Het lijkt intussen doodnormaal, maar dat is het niet: een ‘kleine’ club als Zulte Waregem – budget: amper negen miljoen euro – tot diep in de play-offs laten meestrijden voor de titel. Hoe is Francky Dury daarin geslaagd? Aan de hand van zeven geboden bladert hij in zijn handleiding.

1 Benader elke speler anders

Francky Dury: “Terwijl ik vroeger mijn groep als één geheel benaderde en vond dat iedereen met dezelfde voet uit de bus moest stappen, besef ik nu dat elke speler een aparte benadering nodig heeft. Daarom maak ik met psycholoog Steven op ’t Roodt op basis van persoonlijke gesprekken een mentaal profiel van alle spelers op. Om in te schatten hoe iemand omgaat met een tegenslag, of er een leider in hem schuilt, of hij lange tenen heeft of toch kritiek kan verdragen, hoe hij op een wedstrijd focust…

“Zo kunnen we bepalen hoe we speler x of y moeten sturen: taakgericht of emotioneel. Op dat vlak moet je ook rekening houden met nationaliteiten en culturen: trotse en eergevoelige Afrikanen mag je nooit aanpakken voor de hele groep, Zuid-Amerikanen hechten veel belang aan hun familie en moet je veel vertrouwen schenken, Scandinaviërs leven gestructureerd en zijn zelfstandiger…

“Vanuit die wetenschap spreek ik als nooit tevoren met elke speler. Tijdens de week ga ik bijna bij iedereen eens langs: op de massagetafel, op weg naar het oefenveld, net na een training… Soms duurt dat twee minuten, soms een kwartier. Niet altijd smalltalk, maar ook om een speler op te monteren, hem uit te leggen waarom hij op de bank zit, hem te wijzen op een fout van in de laatste match… Daarom is het ook handig dat Steven op ’t Roodt tijdens iedere wedstrijd een speler met een camera volgt. Niet om zijn looplijnen, maar om zijn gedrag in beeld te brengen. Hoe reageert een spits bijvoorbeeld op een gemiste kans? Soms confronterend, ja, maar een moeilijke conversatie mag je niet uit de weg gaan, zolang je maar eerlijk en duidelijk bent.

“Met die gesprekken probeer ik een hechte, persoonlijke band op te bouwen. Cruciaal om iemand mentaal te kunnen prikkelen. Vandaar dat ik mijn jonge spelers geregeld ook een knuffel geef, omdat ik wil tonen dat ik van hen hou. Zoals Idrissa Sylla op training enkele weken geleden, nadat hij na veel mislukte pogingen een wondermooie goal maakte. Ik pakte hem stevig vast en zei: ‘Je vous aime.’ Zoiets heeft meer effect dan tien trainingen.

“Een voetballer moet van zijn coach betrokkenheid voelen. Dan helpt het dat je op de hoogte bent van zijn familiale situatie – via hemzelf of via mijn staf. Dit seizoen hoorde ik bijvoorbeeld dat het kindje van een speler ziek was. Ik riep hem bij mij: ‘Ga naar huis en zorg voor je zoontje tot hij genezen is.’ Die jongen geloofde zijn oren niet, maar twee dagen later stond hij weer met volle motivatie op het veld. ‘Thank you, coach.’ Weet je dat niet en vlieg je uit omdat die speler tijdens een training drie keer naar de cornervlag in plaats van op doel sjotte, dan kan er iets breken.

“Ook tijdens de wedstrijd wil ik mijn spelers laten zien dat ik er voor hen ben, dat ik meega in de strijd. Op de bank lukt dat niet en dus sta ik bijna negentig minuten recht. Ook als het, zoals in de Europa League tegen Wigan, pijpenstelen regent. Meer dan ooit toon ik ook mijn emoties als we scoren of winnen. Vroeger gaf ik geen kik, nu ben ik niet beschaamd om in de armen van Sammy Bossut te vliegen, zoals na onze zege thuis tegen Club Brugge.”

