan moet je beslissingen nemen, en meestal niet de populairste. Anders waren ze voor mijn komst al genomen.”

Waarom is dat toen niet gebeurd, denkt u ?

“Vorig seizoen speelde Genk nog altijd Europees. Het had een prijs gepakt, maar lag er vervolgens snel uit en op het eind had het niks. Vaak wordt er dan pas gereageerd. Op dat moment ben ik hier aangekomen. Misschien had mijn voorganger wel dezelfde conclusies getrokken.”

Biglia en Goor

Hoe kijkt u nu terug op uw eerste zes maanden in Genk ?

“Tevreden. Alles wat ik wilde doen, heb ik kunnen doen. Het moeilijkste is nog het aantrekken van een centrale verdediger geweest. Ik vond dat we daar een persoonlijkheid nodig hadden. Niet iedereen was daarvan overtuigd. Genk heeft titels gewonnen zonder grootse verdedigers, maar met voorin mannen die het verschil maakten. Het idee dat het zo ook kan, leefde hier nog, maar voor mij lag de achillespees achterin. Caillet is het laatste stukje geweest in de puzzel. Een héél belangrijk stukje.”

Betekent uw tevredenheid ook dat de leidersplaats van Genk u niet verrast ?

“Het is mijn taak om de trainersstaf een groep te geven waarmee zij kunnen werken. Spelers waarvan je weet dat de trainer ze zal gebruiken en die passen bij de eigenheid van een club. Dat laatste is héél belangrijk. Als de chemie pakt met de supporters, krijg je die tien procent extra. Want als er iets is wat je niet mag onderschatten, zijn het de supporters. Intuïtief zijn dat kenners.”

Misschien, maar de vraag was of u verrast bent over de rangschikking.

“De punten zijn er. Meestal heeft dat met mentaliteit te maken. Ik heb mijn eindwerk over prestatiemotivatie gemaakt : ik denk dus dat ik er toch een beetje van afweet. Er is een groep die aan mekaar klit nu en door de resultaten is die groep nog hechter geworden. Anderzijds : als alles negatief is, kan ook dat een groep hechter maken omdat je mekaar dan nodig hebt. Ook dat is hier gebeurd : de verhalen in de pers hebben de groep sterker aan mekaar doen klitten. Daar komt bij dat als je de verhouding tussen onze kansen en het aantal doelpunten bekijkt, je gerust mag zeggen dat de ploeg een erg hoog rendement heeft gehaald.”

Wil dat zeggen dat het even gauw kan keren ook ?

“Dat denk ik niet. Met het voetbal dat wij brengen, denk ik dat er altijd íéts zal staan op het veld. Genk zal altijd 80 procent van zijn mogelijkheden halen. Anderlecht kan 95 procent halen, maar het zakt ook dikwijls weg naar 60 procent. Wij hebben een dipje gekend zonder dat dit aan de resultaten af te lezen was. Na zeven wedstrijden hadden we vijf keer gewonnen en twee keer gelijk gespeeld en stonden we gelijk met Anderlecht op kop. Van de volgende zeven wedstrijden wonnen we er opnieuw vijf en speelden er twee gelijk. In tegenstelling tot de indruk bij de buitenwereld dat het moeizamer ging, bleek dat niet uit de cijfers. We maakten méér doelpunten en kregen er zelfs eentje minder binnen. En we stonden vier punten vóór op Anderlecht.”

En toch mag niet worden gezegd dat Genk misschien wel kampioen kan worden.

“Omdat dat geen doelstelling is. Europees voetbal, dat wel, eventueel via de beker. De derde plaats is het doel.”

Mogen ambities onderweg niet worden verlegd ?

“De lat ligt al hoog genoeg. Je moet erover waken dat ambities haalbaar blijven.”

Zouden te hoge ambities een averechts effect kunnen hebben op de groep ?

“Dat ís zo. Ik heb het in het verleden meegemaakt in Lokeren, waar de lat dikwijls te hoog werd gelegd en een deel van de groep vond dat dit niet haalbaar was. Dat werkt negatief. In Brugge en Anderlecht is de Champions League het doel, maar dat kan Genk niet zeggen.”

Ondanks twee landstitels de laatste acht jaar ?

“Dat is al een tijd geleden. Met deze nieuwe groep moeten we weer rustig bouwen.”

Vindt u het jammer dat na Club Brugge nu ook Anderlecht Europees is uitgeschakeld ?

“Ja, in de eerste plaats omdat er behalve Zulte Waregem geen Belgische club meer overwintert. Maar ik had ze liever nog de woensdagwedstrijden erbij zien hebben, dat klopt.”

