Het eten is er lekker, de winkelstraten doen hem denken aan de Meir in Antwerpen, en zelfs de zon schijnt er. Nu nog blessurevrij geraken en Tomasz Radzinski is de gelukkigste voetballer in Engeland.

Het trainingscentrum van Everton heet Bellefield. Tien minuutjes met de auto van Goodison Park, maar voor niet-ingewijden moeilijk te vinden. “In het begin kwam ik met de taxi naar de trainingen”, zegt Tomasz Radzinski. “Telkens weer moest de chauffeur onderweg de weg vragen.” Zelf reden we ook een uurtje in het rond zonder het te vinden. Tot we plots achter een half open poort een perfect onderhouden grasveld ontwaarden en dachten dat we er waren. De terreinbewaker ontnam ons die illusie meteen : ” Sorry, this is the training ground of Liverpool“.

Bellefield ligt enkele honderden meter verder. De velden liggen verscholen achter de huizen. Wie het complex betreedt, moet zich eerst duidelijk identificeren. De supporters moeten buiten wachten op hun idolen en de journalisten blijven in de perszaal tot na de training. Tenzij je van de manager de toestemming hebt om ze bij te wonen. “De velden liggen er echt onberispelijk bij”, zegt Radzinski. “Er zijn er vijf en voor elke trainingssessie kiezen we een ander, zodat het gras niet te veel te lijden heeft. De trainingen verschillen niet zo sterk van wat ik in België meemaakte, maar ze duren wel veel langer. We trainen elke dag twee keer twee uur en een kwartier. Lopen hebben we tot nu toe niet veel gedaan, wel veel partijtjes gespeeld.”

Ook op tactisch vlak wordt er hard gewerkt, zegt Radzinski. Dat komt, legt hij uit, omdat Everton zelden als favoriet aan een wedstrijd begint. Trainer Walter Smith, die begint aan zijn derde seizoen in Everton, opteert er daarom voor om het systeem aan te passen aan de tegenstander. “We spelen in een 4-4-2 of een 3-5-2, maar de invulling ervan verschilt nogal van de manier waarop het bij Anderlkecht gebeurde. Vooraan zou ik een duo moeten vormen met één van de twee grote jongens, Duncan Ferguson of Kevin Campbell. Zij vragen de bal in de voet, terwijl ik diep probeer te gaan. Maar de automatismen moeten nog groeien. Ik heb hier nog geen tweelingbroer gevonden zoals Jan Koller er een was.”

In Everton heeft Tomasz Radzinski opnieuw de rust en sereniteit gevonden, die hij in zijn laatste maanden in Brussel had gemist. Dat hoofdstuk, het hoofdstuk-Anderlecht, is afgesloten nu, bezweert hij.

“Wat er gebeurd zou zijn als de transfer toch niet was doorgegaan ?”, herhaalt hij de vraag. “Eerlijk, ik weet het niet. Het klopt dat ik er slecht gehumeurd bij liep op de eerste trainingen met Anderlecht, maar dat was toch normaal ? Op dat moment had ik al lang bij Everton kunnen zitten, als Anderlecht niet voortdurend stokken in de wielen had gestoken. Daar was ik op den duur razend kwaad om. Nu is het voorbij, maar als ik eraan terugdenk kan ik me nog altijd opwinden over hoe ze mij behandeld hebben. Beide clubs hadden al een akkoord bereikt, maar Anderlecht verplichtte me om af te zien van een percentage op de transfersom. Dat Sporting, na al het geld dat het verdiende in de Champions League, ook nog mijn deel van de koek wilde, gaat er bij mij niet in. Na al wat ik voor hen heb gedaan, had ik op meer waardering gerekend.”

Maanden voordien al had Radzinski voor zich uitgemaakt dat hij niet in België zou blijven. “In maart nam ik de beslissing om weg te gaan. Het vertrek van Didier Dheedene, Bart Goor en Patrick Van Diemen stond vast, en ik was zeker dat ook Jan andere oorden zou opzoeken, en wie weet ook Alin Stoica. Mijn ervaring bij Ekeren leerde me dat het drie tot vier maanden duurt voor een nieuw team er min of meer staat. Bovendien vond ik dat ik het na zeven jaar wel allemaal had gezien in België. Ik won de beker met Germinal, werd twee keer landskampioen met Anderlecht, beleefde een fantastische campagne in de Champions League en werd topschutter. Ik ben Germinal en Sporting heel erkentelijk voor wat ze me hebben bijgebracht, maar op een bepaald ogenblik, vind ik, moet je andere doelstellingen durven na te streven. Als sportman moet je altijd ambitie hebben, de lat hoger willen leggen. Het ogenblik daarvoor was aangebroken.”

Spanje was zijn droom, het werd Engeland. “Er zijn contacten geweest met Spaanse ploegen, maar die clubs schrokken van wat Anderlecht voor me vroeg. Ze waren bereid 220 of 240 miljoen frank op tafel te leggen, maar geen 400 miljoen.” Everton haalde hem binnen voor 300 miljoen frank (7,4 miljoen euro). “Een courant bedrag in Engeland, maar wel de tweede grootste transfersom die Anderlecht ooit heeft gebeurd voor een speler. Het heeft dus een goede zaak aan mij gedaan. Als ik nog een jaar gewacht had, zou mijn marktwaarde zeker niet meer zo hoog hebben gelegen.” Ook voor hemzelf is de overgang bijzonder lonened. “Ik verdien hier flink wat meer dan bij Anderlecht. Een transfer maak je niet alleen om de lat sportief hoger te leggen, maar ook om financieel vooruitgang te boeken.”