2 Blijf rustig en positief

Mbaye Leye zei vorig jaar dat mijn ‘zenattitude’ het grootste verschil is met vroeger en dat klopt. Het laat me toe om meer op afstand en dus beter te analyseren. Als coach geluk en rust uitstralen is heel belangrijk. Nooit mag je voor een match je stress en spanning overzetten op je spelers, want dan worden zij ook zenuwachtig. Daarom blijf ik, zelfs voor een bekerfinale, zo ontspannen mogelijk en laat ik mijn groep met rust. Welk nut heeft het om net voor de aftrap iemand te lastig te vallen met allerhande opdrachten of lastminute peptalks? Dat laat ik over aan mijn kapitein, want mijn motiverende boodschap geef ik al drie uur voor de match, na de tactische bespreking. Vaak via filmpjes met bijvoorbeeld fragmenten uit de film The Gladiator, gemixt met opzwepende muziek en best-of-beelden van voorbije wedstrijden. Of voor de bekerfinale met een video waarin meerdere familieleden of vrienden van een speler hem succes wensten (Thorgan Hazard zelfs door zijn broer Eden en Chelseaspelers Samuel Eto’o en Demba Ba, nvdr). Dit seizoen hanteer ik ook veel powerpoints, met één kernboodschap, gekoppeld aan motivatiespreuken. Oneliners die ik bespreek met Steven op ’t Roodt of quotes die ik haal uit sportliteratuur en van gerenommeerde sportcoaches als Vince Lombardi (American football, nvdr) en Mike Krzyzewski (basketbal, nvdr).

“Tijdens een match enerveer ik me nog wel eens – zoals op Standard – en probeer ik mijn spelers op te jutten, maar tijdens de rust vlieg ik bij een achterstand niet meer uit. Ik probeer eerder oplossingen aan te reiken, ook door apart met speler x of y te spreken. Ook daarna blijf ik, zelfs na een nederlaag, kalm en benadruk ik vooral het pósitieve. Na het tegenvallende gelijkspel thuis tegen Racing Genk (2-2) heb ik mijn spelers zelfs eerst gefeliciteerd voor de manier waarop ze twee keer na een achterstand hadden teruggeknokt. De volgende dag heb ik wel onze fouten aangehaald, maar kort. Een negatieve benadering van iets wat je toch niet meer onder controle hebt, belemmert immers het mentale verwerkingsproces. Energie die je beter gebruikt om op de volgende match te focussen. Vandaar dat ik tussendoor altijd een fun and good feeling-training inlas of meer dan vroeger een vrije dag geef – na de verloren bekerfinale zelfs drie. Ideaal om het hoofd leeg te maken, zeker in een seizoen waarin je, zoals wij, om de drie, vier dagen een wedstrijd speelt.”

3 Ga voor haalbare kortetermijndoelen

“Mensen vragen me soms: ‘Wat doe je als het eens heel slecht gaat?’ Dan antwoord ik steevast: ‘Dat heb ik nog nooit meegemaakt.’ Als je continu alles opvolgt, kun je de controle immers niet kwijtraken en in een crisis belanden. Vandaar dat ik na iedere match een rapport opstel waarbij ik al mijn spelers een cijfer geef – van matig tot heel goed – en het totaal omzet in een team performance. Met 75 procent als de norm, want dan kunnen we in België iedereen kloppen.

“Spelers prikkelen is doelstellingen formuleren. Haalbaar en geloofwaardig, maar hoog genoeg én het best op kórte termijn. Daarom deel ik een seizoen altijd op in schijfjes van drie matchen: 5 of 7 punten op 9, afhankelijk van de tegenstanders. Zijn die voorbij, dan draaien we die bladzijde om en concentreren we ons op het volgende hoofdstuk, een nieuw motivatiepunt. Zo hou je de focus constant hoog – geen toeval dat we dit seizoen nog geen tweemaal op rij verloren hebben – en blijf je niet te lang stilstaan bij een nederlaag of ook bij een zege. Een loodgieter die het sanitair van een huis heeft gelegd, kan daar ook niet op teren, die denkt ook direct aan zijn volgende werf.”

4 Creëer een winnaarsattitude

“Dat een voetballer een rode schoen of een tatoeage heeft, dat interesseert me niet. Maar hij moet wél een winnaarsattitude hebben en dat ook uitstralen. Dat was ook hét doel van dit seizoen: de durf en de lef van onze vorige campagne doortrekken. Niet meer bang zijn om op Anderlecht te voetballen. Elke match met het mes tussen de tanden aanvatten. Occasionele winnaars zijn immers geen winnaars, winnen moet een gewoonte zijn.