Waren de Genkse titelkansen dan groter geweest ?

“Neen, ik denk dat de waarde van de ploegen bekend is. De waarde van Anderlecht is een beetje overroepen, denk ik, en die van Genk onderschat. De sterkte van een ploeg hangt niet af van de optelsom van individuen. Tegen AEK Athene zag je dat er iets fout zit in die groep : ik moet het proces van Anderlecht niet maken, maar dát middenveld kan nooit werken. Met alleen Biglia en Goor kan je nooit negentig minuten dominant zijn. Wat de terugronde brengt, zal afhangen van wie zich op welke manier versterkt in de winterstop. Gebeurt dat niet, dan zal er weinig veranderen : dan zullen Anderlecht en Brugge punten blijven verliezen. Vooral uit. Dan is het aan ons om ons rendement zo hoog mogelijk te houden.”

U heeft zich tot nu toe heel erg op de achtergrond gehouden in Genk, terwijl u toch bekendstaat als iemand die graag praat. Ook voor dit interview hebben we lang moeten aandringen. Bent u veranderd ?

“Als trainer lag het anders. Dan moet je mensen overtuigen, zeker als je maar Willy Reynders bent. Vaak is er maar één manier om je te verdedigen of je te laten kennen : een interview. Als het goed gaat, moeten spelers, trainers, de mensen van het veldwerk op de voorgrond treden. Ik heb het ooit met Lokeren meegemaakt dat we na tien speeldagen op kop stonden met een schitterende groep, maar precies dan moet je oppassen dat er geen jaloezie de kop opsteekt. Ik zit niet in een functie nu dat je de belangstelling naar je toe moet trekken. Ik ben ook nooit mediageil geweest. Ik ben me altijd ten volle bewust geweest van de relativiteit der dingen : daarom sta ik liever in de schaduw.”

Tweede Luxemburg

Bent u afgeknapt op het trainersbestaan ?

“Ja. Het was hóóg tijd dat ik ermee stopte. Het is een te leeg wereldje, waarin je te zeer wordt geleefd door anderen. Gelukkig maar dat mijn frank na die tien, elf jaar op tijd is gevallen. Ik was het beu. Omdat je te veel afhangt van futiliteiten, soms ook door slechte keuzes die je maakt.”

Hééft u slechte keuzes gemaakt ?

“Toch wel. Na mijn eerste periode in Lokeren is er het jaartje te veel geweest. Ik had toen de kans om de stap naar Genk te maken. Dus als ik nu terugblik op die tien, elf jaar, denk ik : het had iets meer kunnen zijn, zeker omdat het goede moment er is geweest. Maar door de stap die ik nú heb kunnen zetten, is het waarschijnlijk best zo geweest. Er is ook te veel veranderd. Een jaar of zeven, acht geleden zaten we met trainers in België die allemaal offensief voetbal brachten. Je dúrfde bijna niet anders of je kwam in de krant.”

Dat is veranderd nu ?

“Absoluut. We hebben twee stappen achteruitgezet. Ons voetbal is in een negatieve spiraal verzeild geraakt. Het jaar nadat Griekenland Europees kampioen werd, is het begonnen. Iedereen is zijn paraplu beginnen open te trekken : als het daar op zo’n manier kan, waarom dan niet in België ? Nu is het toverwoord : organisatie. Het opportunisme is weer belangrijk geworden. Het is een gemiste kans geweest, vooral voor onze jeugdwerking. Ik denk dat ik ooit de eerste ben geweest die zei : oppassen of we worden een tweede Luxemburg. Ik denk dat we daar niet ver meer af zijn.”

In De Morgen zei u onlangs : “Er zijn in deze sport meer hoeren dan je op de Leuvensesteenweg kunt vinden.” U zit met nog een andere frustratie ?

“Het is een beetje plat gezegd, maar ik doel op de spelersbegeleiders die rond jonge spelers hangen van zodra ze een beetje tegen een bal kunnen trappen. Vaak niet eens makelaars, want die hebben nog een deontologie waaraan ze zich moeten houden. Iedereen in deze job wordt ermee geconfronteerd en raakt gefrustreerd. Het wordt tijd dat we daarover met de clubs tot afspraken komen. Ik hou niet van profitariaat, van mensen die in verhouding tot hun arbeid extreem veel geld verdienen.”

Heeft u zichzelf ooit moeten hoereren om overeind te blijven in het voetbal ?