Gaat hij er bij zijn Engelse club sportief wel op vooruit ? Everton speelt niet in de Champions League, noch in de Uefacup, en het moest vorig seizoen tot op de laatste speeldag strijden om het behoud in de Premier League. “Jamaar,” repliceert Radzinski, “je speelt hier wel elke week een Europese wedstrijd. Manchester United, Arsenal, Chelsea, Liverpool, Leeds en Newcastle, dat is gewoon Europese top. En de andere wedstrijden speel je ook in een vol stadion. Dat Everton zo lang moest vechten tegen de degradatie, heeft zijn redenen. Het had met zoveel blessures af te rekenen, dat alle spelers samen liefst twintig operaties ondergingen. Paul Gascoigne alleen al moest vijf keer onder het mes. Dit seizoen wil de club in de drukke periode rond Kerstmis, waarin het kampioenschap vaak in de definitieve plooi wordt gelegd, rond de tiende plaats geklasseerd staan. Het bestuur hoopt dat we ons nadien eventueel kunnen mengen in de strijd voor een Europees ticket. De kalender heeft voor een heel zware start gezorgd. In de eerste zes wedstrijden ontvangen we Tottenham en Liverpool en moeten we op verplaatsing naar Leeds en Manchester United. Maar goed, gemakkelijke wedstrijden bestaan er hier niet.”

Over wat de club van hem verwacht is er geen twijfel. “Ik moet doelpunten maken. We zijn met vijf aanvallers in de kern. Naast mezelf zijn ook de Amerikaan Joe Max Moore en Jeffers kleine, vinnige en wendbare aanvallers, terwijl Kevin Campbell en Duncan Ferguson het vooral moeten hebben van hun lengte en kopbalsterkte. In Engeland is het meer nog dan elders zo dat je nooit zeker bent van een basisplaats, maar ik ben vastbesloten er volop voor te gaan.”

Tenminste, als blessures geen roet in het eten gooien. “Vorig jaar was ik nooit geblesseerd, maar hier heb ik toch wat last van kwaaltjes. Ik speelde niet tegen Preston, een half uurtje tegen Burnley en enkel de eerste helft tegen Tranmere. Ik wil de tijd nemen om me echt goed aan te passen. Ik weet dat ik hier opnieuw van nul moet beginnen. Toen ik van Polen via Duitsland naar Canada verhuisde was ik een echte nomade, maar zeven jaar in België maakten me gewoon aan een sedentair leventje met behoorlijk wat routine. Ik ben nu ook wat ouder, zodat zomaar rondzwerven moeilijker wordt.”

Het meest mist hij de vele vrienden in België. “Met hen kon ik het goed vinden omdat ze me appreciëren voor wie ik ben, niet omdat ik een voetballer ben. Uiteraard ben ik hier nog niet lang genoeg om al even hartelijke relaties opgebouwd te hebben, maar ik ben ervan overtuigd dat dat wel komt.”

Een meevaller alleszins is het leven in Liverpool. “Het gaat, echt waar, beter dan ik had verwacht”, zegt Radzinksi. “Het enige probleem is dat ik nog geen huis of appartement heb gevonden. Permanent op hotel zitten, vind ik niet leuk, ook al verblijft Gascoigne in hetzelfde hotel. Een echte ster is hij. Het volstaat dat hij zijn hoofd laat zien in het stadion om een ware volkstoeloop op gang te brengen. Hij is nog steeds geblesseerd, maar ik heb wel kennis kunnen maken met hem. Het klopt dat hij een beetje een rare is, maar onsympathiek is hij zeker niet. Ik heb hem al beloofd dat we binnenkort eens samen zullen gaan vissen.”

Ook de flamboyante Portugese international Abel Xavier behoort tot Radzinski’s nieuwe ploegmaats. “Naast het veld zijn de contacten met de spelers vriendelijk. Ik ben al met enkele maats op restaurant en naar de cinema geweest, maar tijdens de voorbereiding ligt het allemaal toch wat moeilijk. We hebben weinig vrije tijd en er is nog een hele hoop administratief werk te regelen. Toen ik enkele dagen geleden even naar België terugkeerde, stelde ik op de terugvlucht vast dat ik mijn Canadees paspoort niet bij me had. Ik had het in mijn handbagage gestopt, maar omdat die te zwaar was, mocht ze niet mee op het vliegtuig. Gelukkig had ik nog mijn Pools paspoort op zak. Kijk, dat is dan weer het voordeel van een wereldburger te zijn zoals ik. Binnen enkele weken krijg ik trouwens ook een Belgisch paspoort.”

Kortom, het is een tevreden voetballer die we ontmoetten daar in Liverpool. Overigens, wil Radzinki nog kwijt, is die stad lang niet zo grijs als wel een wordt verteld. Hij zingt de lof van de compleet vernieuwde wijk rond de docks. Je vindt er behalve het Beatlesmuseum en de Yellow Submarine – een gele toeristenbus die zowel op de wegen als in het water kan rijden – ook de beste restaurants. “Men had me gewaarschuwd dat het eten in Engeland afschuwelijk was, maar sinds ik hier ben heb ik nog niet één keer slecht gegeten. Ik hou ook erg van de voetgangerszone in het stadscentrum. Met alle winkels errond doet het me een beetje denken aan de Meir in Antwerpen. Een heel aangename verrassing is ook dat het tot nu toe altijd mooi weer is geweest. Een minpunt is dan weer het verschrikkelijke accent dat ze hier hebben. Als ik Duncan Ferguson bezig hoor, doet me dat onvermijdelijk terugdenken aan de eerste keer dat ik Yves Vanderhaeghe plat West-Vlaams hoorde praten.”

door Daniel Devos

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content