“Faalangst is daarin een grote hinderpaal. Daarom moeten mijn spelers durven genieten, durven initiatief te nemen en durven verliezen. Ze moeten zich ook zeker niet minderwaardig voelen tegen opzichte van collega’s van Anderlecht of Club. Ik heb het hen al een paar keer verteld: het enige verschil tussen ons en die ’topclubs’ is de kleur van ons shirt en ons budget, want tussen de lijnen hebben wij niet minder kwaliteit.

“Zo’n attitude creëren is niet simpel. We lieten ons dit seizoen nog iets te veel aftroeven in de duels, maakten te weinig professionele overtredingen. Die durf, die lef, dat stoute zag ik soms te weinig. ‘Ik geloof meer in jullie dan jullie in jezelf’, heb ik al gezegd tegen mijn jongens. Ook de boodschap die ik meegaf voor de match tegen Genk, toen we de leider konden worden: ‘Wees niet bang om voor de eerste stek te gaan.’ Toch liep het niet, en dat was ook de reden waarom ik na de rust met een 3-3-4 ging spelen, zoals ik vaker doe bij een achterstand. Zélf die eerste stap zetten, een nederlaag riskeren om te kunnen winnen. Daarom was ik ook zo blij met de felle reactie van Sylla na de 2-2, toen hij het publiek opzweepte. Al maanden probeer ik van hem meer een winnaar te maken. Eindelijk zag ik dat ook in een wedstrijd.”

5 Benadruk het belang van het team

“De vedette van Zulte Waregem is het team. Niet Thorgan Hazard, niet Mbaye Leye en zeker niet ikzelf, want ik heb nog nooit een assist gegeven of een goal gemaakt. Vandaar dat ik na een match nog eens kort het publiek groet en meteen naar de kleedkamers trek, ook na een zege. Alle aandacht moet dan naar mijn groep gaan.

“Ook naast het veld moeten we één grote familie vormen: spelers, staf, medewerkers… Niet via kunstmatige teambuildings, maar door daar élke dag aan te werken. Ook dat is een kwestie van attitude: iedereen een hand geven bij het binnenkomen, bij het middagmaal – een gezamenlijk moment – niet tokkelen op gsm’s of iPads. Elkaar waarderen vind ik ook enorm belangrijk. Na elk ontbijt bedank ik bijvoorbeeld onze keukenmadammen. Ik heb voor hen evenveel respect als voor onze voorzitter, en dat voelen ze.

“Meer dan ooit besef ik dat loyale, hardwerkende en capabele mensen in de omkadering de sleutel tot het succes van een club zijn. Het is geen toeval dat mijn sportieve staf al jaren uit nagenoeg dezelfde personen bestaat (assistent Eddy Van den Berge, keeperstrainer Gianny De Vos, physical coach Bram De Winne en psycholoog Steven op’t Roodt, nvdr). Geen tafelspringers maar topkwaliteit, waardoor ik ook meer dan vroeger – toen ik alles in eigen handen wilde nemen – delegeer en hen verantwoordelijkheid geef, want zo groeien ook zij in hun functie.”

6 Perfectioneer de werkomstandigheden én jezelf

“Even belangrijk als de mensen is het kader waarin je werkt. Dat moet top zijn, zo niet kun je nooit van je spelers topprestaties eisen. Jean-Pierre Meersseman, de man achter het fameuze Milanlab, zei me ooit: ‘Een coach die zegt dat zijn spelers amateurs zijn, zegt dat hij ze amateuristisch heeft opgeleid.’ Dat klopt als een bus. Wij hebben wel niet de middelen van Milan – zelfs tijdens een uitlooptraining lopen daar tien stafleden op het veld – maar ik streef toch naar dat ideaalbeeld door naast mijn sportieve staf nauw samen te werken met een osteopaat, podoloog, psycholoog, tandarts, voedingsspecialiste, twee dokters, drie kinesisten… Door ook een ruimte met dertig luxebedden te creëren waar mijn spelers tussen twee trainingen verplicht moeten slapen. Of door een nieuw, helemaal afgesloten oefenterrein zodat we, als we dat wensen, in alle rust kunnen trainen.