(denkt na) Nee, ik denk het niet. Het is natuurlijk een enorm voordeel geweest dat ik elf jaar van een vorm van loopbaanonderbreking heb kunnen genieten in het onderwijs. Ik had een vangnet en moest dus niet meegaan in allerlei zaken. Wie alleen van zijn trainersjob afhangt, doet dat misschien rapper. Ik heb altijd volgens mijn eigen principes kunnen werken : daar ben ik fier op.”

Zegt de man die ook tevreden terugblikt op zijn samenwerking met Roger Lambrecht, voor wie een voetballer zoveel waard is als een autoband.

“Dat is niet waar. Dan heb je een verkeerd beeld van Roger Lambrecht. Hij is een heel aimabele en emotionele man, die erg begaan is met zijn spelers. Het Afrikaverhaal ken ik maar al te goed : ik weet wat Lokeren daar in plaatselijke clubs geïnvesteerd heeft.”

Maar als u het heeft over profitariaat …

(lange stilte) Ik denk dat Lokeren met zijn filosofie zijn tijd vooruit was. En voor alle duidelijkheid : ik praat alleen over Lambrecht, niet over andere mensen in de club. Commercieel had het Afrikaverhaal vijf jaar geleden al afgelopen moeten zijn. De evaluatie was gemaakt : het was verliesgevend. Het is alleen omdat Lambrecht is wie hij is, dat het nog verder heeft geduurd.”

Straks zegt u nog dat hij het uit menslievendheid doet.

(stilte) Ik ga daar niet op antwoorden. Er is een groot verschil tussen alleen Lambrecht of de structuur in Lokeren. Een héél groot verschil.”

Uit de sixties

U was pas aangesteld in Lokeren of u zat al op het vliegtuig naar Brazilië.

“Ik reis graag. Daarom ook heb ik die uitdaging in Lokeren toen aangenomen. Het is geestverruimend geweest en het kwam op het juiste ogenblik : ik was er klaar voor. Een jaar of vijf geleden zou dat niet zo zijn geweest. Dan was ik als trainer nog op zoveel andere dingen gefocust. Als trainer word je geleefd. Door iedereen. Je zit er ook veel te kort op, dag en nacht. Nu was ik er klaar voor om afstand te nemen, om wat er allemaal rond het voetbal hangt te relativeren, en tóch sterk genoeg te blijven als persoonlijkheid. Ik heb in Afrika tien, vijftien binnenlandse transfers moeten doen. Urenlang gepalaverd, rekening gehouden met geplogenheden van een land, stad, streek, stam zelfs. Als je dan hier met een moeilijke transfer zit, lach je wel eens in jezelf. In Afrika heb ik een knop omgedraaid.”

Uw oudste zus is verantwoordelijk voor de sensibiliseringscampagnes van Damiaanactie. Ook zij reist veel, naar landen als Congo, India, Brazilië en Bangladesh. Welk trekje van de familie Reynders blijkt daaruit ?

“Een stukje altruïsme in de opvoeding misschien ? We komen natuurlijk uit de sixties ook en alles wat daarbij hoorde. Maar goed, dat reizen : ik denk het te maken heeft met je horizon verruimen. Andere dingen doen. En voor de rest zal er een beetje toeval mee gemoeid zijn ook, zeker ? Ik heb altijd veel gelezen ook. Ik heb in Congo gewerkt, in Ivoorkust, Kameroen en Guinee. Ik heb daar allemaal boeken over gelezen.”

Al bij al was u in Afrika om een commercieel doel te dienen. Da’s heel wat anders dan de goede zaak van uw zus. Hebt u daar wel eens met haar over gepraat ?

“Veel. Ik heb haar ook in contact gebracht met voetballers. Voetballers hebben zogezegd geen normen en waarden, maar dat is niet waar. Ze hebben alleen niet altijd de kans of de tijd om het te tonen, precies omdat ze geleefd worden. Door mij heeft ze ontdekt dat er in dat milieu ook schitterende gasten zitten. Die zijn al met haar mee geweest naar Kinshasa.”

Heeft u nooit gewetenswroeging gehad ?

“Mmm, tuurlijk wel. Mijn vrouw is één keer een maand met mij mee geweest naar Afrika. Ik heb haar daar nadien nooit meer toe kunnen overhalen. Zij is iemand die iedereen zou willen helpen, maar dat gáát ginder niet. Enorm frustrerend. Als je die knop niet kunt omdraaien, is het niet leefbaar. Mijn job was louter sportief. Op het sportieve vlak hebben we schitterende successen geboekt. Alleen : het is een druppel op een hete plaat. Talent genoeg, maar het is een straatje zonder eind. Als je dan ziet welke kansen de jeugd hier krijgt …”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content