“Qua accommodatie – hét probleem van het Belgisch voetbal – botsen we nu wel op een plafond, daarvoor is het wachten op het nieuwe oefencomplex (dat eind volgend seizoen klaar moet zijn, nvdr) en zeker op het nieuwe Regenboogstadion. Dan pas zullen we ons budget een pak kunnen opkrikken en de omkadering nog meer kunnen professionaliseren. Intussen proberen we op andere vlakken, met bijvoorbeeld een nieuw en grondiger scoutingsysteem, te blijven innoveren.

“Ook ik heb altijd geprobeerd om mezelf bij te schaven. Al tijdens de Pro Licencestages in Heerenveen en bij Sporting in Lissabon hield ik mijn ogen en oren wijd open. Later bracht ik op eigen houtje een bezoek aan AC Milan, AZ, Lille, FC Basel en PSV en sprak er met toptrainers als Carlo Ancelotti, Louis van Gaal, Claude Puel… Trainers met een passie die ik in mezelf herken. Een training die niet perfect is voorbereid, een compilatie die niet áf is, ik zou me er slecht bij voelen. Een soort van plichtsbesef, ja.

“Ik bekijk ook zo veel mogelijk nationale en internationale wedstrijden – van het Juventus van Marcello Lippi heb ik destijds eens alle matchen opgenomen. Ik lees boeken en tijdschriften over management, leiderschap en coaching en ik luister graag naar politieke debatten of naar gedreven mensen die boeiend over hun job praten. Altijd is er wel iets waar je als voetbalcoach iets van kunt opsteken.”

7 Maak van voetbal een denksport

“Van André Van Maldeghem heb ik indertijd, als trainer van de B-kern van Harelbeke, geleerd om voetbal niet te moeilijk te maken en een eenvoudig systeem te hanteren. Met duidelijke afspraken en automatismen die je er elke training in moet slijpen, zodat je spelers op den duur geblinddoekt kunnen spelen.

“Eigenlijk is voetbal een denksport: zo veel mogelijk spelers moeten op hetzelfde moment hetzelfde denken, zodat ze een fractie sneller kunnen handelen dan de tegenstander. Daarom geef ik in korte maar intense trainingen van een goed uur veel oefeningen die het waarnemings- en reactievermogen prikkelen: je hebt de bal niet, je hebt hem wel, niet, wel, niet, wel… Heel blij ben ik dan ook dat we dit seizoen veel matchen beslist hebben in het laatste kwartier, want dat heeft – naast de fysiek – met concentratie en focus te maken.

“Ik probeer vooral de kwaliteiten en de gebreken van elke speler afzonderlijk juist in te schatten en vandaaruit een hecht collectief en goeie organisatie te smeden. Door de sterke punten van de tegenstander te neutraliseren – vooraf leggen we twee, maximaal drie accenten – en door vroeg druk te zetten, twintig meter hoger dan enkele jaren geleden. Om zo snel om te schakelen, maar evenzeer om zo verzorgd voetbal te spelen. Even intensief op hoe we staan bij balverlies trainen we immers ook op automatismen en aanvallende patronen in balbezít: passing op de juiste voet en met de juiste snelheid, timing, loskomen uit de dekking…

“Geen toeval dus dat we in de reguliere competitie van de zes play-off 1-ploegen gemiddeld het hoogste percentage balbezit en het hoogste aantal doelpogingen haalden. Aantrekkelijk, functioneel voetbal dat leidt naar resultaten: dat is het doel. Daar zijn we – niet altijd, maar toch dikwijls – ook in geslaagd. En daar mogen we als zogenaamd ‘kleine’ club heel trots op zijn.”

DOOR JONAS CRETEUR – BEELD: BELGAIMAGE

“Toen Idrissa Sylla op training na veel mislukte pogingen een wondermooie goal maakte, pakte ik hem in mijn armen. Ik zei: ‘Je vous aime.’ Dat heeft meer effect dan tien trainingen.”

“Voetbal is een denksport: zo veel mogelijk spelers moeten op hetzelfde moment hetzelfde denken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content